Rijksoverheid
Kabinetsreactie op rapport commissie-Van Dijk
Persbericht | 26-11-2010
Het kabinet gaat aan de slag met de aanbevelingen uit het rapport van
de Commissie Van Dijk, die het Q-koortsbeleid in Nederland tussen 2005
en 2010 heeft geëvalueerd. In een brief aan de Tweede Kamer laat het
kabinet weten dat de aanbevelingen worden verankerd in het toekomstig
beleid voor de bestrijding van zoönosen (dierziektes die op mensen
kunnen overgaan). Daarmee kan niet elk risico worden uitgesloten, maar
kan wel optimaal gereageerd worden op toekomstige bedreigingen.
De omvang van de uitbraak van de Q-koorts in Nederland is uniek in de
wereld. Veel mensen zijn ziek geworden, sommige ernstig of langdurig.
Dit heeft grote gevolgen voor het leven van deze mensen en hun
omgeving. Ook de gevolgen voor getroffen geitenhouders en hun gezinnen
zijn groot. Het kabinet betreurt dat zeer.
De Commissie concludeert dat er doortastender had moeten worden
opgetreden, al kan ze niet met zekerheid zeggen dat de uitkomst en het
ziektebeloop dan anders was geweest. Het kabinet onderkent beide
constateringen volledig en trekt hier lessen uit voor de toekomst om
condities te scheppen die een adequater optreden mogelijk maken.
Bij een zoönose als Q-koorts is de samenwerking tussen humaan en
veterinair deskundigen cruciaal. De Commissie doet verschillende
aanbevelingen op dit terrein die worden opgenomen in het toekomstig
beleid. Er zijn al stappen gezet om de samenwerking te verbeteren en
informatie en kennis structureel te delen. Zo bespreken veterinair en
humane deskundigen inmiddels structureel opkomende signalen van
zoönosen. Dit zal de komende jaren verder worden uitgebouwd.
Ook op het gebied van communicatie doet de Commissie heldere
aanbevelingen. Het kabinet deelt de conclusie van de Commissie dat de
overheid transparanter had moeten zijn. Door dilemma's en onzekerheden
niet te delen met patiënten, burgers en boeren is juist meer
onzekerheid en onrust ontstaan. De betreffende sector wordt in de
toekomst ook structureler en nadrukkelijker betrokken.
Terugkijkend had het rijk de regie bij de bestrijding van Q-koorts
eerder moeten overnemen van de regio. Bij een onverhoopte nieuwe
infectieziekteuitbraak wordt dan ook samen met de regio bekeken of ze
de bestrijding aankan of dat het de spankracht te boven gaat.
Elke keer dat persoons- en bedrijfsgegevens over dierziekten worden
uitgewisseld is een zorgvuldige afweging van nut, noodzaak en belangen
noodzakelijk. De Wet bescherming persoonsgegevens stelt hier kaders
voor. Bij niet-meldingsplichtige zoönosen worden hier afspraken over
gemaakt in het protocol voor het humaan-veterinaire
signaleringsoverleg.
Voor de feitelijke aanpak van een zoönose uitbraak is nauwe
samenwerking nodig tussen de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS) en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). De
verantwoordelijkheidsverdeling is verankerd in de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren voor het ministerie van EL&I en in de Wet
Publieke Gezondheid voor het ministerie van VWS. Deze regelgeving biedt
daarmee een geschikt kader om de aanbevelingen van de Commissie verder
op te kunnen volgen
Het wetgevingstraject rondom de nieuwe status van de nieuwe Voedsel- en
Waren Autoriteit (nVWA) als een baten-lastendienst geeft voldoende
ruimte om de autoriteitsfunctie verder te ontwikkelen. De concrete
uitwerking hiervan vertaalt zich onder andere in het opnemen van de
nVWA als deelnemer in het eerder genoemde humaan-veterinaire
signaleringsoverleg.
De Commissie heeft het toekomstig beleid voorzien van focus en
urgentie. Het kabinet is de commissie dan ook erkentelijk voor haar
inzet en haar onderzoek.
Verantwoordelijk ministerie
* Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie