Rijksoverheid


32 500 B

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Gemeentefonds voor het jaar 2011

VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 26 oktober 2010

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. De op 26 oktober 2010 voorgelegde vragen zijn, bij brief van ........... 2010, beantwoord door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Nr. ...

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Beek De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx

Nr

Vraag

Blz van tot


1

Waar komt de beleidsvrije ruimte vandaan waarbinnen een aantal gemeenten geld aan ontwikkelingssamenwerking spendeert ? Kunt u dit nader toelichten?

0

Antwoord De decentrale overheden zijn autonoom in hun besluiten over ontwikkelingssamenwerking. B&W en Gedeputeerde Staten leggen daarover verantwoording af aan respectievelijk de Gemeenteraad en Provinciale Staten. De dagelijkse besturen van de waterschappen leggen daarover verantwoording af aan hun algemene besturen. Overigens heeft de Tweede Kamer de motie Wiegman ­ van Meppelen Scheppink in december 2009 aangenomen. Hierin wordt aangedrongen dat de regering in overleg met gemeenten en waterschappen naast drinkwaterbedrijven ook waterschappen en rioleringsbedrijven de ruimte biedt om hun deskundigheid, kennis en ervaring in te zetten voor ontwikkelingshulp. 2 Indien gemeenten taken vervullen die tevens door het Rijk worden uitgevoerd, zoals ontwikkelingssamenwerking, bent u dan bereid de beleidsvrije ruimte van gemeenten in te perken of dit onderwerp het exclusieve domein van de Rijksoverheid te maken? Zo nee, waarom niet? Kan het beleid waartoe de gemeente Den Haag op dit punt heeft besloten, hier als norm gelden? 0

Antwoord Nee, zie het antwoord op vraag 1. 3 Kunt u aangeven hoe - formeel en qua timing - het regeerakkoord in onderhavige begroting verwerkt zal worden? Hoe wordt een zorgvuldige en integrale beoordeling van de begroting Gemeentefonds 2011 door de Tweede Kamer gewaarborgd? 0

Antwoord Voor het gemeentefonds zijn er voor 2011 geen consequenties vanuit het regeerakkoord. Voor zover nu in beeld zullen de eerste consequenties zich voor 2012 en verder voordoen. Deze consequenties worden opgenomen in de eerste suppletore begroting (voorjaarsnota)

Antwoorden GF


1/11



2011. Zorgvuldige en integrale beoordeling van de begroting 2011 gemeentefonds kan dan ook op basis van de ontwerpbegroting 2011 (Tweede Kamer, 2010-2011, 32 500 B). 4 Hoe verhouden de bestuurlijke afspraken over de accenten in de bestedingsruimte van de gemeenten zich tot de gemeentelijke autonomie? 5

Antwoord De gemeenten, namens hen de VNG, gaan in vrijheid een pakket van bestuurlijke afspraken (over accenten in de bestedingsruimte) met het Rijk aan. Door die vrijwillige keuze is er overeenstemming met de gemeentelijke autonomie. De ervaring leert daarnaast dat Rijk en gemeenten op brede terreinen gelijkgerichte beleidskeuzen maken, hetgeen de totstandkoming van de bestuurlijke afspraken vergemakkelijkt. 5 Waaruit blijkt dat gemeenten voldoende zijn toegerust om hun taken naar behoren uit te voeren? Over welke specifieke uitkeringen bestaat verschil van opvatting tussen de regering en de gemeenten? Waaruit bestaat het verschil van mening? 5

Antwoord Een van de indicatoren waaruit blijkt dat gemeenten voldoende zijn toegerust is het aantal artikel 12 gemeenten. Het aantal artikel 12 gemeenten is de laatste jaren zeer gering zoals ook blijkt uit tabel 2.2.3 op bladzijde 8. Andere indicaties bieden het Financieel overzicht gemeenten (bladzijde 17 e.v.) en het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. De besprekingen over mogelijke toekomstige decentralisaties van taken zowel naar gemeenten als naar provincies moeten nog plaatsvinden, onder andere in het kader van eventueel te sluiten bestuurskoorden. Het is nu dan ook nog te vroeg om uitspraken te doen over mogelijke verschillen van opvatting tussen Rijk en gemeenten. 6 Wat is de reden van de toename van het aantal decentralisatie-uitkeringen? 7

