Inspectie voor de Gezondheidszorg
Medicatieveiligheid en elektronische gegevensuitwisseling
Toespraak | 29-09-2010 | |
Toespraak van Inspecteur-generaal Gerrit van der Wal over
medicatieveiligheid en elektronische gegevensuitwisseling. Gehouden op
het congres Medicatieveiligheid en ICT, op 27 september 2010 in
Nieuwegein.
Dames en heren, goede morgen,
Medicatieveiligheid is een belangrijke zaak. Daarover is iedereen het
in de zorg wel eens. Toch valt er op dit punt nog veel te verbeteren.
Zo hebben we per jaar in Nederland bijna 20.000 acute ziekenhuisopnames
die te maken hebben met geneesmiddelen. Het is al enkele jaren bekend.
Toch schrik ik elke keer weer van dit aantal. Dat moet echt omlaag. En
dat kan ook.
Investeren in het vergroten van de medicatieveiligheid leidt tot
vermindering van gezondheidsschade en menselijk leed. Bovendien draagt
het bij aan het verlagen van de kosten in de gezondheidszorg. Hoeveel
redenen hebben we nodig om de medicatieveiligheid te verbeteren?
Het thema van vandaag is medicatieveiligheid en ICT. Nou ben ik geen
digibeet, maar een ICT-deskundige zou ik mijzelf ook niet willen
noemen. Mede als inleiding op deze dag wil ik daarom enkele meer
algemene opmerkingen maken om het onderwerp van vandaag wat in te
kaderen. Wat gaat er goed, wat kan beter, hoe hebben we in ons land het
veilig gebruik van geneesmiddelen geregeld (in de zogenaamde
geneesmiddelenketen) en - natuurlijk ook- wat is de rol van de
inspectie. Ik zal afsluiten met een pleidooi voor elektronische
uitwisseling van gegevens.
Voor je het weet praten we een hele dag over EPD en LSP, over
structuren en systemen, over wetten en regels. Maar waar het natuurlijk
in wezen over gaat, is de patiënt. Daarom wil ik u een verhaal
vertellen. Het is een actueel en recent voorbeeld uit de praktijk over
medicatieONveiligheid.
Mevrouw De Vries is 75 jaar; zij lijdt onder meer aan diabetes en
hypertensie. Wegens hartklachten krijgt ze in ziekenhuis A drie
bypasses. De thoraxchirurg legt medicatie vast in de ontslagbrief. Die
wijkt echter af van eerdere medicatie die ze al gebruikte. Ziekenhuis B
doet de nabehandeling. Dit ziekenhuis stuurt alvast een fax naar de
huisarts bij wijze van overdracht van medicatiegegevens.
De medicatie in de ontslagbrief van ziekenhuis B is echter weer anders
dan bij ziekenhuis A. Vervolgens gaat mevrouw De Vries naar een
verzorgingshuis om verder te herstellen onder regie van de huisarts.
Deze huisarts verlengt de medicatie.
Na haar verblijf in het verzorgingshuis gaat mevrouw naar huis. Daar
wordt ze begeleid door thuiszorg. De apotheker draait het
medicatieoverzicht uit voor de thuiszorg. Hierop staat actueel gebruik
van twee lisdiuretica, gebruik van twee bètablokkers en een
onduidelijke aanwijzing voor gebruik van lanoxin (een kwart of een
achtste milligram). Er gaat geen begeleidend signaal van de apotheker
richting huisarts of patiënt.
Mevrouw ontwikkelt een zeer lage tensie en zwakke pols en wordt door de
huisarts naar ziekenhuis B gestuurd. Daar overlijdt zij. Een drama! We
hebben bij de inspectie deze casus nog in behandeling, maar toch kunnen
we hieruit al verschillende lessen trekken: De overdrachten tussen alle
betrokken spelers in het veld waren niet goed geregeld. Ontslagbrieven
waren onjuist gedateerd, faxberichten werden niet op waarde geschat,
therapiebeleid werd niet aangepast.
