Rijksoverheid



1

30 november 2010

Aanbieden tussentijdse evaluatie project Beelden voor de Toekomst

Hierbij bied ik u de tussentijdse evaluatie van het project Beelden voor de Toekomst1 aan.2 Bij de start van het project in juli 2007 heeft de toenmalige minister van OCW toegezegd zich te beraden op aanvullende mogelijkheden - naast de jaarlijkse reguliere financiële en inhoudelijke verantwoording - om de voortgang van het project te volgen.3 Uw Kamer is tevens een jaarlijkse voortgangsrapportage toegezegd. Het project bevond zich de eerste twee jaren in een opstartfase, waardoor het minder zinvol was de Kamer te informeren. Met een uitgebreide en grondige tussentijdse evaluatie heeft de toenmalige minister invulling gegeven aan de toezeggingen. Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van die evaluatie.
Beelden voor de Toekomst
Het project Beelden voor de Toekomst omvat het digitaliseren, restaureren en conserveren van een belangrijk deel van de audiovisuele collecties in Nederland. Ook worden toepassingen en diensten voor onder andere het onderwijs ontwikkeld. Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid; Eye Film Instituut Nederland, het Nationaal Archief en de Stichting Nederland Kennisland vormen samen het consortium Beelden voor de Toekomst4, dat belast is met de uitvoering van het project.
Het project is gefinancierd uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) en loopt tot en met 2014. Bij de positieve beslissing over het project in 2007 speelde de verwachte maatschappelijke baten een belangrijke rol. Die waren gebaseerd op een "maatschappelijke kosten-baten analyse" (MKBA), uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek. De totale bruto kosten werden begroot op ¤ 154 miljoen. Bij de start van het project is bepaald dat daarvan ¤ 64 miljoen na


1 www.beeldenvoordetoekomst.nl

2 TNO rapport 35376 Tussentijdse evaluatie Beelden voor de Toekomst. (Oktober 2010)
3 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 25 434, nr.31
4 De samenstelling van het consortium is per 1-1-2010 gewijzigd. De twee nietcollectiehoudende instellingen - de voormalige Vereniging Openbare Bibliotheken en de Centrale Discotheek Rotterdam - hebben hun projectactiviteiten beëindigd.

a
de looptijd, gedurende de periode 2014 - 2025, moest terugvloeien naar het FES referentie250909 (de zogenaamde "terugverdienverplichting"). De netto kosten voor het FES zouden daarmee uitkomen op ¤ 90 miljoen. Het terugverdienen zou vooral in het onderwijs moeten plaatsvinden, door het tegen betaling aanbieden van digitaal bronmateriaal.
Bij de opzet en de uitvoering van het project zijn de activiteiten en uitgaven afgestemd op het totaal beschikbare bruto budget van ¤ 154 miljoen (¤ 90 miljoen + ¤ 64 miljoen).

De tussentijdse evaluatie
Resultaten
De evaluatie toont aan dat het project halverwege de looptijd op schema ligt. Circa 50% van de doelstellingen met betrekking tot conserveren, restaureren en digitaliseren van de audiovisuele collecties, is gerealiseerd. Het project is in 2010 volledig op stoom gekomen. Naar mijn mening is dit een niet geringe prestatie voor een project met deze indrukwekkende proporties. Ook laat de evaluatie zien dat het project aantoonbare maatschappelijke baten heeft en is de evaluatie positief over de bijdrage die het project levert aan de innovatie en kennisontwikkeling van de cultureel erfgoed sector. Het project is uniek voor wat betreft omvang en uitstraling. Nederland is met dit project een voorloper in Europa.
Terugverdienverplichting
Uit de evaluatie blijkt echter ook dat de verwachtingen met betrekking tot het kunnen genereren van inkomsten niet realistisch zijn. De oorzaken voor het niet kunnen realiseren van de doelstellingen op dit punt, liggen in gewijzigde externe omstandigheden.
Zo blijkt in de uitvoering van het project dat de betalingsbereidheid in het onderwijsveld zich niet heeft gemanifesteerd. De introductie van de Wet Gratis Schoolboeken (WGS) - gecombineerd met de aanbestedingsplicht - heeft op de ontbrekende betalingsbereidheid een belangrijke invloed gehad. Het bewustzijn bij scholen over kosten van leermateriaal is sterk gestegen en het beleid ten aanzien van leermateriaal binnen scholen is veranderd. Dit alles staat los van de waardering in het onderwijsveld voor de diensten die in het project worden ontwikkeld en het gedigitaliseerde bronnenmateriaal. Een andere belemmerende factor is dat de consortium partijen weliswaar collecties beheren, maar vaak niet de auteursrechten bezitten. Voor commercieel hergebruik van gedigitaliseerd materiaal is dus toestemming van anderen nodig. Als die toestemming al gegeven wordt, komen de inkomsten vooral ook terecht bij de rechthebbenden. Verder vermeldt de evaluatie dat in een online omgeving rendabele businessmodellen schaars zijn. Uitzonderingen zijn grote populaire diensten met miljoenen gebruikers, zoals Google of Facebook, die inkomsten halen uit advertenties.
In het evaluatie rapport wordt geconcludeerd dat een drastische bijstelling van de terugverdienverplichting noodzakelijk is.
Aansturing project
Er worden verder in de evaluatie enkele aanbevelingen gedaan voor de aansturing en uitvoering van het project in de komende jaren. De samenwerking binnen het consortium en dienstenontwikkeling en promotie van het project kunnen worden Onze versterkt. Ook wordt geadviseerd om meer te sturen op doelmatigheid en het meten van de maatschappelijke impact, alsmede de financiële sturing te verbeteren door de kosten te koppelen aan output en impact. De evaluatie heeft een plan van aanpak aangereikt voor het meten van de maatschappelijke impact van het project.

