Rijksoverheid
Toespraak staatssecretaris Teeven op werkconferentie gedragsbeïnvloedende
maatregel
Toespraak | 10-02-2011
Toespraak van staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie op de
Werkconferentie Gedragsbeïnvloedende Maatregel in de Beurs van Berlage
in Amsterdam op 30 november 2010.
Dames en heren,
Als voormalig officier van justitie doet het mij deugd om hier vandaag,
in deze prachtige Beurs van Berlage, zoveel oud-collega's bijeen te
zien. En dan bedoel ik niet alleen de vertegenwoordigers van het
Openbaar Ministerie. Ook de Rechtspraak, de Raad voor de
Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg/Jeugdreclassering, het Nederlands
Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie en verschillende
zorgaanbieders zijn, als ik zo eens om mij heen kijk, goed
vertegenwoordigd. Mensen uit de praktijk, werkzaam bij verschillende
organisaties en onderdelen - maar allemaal betrokken bij dat ene,
belangrijke onderwerp dat op deze werkconferentie centraal staat: de
gedragsbeïnvloedende maatregel.
Ik ben blij met deze conferentie. U doorloopt vandaag een interessant
programma, waarin de uitvoering van de GBM
- zo zal ik hem hier voortaan maar noemen; dat scheelt een heleboel
lettergrepen, energie én tijd - centraal staat. Die uitvoering vergt
een nauwe samenwerking tussen u als ketenpartners. Uit mijn OM-periode
weet ik nog heel goed hoe belangrijk die ketensamenwerking is. Voor een
succesvol verloop van de GBM is ze zelfs cruciaal.
De GBM is, wat je zou kunnen noemen, `maatwerk in optima forma'. Bijna
een `schoolvoorbeeld' van de persoonsgerichte aanpak, waarmee we beogen
scherp toegespitst op de persoon van de, vaak jeugdige, dader - en
daardoor effectief - te sanctioneren. De GBM biedt de rechter de
mogelijkheid om jongeren via een combinatie van allerlei interventies
een passend programma op te leggen, gericht op gedragsbeïnvloeding.
Over welke jongeren hebben we het dan? Dan moet u toch denken aan de
wat zwaardere categorie. Jeugdige meer- en veelplegers en harde
kernjongeren, die op jonge leeftijd al een relatief zwaar delict op hun
naam hebben staan. Jongeren bij wie je niet meer kunt volstaan met een
voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, maar die aan
de andere kant ook (nog) niet in aanmerking komen voor een
onvoorwaardelijke jeugddetentie, of een PIJ. Kijk je naar hun
levensloop, dan is er meestal sprake van een meervoudige
achtergrondproblematiek - vaak niet los te zien van opvoeding en
omgeving - en gedragsproblemen. Niettemin zal dit kabinet ook bij deze
jongeren in de toekomst vaker inzetten op onvoorwaardelijke
jeugddetentie en de pij-maatregel. Bij zwaardere misdrijven moet immers
ook de vergeldingscomponent tot uitdrukking komen.
Dat vereist een stevige aanpak. Maar wel een die tegelijkertijd heel
sterk gericht is op de specifieke problematiek van die jongere. Dat
vergt nauwgezet onderzoek, waarbij een aantal ketenpartners zoals die
hier vandaag bijeen in de zaal zitten, een belangrijke rol spelen: de
Raad voor de Kinderbescherming, de Jeugdreclassering en in veel
gevallen ook het NIFP. Die partners stemmen hun bevindingen op elkaar
af, waarna de Raad een gedegen en goed onderbouwd strafadvies kan
uitbrengen aan het OM. Dat verschaft de officier van justitie de
geschikte "munitie" om oplegging van de GBM te eisen. Een strak
juridisch kader, waarbinnen juist die gedragsinterventies en
behandelingen worden opgelegd, die op een effectieve manier de
criminele carrière van die jongere een halt kunnen toeroepen. Dit
geheel moet overtuigend zijn verwoord - zodanig dat de kinderrechter de
méérwaarde van de GBM inziet ten opzichte van andere mogelijke
sancties. En het moeten niet te veel verschillende gedragsinterventies
zijn, maar enkel maatregelen die ook echt werken. We moeten met z'n
allen wel "de bomen door het bos blijven zien".