Hoe had ICT de zorgverleners hierin kunnen, nee moeten ondersteunen? De
specialisten in ziekenhuis A en B hadden het Elektronisch Voorschrijf
Systeem moeten hanteren. Je ziet dan direct op je scherm de
medicatiehistorie en kunt dan zo nodig zaken wijzigen met kennis van de
voorgeschiedenis van de patiënt. Bovendien moet binnen 24 uur het
medicatieoverzicht digitaal naar de volgende schakel in de keten. In
het geval van mevrouw De Vries waren er maar liefst vijf schakels! En
los van ICT, voor een optimale farmacotherapie voor mevrouw De Vries
had bij het voorschrijven en ter handstellen van de geneesmiddelen
natuurlijk overleg moeten plaatsvinden tussen de verschillende
zorgverleners!
Nogmaals, een vreselijk verhaal. Voor velen van u zitten er
ongetwijfeld herkenbare elementen in. Van deze voorbeelden zijn er veel
meer. Reden te meer om werk te maken van elektronische uitwisseling van
gegevens.
Laat ik nu eerst kort de geneesmiddelenketen schetsen; immers
electronische geneesmiddelenbewaking is onderdeel van een groter geheel
van bewaking, van grondstof tot toegediende medicatie. De
farmaceutische kolom loopt van industrie via groothandel en apotheek
naar de patiënt. Wij -de IGZ- houden toezicht op het
klinisch-wetenschappelijk onderzoek met geneesmiddelen. De industrie
wordt geïnspecteerd op grond van internationale wet- en regelgeving via
de Good Manufactoring Practice, de groothandel via de Good Distribution
Practice en de apotheek via de Geneesmiddelenwet, de wet BIG, de
Kwaliteitswet en de WGBO.
De toelating van een geneesmiddel tot de Nederlandse markt wordt
geregeld via het College Beoordeling Geneesmiddelen. Door een Europese
registratie overigens ook steeds meer via EMEA. Door Post Marketing
Surveillance wordt -als het goed is- het geneesmiddel verder op de voet
gevolgd, met name wat betreft de balans tussen werkzaamheid en
veiligheid.
Artsen en apothekers melden -als het goed is- bijwerkingen bij de
Stichting Lareb.
Opvallend is dat er relatief weinig aandacht is voor het allerlaatste,
maar oh zo belangrijke deel van de keten: het gebruik van de medicatie
op de manier zoals de behandelaar het heeft voorgeschreven (natuurlijk
elektronisch!) en de apotheker het met schriftelijke en mondelinge
aanwijzingen heeft verstrekt. Ook op gebied van therapietrouw valt nog
een wereld te winnen. Mede door toedoen van het ministerie van VWS is
daarvoor sinds kort gelukkig meer aandacht.
De inspectie bewaakt de kwaliteit en veiligheid vanaf het moment dat
een geneesmiddel op de markt komt tot aan de toepassing door de
patiënt, met alles wat daar omheen speelt aan voorlichting richting
consument.
Hoe houdt de inspectie toezicht? Wij doen dat op verschillende
manieren. Bijvoorbeeld:
* Zgn. Gefaseerd toezicht op basis van brede informatieverzameling en
risicoanalyse. Dit jaar is bijvoorbeeld het eerste officiële jaar
voor de basisset indicatoren openbare apotheken, met cijfers over
2009. Dit najaar verschijnt hierover ons rapport Het Resultaat
Telt.
* Incidententoezicht op basis van meldingen en signalen. Daar
besteden wij relatief veel tijd aan. Een voorbeeld is het geval van
mevrouw De Vries.
* Circulaires. Een circulaire is bedoeld om bij instellingen of
beroepsbeoefenaren ergens extra de aandacht op te vestigen.
Circulaires kennen een hoge urgentie en vragen altijd om actie van
het veld. De afgelopen jaren verzonden we bijvoorbeeld circulaires
over propofol, over schijnveiligheid van apotheek
informatiesystemen en een waarschuwing voor calamiteiten als gevolg
van overdosering van cytostatica (methotrexaat).