Toekomst voor het project
Overwegingen
Het niet kunnen voldoen aan de terugverdienverplichting vormt een groot financieel en operationeel risico voor het consortium, het project en de OCW begroting. Immers de uitgaven en de al aangegane verplichtingen zijn afgestemd op een bruto project budget ¤ 154 miljoen, in de verwachting dat deze uitgaven zich deels zullen terugverdienen na afloop van het project. De evaluatie toont aan dat die verwachting onrealistisch is. In de afgelopen maanden zijn daarom diverse oplossingsrichtingen verkend, mede op basis van de voorlopige uitkomsten van de evaluatie.
Bij het beoordelen van de mogelijkheden hebben verschillende overwegingen een rol gespeeld. De maatschappelijke waarde van het project en de belangen van de instellingen die onderdeel uitmaken van het consortium, staan daarbij voor mij voorop. De positieve evaluatie speelt eveneens een rol, het project verloopt heel goed. Belangrijk zijn verder de maatregelen die in het regeerakkoord worden aangekondigd. Het kabinet noemt daarin het belang van beheer en behoud van cultureel erfgoed.

Besluitvorming
In het licht van het bovenstaande heb ik besloten tot een combinatie van samenhangende maatregelen. Het project wordt neerwaarts bijgesteld, zodat er niet meer dan ¤ 90 miljoen FES-geld met het project gemoeid is. Dit is het netto FES-bedrag, waardoor de terugverdienverplichting vervalt. Om recht te doen aan de reeds aangegane verplichtingen binnen het project heb ik incidenteel ¤ 25 miljoen beschikbaar gesteld. Het totale projectbudget bedraagt daarmee maximaal ¤ 115 miljoen. De al ontwikkelde diensten en het digitale bronnenmateriaal, blijven daarmee beschikbaar voor het onderwijs. Over het uitvoeren van de andere aanbevelingen uit het rapport zal ik nadere afspraken maken met het consortium. Daarnaast zal het consortium een herziene activiteitenplan moeten opstellen voor de komende jaren, afgestemd op het nu beschikbare projectbudget van ¤ 115 miljoen.
Ik vermeld tot slot nog dat het consortium in overleg is met partijen uit het cultuur- en onderwijsveld over intensivering van de bestaande samenwerking bij de beschikbaarstelling van gedigitaliseerd audiovisueel erfgoed aan het onderwijs. De projectresultaten kunnen daarmee ook op langere termijn duurzaam verankerd worden.

Tot slot

Ik ben ervan uit overtuigd dat met dit pakket van maatregelen de uitvoering van het project in de komende jaren zeker is gesteld. Deze maatregelen maken het mogelijk dat het project met bijgestelde ambities, maar nog steeds succesvol, kan worden afgerond. De maatschappelijke waarde van het audiovisueel erfgoed in het onderwijs, kan optimaal worden benut en dat vind ik van groot belang. Door middel van een eindrapportage zal ik u uiteraard informeren over de afronding en uiteindelijke resultaten van het project. de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Halbe Zijlstra