Rijksoverheid
`Zo houden we de aandacht erbij'
Toespraak | 29-09-2010
Een aandachtsfunctionaris Kindermishandeling is aanspreekpunt voor
professionals in een ziekenhuis bij vermoedens van kindermishandeling.
Ook zorgen zij voor een opleidingsplan, kennisuitwisseling en
professionalisering. `Zo houden we de aandacht erbij.' Dat zij minister
Rouvoet tijdens het symposium Aandachtsfunctionarissen
Kindermishandeling op 28 september 2010 in Den Haag.
Hieronder de volledige tekst van zijn toespraak.
Geachte dames en heren,
en in het bijzonder geachte aandachtsfunctionarissen,
Om u draait het vandaag. U bent bij elkaar gekomen om kennis met elkaar
te delen over de aanpak van kindermishandeling. Om elkaar te ontmoeten,
ervaringen uit te wisselen en vragen te stellen. Om aandacht te
besteden aan de aanpak van kindermishandeling.
En om die aandacht draait het ook. En om de bereidheid te handelen.
Iets doen met een niet-pluis-gevoel. Daar kom ik zo nog even op terug.
Allereerst, stel ik u de vraag: Wat was voor u het moment waarop u
dacht en nu is het genoeg! Ik moet er werk van maken. Dat gevoel van
urgentie en betrokkenheid. Wanneer was dat voor u?
Ik heb al heel wat keren over de aanpak van kindermishandeling
gesproken in mijn ambtstermijn. De feiten wennen niet. Het blijft
schokkend om te moeten constateren dat in ons land nog zoveel kinderen
mishandeld worden. In 2007 werd bekend dat zo'n 107.000 kinderen te
maken hebben met een vorm van mishandeling. Veel meer dan we tot dan
toe hadden aangenomen.
Nog steeds wordt het aantal slachtoffers van kindermishandeling
onderschat, zo bleek ook uit recent onderzoek van Motivaction. Zij
ondervroegen `de gewone man' - zogezegd- naar zijn kennis over
kindermishandeling. Wat bleek? De meeste ondervraagden denken wel dat
kindermishandeling in hun directe omgeving voorkomt. Maar hoe dichter
bij huis hoe kleiner ze die kans achten.
Toch heeft gemiddeld 1 kind in een klas te maken met een vorm van
mishandeling: slaag, verwaarlozing geestelijk of emotioneel, of worden
zonder ontbijt naar school gestuurd. Gemiddeld 1 kind per schoolklas
maakt een vorm van mishandeling mee. Toen de cijfers in 2007 bekend
werden, was voor mij de maat vol. Dat was het moment waarop ik dacht:
daar wil ik als minister voor Jeugd en Gezin echt iets aan doen! Ik heb
het bovenaan mijn prioriteitenlijstje gezet.
Al snel na mijn aantreden heb ik een actieplan voor de bestrijding van
kindermishandeling in gang gezet. Dat loopt dit jaar af, maar ik kan u
verzekeren dat we hard werken aan een vervolg. Zodat een volgende
minister ermee verder kan, want we zijn er nog niet.
Er is de afgelopen jaren veel in gang gezet. We zijn druk bezig met het
invoeren van een verplichte meldcode voor tal van professionals die met
kinderen werken. De doorlooptijden bij de AMK's zijn een stuk korter.
We investeren in een sluitende aanpak in de regio's. We proberen het
besef van mensen te vergroten met de publiekscampagne.
Voor de ziekenhuizen is de Inspectie voor de gezondheidszorg een
belangrijke katalysator. Denk aan de ontwikkeling van een veldnorm
waarin de invulling van de functie van aandachtsfunctionaris een
belangrijk plek heeft.
Deze ontwikkelingen zijn de mensen hier in het Medisch Centrum
Haaglanden trouwens niet vreemd. Ik heb veel over uw activiteiten
gehoord en het valt mij op dat hier pioniers zitten als het gaat om de
aanpak van kindermishandeling. Het Haagse protocol levert meer
meldingen van vermoedens van kindermishandeling op en meer kinderen
worden geholpen. Een mooi voorbeeld voor andere ziekenhuizen. Die zie
je ook op andere plaatsen. Bijvoorbeeld in Groningen, Utrecht,
Friesland en Zeeland om maar wat te noemen.
