Rijksoverheid


211Z00970

Antwoorden op de vragen van het lid Ferrier aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het rapport `De kwaliteit van het onderwijs in cluster 1'. (ingezonden 20 januari 2011)


1. Hebt u kennisgenomen van het rapport van de Onderwijsinspectie `De kwaliteit van het onderwijs in cluster 1'?

Ja.


2. Hoe beoordeelt u de opmerking in het rapport dat de handelings- en begeleidingsplannen onvoldoende betekenisvol zijn als sturings- of verantwoordingsdocumenten, zeker in het voortgezet onderwijs.

De opmerking van de inspectie bevestigt het beeld dat al eerder naar voren kwam in onderzoeksrapporten van de inspectie over de clusters 2, 3 en 4, namelijk dat de kwaliteit van de handelings- en begeleidingsplannen onvoldoende is en er mede daardoor sprake is van een weinig zorgvuldige planning en evaluatie.


3. Welke consequenties verbindt u aan deze opmerking?

Juist omdat het handelingsplan onvoldoende effectief is wordt het handelingsplan in het wetsvoorstel kwaliteit (v)so, dat naar verwachting voor het zomerreces aan uw Kamer zal worden gezonden, vervangen door het ontwikkelingsperspectief. Dit is een instrument waarin de beoogde leeropbrengsten van de (individuele) leerling centraal staan. Het is gebaseerd op verschillende elementen, namelijk de cognitieve, sociaal-emotionele mogelijkheden en vaardigheden van de leerling en ook belemmerende en beschermende factoren in de omgeving evenals de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Tevens verwacht ik dat hiermee scholen beter in staat zijn om hun opbrengsten te verantwoorden. Voor mijn reactie ten aanzien van de kwaliteit van de handelings- en begeleidingsplannen in het reguliere onderwijs verwijs ik naar de brief over Passend onderwijs die onlangs aan uw Kamer is toegestuurd. Deze brief bevat onder meer de aankondiging dat ook in het regulier onderwijs het handelingsplan vervangen zal worden.


4. Hoe beoordeelt u de opmerking dat de kwaliteit van de handelingsplannen op veel indicatoren even zwak of zelfs zwakker is dan die in de clusters 2, 3 en 4 en dat dit in het voortgezet onderwijs nog meer het geval is dan in het primair onderwijs?

De opmerking van de inspectie over de kwaliteit van de handelings- en begeleidingsplannen in het regulier basis- en voortgezet onderwijs is herkenbaar. Het handelingsplan is in veel gevallen verworden tot een `papieren tijger', dat te weinig in relatie staat tot het feitelijk onderwijs en datgene wat de leerling naar verwachting zal bereiken. Hiermee ontbreekt de functionele betekenis van het handelingsplan in de onderwijspraktijk. Het feit dat de inspectie van mening is, dat de handelings- en begeleidingsplannen onvoldoende kwaliteit bieden, zegt echter, volgens de inspectie, niet dat de leerlingen met een visuele beperking in het regulier onderwijs slecht onderwijs ontvangen. De lesobservaties tonen volgens de inspectie aan dat het orthopedagogisch en orthodidactisch handelen van de leerkracht in het merendeel van de gevallen als voldoende wordt beoordeeld.



5. Welke consequenties verbindt u hieraan? Met het eerder genoemde wetsvoorstel kwaliteit (v)so en de daarin opgenomen verplichting om voor alle leerlingen in het (v)so een ontwikkelingsperspectief vast te stellen en de ontwikkeling van leerlingen te volgen, verwacht ik een dynamischer, meer op leerrendement gericht instrument te introduceren, dat meer dan nu een functionele rol kan spelen in het toezicht van de inspectie op de kwaliteit van het onderwijs en daarmee het verantwoorden van de opbrengsten. Dit ontwikkelingsperspectief gaat, zoals aangekondigd in de eerdergenoemde brief over Passend Onderwijs, ook in het regulier primair en voortgezet onderwijs het handelingsplan vervangen en zal daar naar verwachting eenzelfde opbrengstverhogend effect bewerkstelligen.






---- --