Rijksoverheid
29 november 2010
Brim 2011
Geacht bestuur,
Ik wil u hartelijk danken voor uw brief van 30 september 2010, waarin u reageert
op het concept Besluit rijkssubsidiering instandhouding monumenten 2011.
Het Brim 2011 is in oktober van dit jaar gepubliceerd en treedt per 1 januari 2011
in werking.
Ik heb waardering voor de inbreng die u, toen nog in los verband, leverde aan de
evaluatie van het Brim in 2008. Ook uw huidige inbreng die u, nu in
georganiseerd verband, levert aan de in voorbereiding zijnde evaluatie van de
effectiviteit van het Brim, waardeer ik ten zeerste.
In uw brief gaat u in op diverse aspecten van het Brim. Een aantal hiervan zijn
reeds in de huidige aanpassing van het Brim, het Brim 2011, verwerkt. Het
betreft de volgende zaken:
* het tussentijds in een lopende beschikking kunnen opnemen van nieuw in
eigendom verworven monumenten;
* het jaarlijks automatisch bevoorschotten in plaats van het op basis van
declaraties uitbetalen van gemaakte subsidiabele kosten;
* het subsidiabel stellen van kosten voor een accountantverklaring. Dit kunt u
nalezen in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim 2011;
* u gaat er correct vanuit dat elke eigenaar voor zijn/haar zelfstandige
onderdeel een eigen aanvraag kan indienen. Uitzondering hierop vormen
onverdeelde eigendommen, zoals monumenten in eigendom van
huwelijkspartners of appartementsgerechtigden. (De ontkoppeling van het
monumentenregister heeft overigens geen gevolgen voor dat register);
* het aan het Brim toevoegen van een geoormerkt budget voor beschermde
archeologische monumenten.
Een drietal punten uit uw brief wens ik nader toe te lichten:
* Vereenvoudiging regels aangewezen organisaties:
Door deze vereenvoudigingen zal de druk op het beschikbare budget groter
worden. Deze druk zal nog groter worden door het op verzoek aanwijzen van
een aantal woningcorporaties met beschermde monumenten in eigendom.
Niet bekend is hoeveel corporaties de status aangewezen organisatie willen
krijgen noch hoeveel rijksmonumenten zij in hun bezit hebben. Daarom is het
niet goed mogelijk in te schatten wat de consequenties voor het beschikbare
budget zullen zijn. Er is niet gekozen voor verlaging van het
toelatingscriterium "aantal monumenten in eigendom" omdat het gestelde
aantal minimaal nodig geacht wordt om voldoende professionaliteit in te
kunnen bouwen;
* Uniform Subsidiekader (USK):
Zodra het totale pakket aan maatregelen rond de invoering van het USK
bekend is zal hierover apart voorlichting worden gegeven. Dan zal onder meer
duidelijk worden hoe de prestatieverklaring eruit ziet en hoe met lopende
beschikkingen zal worden omgegaan, zowel wat betreft declaraties en
bevoorschotting als verantwoording.
* Monumentenvergunning:
Momenteel bereid ik een voorstel aan de Tweede Kamer voor omtrent een
aantal maatregelen met betrekking tot de vereenvoudiging van de
vergunningplicht. Ik verwacht dat deze maatregelen meer duidelijkheid zullen
scheppen in de door u gesignaleerde problematiek. Een aparte richtlijn
opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zal met dit voorstel
naar verwachting niet nodig zijn.
Uw overige punten (met betrekking tot het gelijktrekken van de
subsidiepercentages, de invulling van artikel 35 lid 4 en de vereenvoudiging van
de categorieën) zullen worden meegenomen in het overleg over verdere
verbeteringen van het Brim.
Ik vertrouw erop u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Halbe Zijlstra