Een meldcode heeft effect. Dat is een belangrijke reden de meldcode
Huiselijk geweld en Kindermishandeling verplicht te stellen voor
professionals. Zo'n code is een essentieel instrument voor de omgang
met vermoedens van kindermishandeling. Mijn complimenten, want sinds
die tijd zijn steeds meer professionals doordrongen van de urgentie van
de aanpak van kindermishandeling.
En zien we dat het contact tussen het AMK en de ziekenhuizen toeneemt.
Dames en heren,
Een minister kan wel willen dat mensen hun vermoedens melden. Maar zo
eenvoudig is dat niet. Ik begrijp heel goed dat je heen en weer geschud
wordt door twijfel: heb ik het goed gezien? heb ik het goed gevoeld? En
wat als het toch niet klopt? Het melden van een vermoeden heeft
gevolgen. Voor het kind, voor de ouders, en voor je eigen
vertrouwenspositie. Dat brengt een dilemma met zich mee. De keuze
tussen twee onaantrekkelijke scenario's: een onterechte beschuldiging
of het laten voortduren van een onveilige situatie voor een kind of
zelfs van reële mishandeling.
Om een besluit te kunnen nemen - melden of niet melden- is het
belangrijk dat collega's met elkaar en andere deskundigen kunnen
praten. Daarom is consultatie ook een onderdeel van de meldcode. De
aandachtsfunctionaris heeft de taak een werkwijze te creëren waarin die
consultatie ook normaal is.
Uit het onderzoek van Motivaction - dat ik eerder noemde- blijkt
overigens dat 6 van de 10 keer dat omstanders vermoedens van
kindermishandeling melden, er ook echt iets aan de hand is. De mens
heeft een radar en die radar is behoorlijk scherp. Bij professionals
die met kinderen werken is die radar nog scherper afgesteld. Maar een
melding moet zorgvuldig afgewogen worden. Daarbij moet worden gezocht
naar een balans tussen voorzichtigheid en alertheid. Je wilt niet
iemand aan de schandpaal nagelen die onschuldig is. Het Advies en
Meldpunt Kindermishandeling - het AMK- is er daarom niet alleen voor
meldingen. Maar juist ook voor advies.
Maar dat neemt niet weg dat professionals hun deskundigheid verder
moeten uitbreiden. Kennis moet je blijven voeden. De
aandachtsfunctionaris is niet alleen aanspreekpunt voor het bespreken
van vermoedens en het stimuleren van het gesprek. Maar heeft ook de rol
van aanjager als het gaat om professionaliseren.
Daarom bent u hier, dames en heren, om te zorgen dat de functie van
aandachtsfunctionaris verder vorm krijgt. U heeft zich zelfs verenigd
in een vakgroep.
Dat zegt mij dat u het serieus aanpakt. Niet alleen inspelen op de
eisen van de IGZ, maar verder denken en meteen professioneel aanpakken.
Dat betekent scholing en kennis delen. Zo houden we de aandacht erbij!
Begin volgend jaar verwachten we nieuwe cijfers met betrekking tot
kindermishandeling. Ik hoop vurig dat er nu al minder slachtoffers
zijn. Maar ook als dat niet zo is, dan moeten we het weten. We moeten
weten welke kinderen er mee te maken hebben, want alleen dan kunnen we
ze helpen. Daarbij moeten we allemaal de aandacht er bij houden.
Iedereen. Iedereen die kinderen in zijn omgeving treft, en zeker
iedereen die met kinderen werkt. Ik ben ervan overtuigd dat de
aandachtsfunctionaris een belangrijke rol kan spelen om die aandacht
vast te houden.
Dames en heren, ik ga afronden. Ik hoop dat u tijdens dit congres
kennis heeft opgedaan over de aanpak van kindermishandeling en het
signaleren ervan. Dat u contact heeft gelegd met mensen die hetzelfde
doen als u, of juist in het verlengde werken. Dat u samen inspiratie
heeft kunnen opdoen om de functie van aandachtsfunctionaris zo goed
mogelijk vorm te geven. Ik hoop dat u geïnspireerd weer naar huis gaat.
Ik wens u in ieder geval veel succes met het vervullen van uw functie.
En als het even tegenzit, ga dan in gedachten terug naar het moment
waarop u dacht: en nu is het genoeg!
Hartelijk dank!
Afzender
* Jeugd en Gezin
Zie ook
* Kindermishandeling
Onderwerp | Jeugd en Gezin
Voor vragen aan de Rijksoverheid bel Postbus51: 0800-8051