* Thematisch toezicht. Hierbij stellen wij op basis van
risico-analyses een onderzoek in naar een bepaald thema bij (een
aantal) instellingen of beroepsbeoefenaren. Een voorbeeld dat
relevant is voor vandaag is ons rapport over de medicatieveiligheid
in de care. Daarin beschrijven we de belangrijkste risico's in de
farmaceutische zorg in instellingen voor langdurige zorg en zorg
thuis. Donderdag verschijnt dit rapport. Ik kan daarom nog niet
veel vertellen over de uitkomsten. Maar laat ik toch alvast een
tipje van de sluier oplichten. Als er een journalist in de zaal is,
dan moet die maar even de pen neerleggen.
In totaal bezochten we 66 instellingen of locaties voor
gehandicaptenzorg, 49 thuiszorginstellingen, 46 verpleeg¬huizen en 47
verzorgingshuizen. Medicatieveiligheid staat of valt met een compleet
en actueel medicatieoverzicht. Dit was in alle sectoren een
verbeterpunt -eufemistisch gezegd. Instellingen, artsen en apothekers
moeten zorgen dat de medicatieoverdracht goed geregeld is. Actuele en
complete medicatie¬gegevens kunnen het beste vastliggen in een
medicatieoverzicht dat de apotheker aan de zorginstelling levert. Ook
scholing en bijscholing op het gebied van geneesmiddelen blijkt vaak
een zwak punt.
Omdat ouderen en gehandicapten steeds meer in kleinschalige
voorzieningen in de wijk wonen, wordt de samenwerking van
zorginstellingen met huisartsen en apothekers steeds belangrijker.
Iedereen moet zich daarom inzetten om die samenwerking rond de
farmaceutische zorg goed vorm te geven en afspraken over die
samenwerking schriftelijk vastleggen.
Ik ben overigens blij te zien dat het veld naar aanleiding van dit
onderzoek al acties onderneemt.
Volgende week donderdag brengen we een ander rapport uit dat raakt aan
het thema van vandaag. Dat rapport gaat over de keten van
trombosezorg. Om u een beeld te schetsen: Van alle ziekenhuisopnames
die worden veroorzaakt door medicijngebruik, heeft ruim een vijfde te
maken met antistollingmedicatie. Die moet nauwkeurig gedoseerd zijn. Is
die te laag, dan kunnen stolsels in het bloed ontstaan en bij te hoge
dosering juist bloedingen. Maar goed, wie vertel ik dit, in een zaal
vol apothekers en artsen? In het hele proces van voorschrijven van
medicatie, doseren, monitoren en controleren, bijstellen en toedienen,
is een hele keten van zorgverleners actief. De trombosedienst heeft een
spilfunctie. Maar voor de kwaliteit van haar zorgverlening is die
afhankelijk van de andere schakels van de keten.
De trombosepatiënt is gebaat bij een duidelijke en soepel
georganiseerde zorgketen, waarbij de zorgverleners optimaal met elkaar
communiceren en afstemmen. Wat betreft de uitkomsten van dit onderzoek
moet ik u nog in spanning laten. Als ik er nu al te veel over vertel,
hebben de kranten volgende week niets meer om over te schrijven. Ik kan
u wel vast dit zeggen: het kan en moet veel beter!
Goed. Ik heb u iets verteld over de geneesmiddelenketen, de wijze
waarop de inspectie toezicht houdt en ik liep al even vooruit op twee
rapporten die er aan komen. En natuurlijk het treurige verhaal. Mevrouw
De Vries staat symbool voor `de patiënt'. Bij alles wat ik u vertel is
het belangrijk te beseffen dat we het daar allemaal voor doen.
Dan wil ik nu nog kort ingaan op de gegevensuitwisseling in de zorg. En
vooral de vrijwillige aansluiting van zorgverleners voor de
uitwisseling van elektronische medicatiegegevens en elektronische
huisartswaarneemgegevens via de landelijke infrastructuur. Het betreft
dus de eerste lijn van huisartsen en huisartsenposten, en openbare
apothekers. Maar ook ziekenhuizen gaan meedoen. Daarnaast moeten ook de
ICT-leveranciers gekwalificeerd zijn voor deze zorgaanbieders.
