ChristenUnie
Bijdrage Voordewind plenair Wijziging Wet op het primair onderwijs scholen
minder dan 23 leerlingen
donderdag 23 september 2010 15:00
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Allereerst complimenten
aan de indiener van de initiatiefnota die ten grondslag heeft gelegen
aan dit wetsvoorstel: de heer Jan Jacob van Dijk. Vanwege hem staan wij
hier vandaag.
Toen ik het voorstel las, zag ik dat het om één school zou
kunnen gaan. Verderop las ik dat het om twee scholen kon gaan. Het
bedrag was dan EUR150.000 oplopend tot EUR300.00.
Toen dacht ik: sjonge sjonge, hebben ze er twee jaar over gedaan en er
heel veel papier voor volgeschreven om dat voor elkaar te krijgen?
Waarom kunnen wij daar niet gewoon heel snel een praktische regeling
voor vinden? Mijn medewerkers verzekerden mij echter dat dit een
wetsvoorstel met zich zou brengen, omdat je hiermee toch onder de 23
komt.
Ook zal het ongetwijfeld niet bij die ene school of twee
scholen blijven, gezien de mate waarin de krimp zich doorzet, met name
in Zuid-Limburg, Groningen en Drenthe. Niet alleen daar: wij krijgen
ook signalen dat men in het Groene Hart in Noord-Holland te maken heeft
met krimp. Deze scholen vervullen voor die plattelandskernen vaak nog
een heel belangrijke maatschappelijke functie. Tegelijkertijd worden
schoolklassen leger. De kwaliteit en de keuzevrijheid van ouders komen
onder druk te staan. De ChristenUnie ziet in deze wetswijziging dan ook
een oplossing om de ongewenste effecten van dalende leerlingenaantallen
tegen te gaan. Uiteraard vormt dit wetsvoorstel slechts een
deeloplossing voor de meer omvattende problemen van de krimp, maar het
wetsvoorstel biedt in ieder geval kans om de scholen met uitzicht op
stijgende leerlingenaantallen in stand te houden.
Aardig wat scholen in Drenthe en Groningen zitten echter al
in de buurt van de 23 leerlingen maar zullen niet geholpen worden door
deze wet. Dit vraagt van ons een bredere kijk op de gevolgen van krimp
voor het onderwijs. In de praktijk zie je regelmatig dat christelijk
onderwijs verdwijnt en openbaar onderwijs in stand blijft. De discussie
blijft niet beperkt tot de laatste school in het dorp, maar gaat wat
ons betreft ook over de laatste school van een bepaalde richting in de
regio. Met andere woorden, het is ongewenst dat er een monocultuur van
openbaar onderwijs in de krimpregio's ontstaat en de keuzevrijheid dus
wordt beperkt.
Het is natuurlijk vooral aan de schoolbesturen om daarop
toe te zien en de kleine scholen de kans te laten nemen om tot een
samenwerkingsovereenkomst te komen. In zo'n samenwerkingsovereenkomst,
die het ook voor het bijzonder onderwijs mogelijk maakt te blijven
bestaan, wordt dan ook voorzien in dit wetsvoorstel. Daarover is de
ChristenUnie dan weer zeer tevreden. Dit geeft scholen de mogelijkheid
om te blijven bestaan, ofschoon ze misschien onder de 23 leerlingennorm
komen te zitten.
Ik zie in de praktijk toch ook wel wat problemen opdoemen.
Deze opmerking maak ik omdat ik heb vernomen dat er door de lokale
overheid nog wel eens wordt aangestuurd op een besturenfusie met behoud
van het openbaar onderwijs. Dit betekent dat het bijzonder onderwijs
soms het onderspit delft. De ChristenUnie vindt dit een zorgelijke
ontwikkeling voor de onderwijsvrijheid en de keuzevrijheid van de
ouders. Ik heb begrepen dat er door schoolbesturen soms druk wordt
uitgeoefend om te fuseren tot een openbare school, bijvoorbeeld via het
huisvestingsbeleid van de gemeente. Kent de minister deze signalen en
is hij bereid om hierover in gesprek te gaan met de VNG en de
besturenorganisaties?
Het zoeken naar samenwerking blijft wat de ChristenUnie
betreft een volwaardige mogelijkheid. Samenwerking binnen het bijzonder
onderwijs moet een gelijkwaardige optie blijven. Door samenwerking
vormt bijzonder onderwijs in de regio een volwaardige gesprekspartner
voor gemeenten. Is de minister het met mij eens dat niet alleen de
samenwerking tussen openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs maar ook
de samenwerking onderling van scholen van bijzonder onderwijs een
alternatief voor de bestuurlijke fusie moet blijven?
Ten slotte zeg ik nog iets over de kwaliteit, waarover ik
me, samen met schoolbesturen, zorgen maak. Die kwaliteit moet immers
wel gewaarborgd blijven, ook al gaan we onder de 23 leerlingennorm
zitten. Wanneer een school met een klein leerlingenaantal in stand
blijft, zien we dat combinatieklassen noodzakelijk zijn. Uit het veld
krijg je te horen dat de financiële toeslag voor de kleine scholen hard
nodig blijft om de kwaliteit van de school te blijven garanderen. Die
opmerking onderschrijf ik ook. Wat is het beeld van de minister als het
gaat om het kwaliteitsniveau van de kleine scholen en wat is er nodig
om de kwaliteit op peil te houden? Wat is de invloed van de vorming van
combinatieklassen op de kwaliteit?
Joël Voordewind