Antwoord Het aantal decentralisatie-uitkeringen is vooral toegenomen omdat een groot aantal bestaande specifieke uitkeringen is overgemaakt naar het gemeentefonds en omdat nieuwe (tijdelijke) geldstromen tussen departementen en gemeenten via het gemeentefonds zijn gaan lopen. 7 Welke factoren liggen ten grondslag aan de stijging van de uitkering van het gemeentefonds per inwoner sinds 2004? 7

Antwoord De stijging vanaf 2004 is veroorzaakt door een aantal factoren. Ten eerste door het accres (de normeringssystematiek), ten tweede door de toevoeging van de integratie-uitkering WMO, ten derde door de sterke stijging van het aantal decentralisatie-uitkeringen en ten vierde door de compensatie in het kader van de afschaffing van het gebruikersdeel OZB (in 2007). 8 Is er aanleiding om de macronorm voor de OZB-stijging van 3,5 % bij te stellen vanwege wijziging van de geraamde prijsontwikkeling van 1,75 % en/of wijziging van de reële trendmatige groei 2011 -2015 vlg het CPB? 8

Antwoord De macronorm onroerende zaakbelasting (OZB) wordt bepaald door de reële trendmatige groei van het BBP (Bruto Binnenlandsproduct) te vermeerderen met het geraamde inflatiepercentage (prijsontwikkeling Nationale Bestedingen (pNB). Bij invoering van de macronorm is met de medeoverheden de bestuurlijke afspraak gemaakt dat de reële trendmatige groei van het BBP vastgesteld wordt voor de duur van de kabinetsperiode.

Antwoorden GF


2/11



Het inflatiepercentage wordt op basis van het Centraal Economisch Plan (jaar t-1) jaarlijks vastgesteld. De macronorm OZB voor het jaar 2011 is inmiddels vastgesteld en in de junicirculaire 2010 richting gemeenten gecommuniceerd. Aangezien gemeenten bij het opstellen van hun begroting van deze norm zijn uitgegaan, zal de norm voor 2011 niet meer worden bijgesteld. De macronorm OZB is nog onder verantwoordelijkheid van het vorige kabinet geëvalueerd. Besluitvorming over continuering van de huidige normering heeft nog niet plaatsgevonden. Het kabinet zal hierover zo spoedig mogelijk, in samenspraak met de VNG, een besluit nemen. 9 Op grond waarvan worden de uitgaven voor de pilots gemengde scholen na 2011 niet voortgezet? Wat zijn de gevolgen hiervan voor het realiseren van gemengde scholen? 11

Antwoord In de periode 2008-2011 worden er pilots rondom gemengde scholen uitgevoerd in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Deventer, Eindhoven en Nijmegen. Deze gemeenten zijn later aangevuld met Amersfoort, Leiden, Tilburg en Schiedam (2009-2011) en Almelo (2010-2011). Doel van de uitkering aan deze gemeenten is het nagaan welke maatregelen het meest effectief zijn om de segregatie in het basisonderwijs tegen te gaan. Gemeenten kunnen meerdere instrumenten toepassen in dit experiment. De toegepaste instrumenten worden vervolgens gemonitord vanuit het Ministerie van OCW en na de pilots volgt in 2011 een eindmeting. Op basis van deze eindmeting zullen er conclusies worden verbonden aan de mogelijkheid tot voortzetten van de realisatie van gemengde scholen. De huidige pilots zelf zijn echter bedoeld als verkennende proef en zullen na 2011 niet in de huidige vorm terugkeren. 10 Is de gemeente Almelo de enige gemeente die meedoet aan een pilot ter bestrijding van de onderwijssegregatie in het basisonderwijs? 12