Veel zorgaanbieders zijn al aangesloten. Gert-Jan van Boven zal u
straks na de pauze de nieuwste cijfers presenteren. Om zorgaanbieders
éénmalig tegemoet te komen in de kosten, was er een Subsidieregeling
Landelijk Schakelpunt. Die liep tot 1 juli. Er zijn ruim 5.000
subsidieaanvragen ingediend. Dat betreft ongeveer 90 procent van de
apotheken, 75 procent van de huisartsenpraktijken en 90 procent van de
huisartsenposten.
Hoe staat het er politiek voor?
Minister Klink heeft de Eerste Kamer toegezegd dat de landelijke
infrastructuur voorlopig beperkt wordt tot uitwisseling van
elektronische medicatiegegevens en huisartswaarneemgegevens.
Later komt pas aan de orde de uitwisseling van zogenaamde e-spoed en
e-lab. E-spoed gaat over acute zorggegevens van huisarts, ambulance,
spoedeisende hulp en meldkamer. E-lab gaat over laboratoriumgegevens
van huisarts, specialist, apotheker en lab. Daarvoor moet de Eerste
Kamer eerst het wetsvoorstel aannemen dat de verplichte aansluiting van
zorgverleners regelt.
De minister heeft benadrukt dat regionale uitwisseling en landelijke
uitwisseling als aanvullend worden beschouwd. Niet als tegenstrijdig.
De uitkomst van het debat na de stemming in de Eerste Kamer op 6 juli
heeft er toe geleid dat de vrijwillige aansluiting van zorgverleners
via het Landelijke Schakelpunt kan doorgaan. Wij als inspectie vinden
dit een positieve ontwikkeling.
Ik wil mijn bijdrage afsluiten met een pleidooi voor elektronische
gegevensuitwisseling. Het voorschrijven van medicatie is niet
eenvoudig. Het is haast onmogelijk om alle mogelijke combinaties van
geneesmiddelen te kennen en daarbij precies te weten wat wel en niet
samen kan. Ook is het nagenoeg onmogelijk om de samenstelling van alle
geneesmiddelen zodanig te kennen dat je altijd weet wanneer er
bijvoorbeeld een overgevoeligheidsreactie kan optreden.
Dat betekent dat het zeer risicovol is om een geneesmiddel voor te
schrijven zonder hulp van een geautomatiseerd systeem, dat direct die
interacties en mogelijke contra-indicaties signaleert. Het is voor
artsen al twintig jaar mogelijk om geneesmiddelen met hulp van een
dergelijk systeem voor te schrijven. Toch worden nog steeds veel
geneesmiddelen zonder dat hulpmiddel voorgeschreven. Dat is onnodig
gevaarlijk. Het voorschrijven van geneesmiddelen zonder gebruik te
maken van een geautomatiseerd systeem met medicatiebewaking, is in mijn
ogen niet langer verantwoord.
Dat medicatiebewaking nog lang niet dekkend is (dat is pas het geval
als er per patiënt maar één medicatiedossier is) doet daar niet aan af.
Zelfs met een beetje medicatiebewaking is het al veiliger dan helemaal
zonder. Ik kondig daarom hier en vandaag aan dat alle voorschrijvers
vóór 1 januari 2012 gebruik moeten maken van een Elektronisch
Voorschrijfsysteem. Wij zullen daar dan ook vanaf dat moment op gaan
handhaven!
Het spreekt voor zich dat computersystemen op elkaar afgestemd moeten
zijn. Tabellen moet binnen de verschillende ICT-leveranciers identiek
gehanteerd worden. Software moet worden gesynchroniseerd. In Babylon
wisten ze al: Als we niet dezelfde taal spreken verstaan we elkaar
niet. De signalen uit het Huisartsen InformatieSyteem bij de
voorschrijver en uit het Apotheek Informateisysteem bij de apotheker
moeten gelijkluidend zijn. En dat allemaal met elkaar verbonden via het
Landelijk Schakelpunt. Wat een geweldige winst voor de patiënt.
Ik ben aan het eind gekomen van mijn verhaal en wens u een inspirerende
dag toe. En denk af en toe nog eens aan wat mevrouw De Vries overkwam.
Een betere motivatie voor elektronische gegevensuitwisseling kan ik
niet bedenken.
Ik dank u voor uw aandacht.