Het luistert dus allemaal heel nauw voordat het daadwerkelijk tot
oplegging van de GBM komt. Het vergt in een kort tijdsbestek maatwerk,
precisie en vertrouwen van alle ketenpartners. We zijn hier onder
elkaar, ik hoef er hier geen doekjes om te winden: daar heeft het in de
beginfase van de GBM nogal eens aan ontbroken. Als uitvoerders zat u
een beetje in een vicieuze cirkel.
Als gevolg van de relatieve onbekendheid van de maatregel, werd ze
weinig opgelegd. Waar in 2008, het eerste jaar, gerekend was op 350
opleggingen, kwamen we uiteindelijk niet verder dan 15. Doordat de GBM
weinig werd opgelegd, was er weinig mogelijkheid om ervaring op te
doen. En dat had weer tot gevolg dat mensen moeilijk konden worden
overtuigd van het effect en de méérwaarde van de GBM. In potentie zijn
die groot, dat zullen velen met mij beamen, maar we willen het wel ook
graag zien.
Inmiddels is er al veel verbeterd en daar ben ik blij om. Als
ketenpartners beschikt u nu over voldoende basiskennis over de GBM.
Verder zijn onlangs de landelijke uitvoeringsprocessen vastgesteld. En
omdat de maatregel inmiddels ook vaker wordt opgelegd - in de eerste
tien maanden van dit jaar 73 keer - neemt ook de ervaring met de
uitvoering toe. Daardoor gaan steeds meer partners in de keten ook de
méérwaarde van de GBM inzien. Inmiddels hebben we de verwachtingen voor
de komende jaren voorzichtig kunnen bijstellen naar 130 opleggingen per
jaar. Voor een belangrijk deel is dat te danken aan uw vertrouwen,
goede samenwerking en nimmer aflatende inzet.
Zo meteen krijgt u overigens een presentatie die nader ingaat op de
impact van de GBM, zowel op de jongere als op de jeugdstrafrechtketen.
En die impact is er. Ik herken me dan ook niet in diegenen - waaronder
onlangs een Amsterdamse strafrechter - die beweren dat het opleggen van
straf in de jeugdstrafrechtsketen geen zin heeft.
Voor diegenen onder u die nog niet geheel overtuigd mochten zijn: de
GBM is verre van vrijblijvend. De jongeren moeten serieus aan de slag
met hun problematiek. Dat betekent: er hard aan werken, structuur
aanbrengen in hun leven en zich goed aan gemaakte afspraken houden. Wie
er met de pet naar gooit, of zich niet aan de afspraken houdt, loopt
het risico dat de maatregel wordt verlengd of inhoudelijk wordt
aangescherpt. Of - in geval van een zware overtreding - dat hij alsnog
een vervangende jeugddetentie moet uitzitten. En die kan behoorlijk
oplopen: voor elke maand GBM die is opgelegd maximaal één maand
`zitten'. Een gerichte sanctie op maat, met een stevige stok achter de
deur! Maar dan moet - zo zeg ik er nadrukkelijk bij - in voorkomende
gevallen die vrijheidsbeneming ook echt volgen.
Dames en heren, ik heb u al gewezen op het feit dat het succes van de
GBM staat of valt bij een goede samenwerking in de keten. Het doet mij
deugd te constateren dat die samenwerking op veel plaatsen in het land
steeds beter gaat lopen. Daar waar de lijnen kort zijn - en dat wordt
keer op keer aangetoond - wordt ook de werkwijze rond de GBM minder als
tijdrovend ervaren.
U gaat straks aan de slag met een concrete casussimulatie GBM, heb ik
begrepen. En vanmiddag staan er nog interessante discussies op het
programma over de succes- en risicofactoren van een goede
ketensamenwerking. Als "voormalig" man van de praktijk zou ik graag bij
die onderdelen aanwezig zijn geweest, om mee te denken en te
discussiëren over hoe we die samenwerking verder kunnen verbeteren. Dat
zit er helaas niet in, gelet op andere verplichtingen. Ik ben echter
benieuwd naar de uitkomsten en ik word daar te zijner tijd dan ook
graag over geïnformeerd.
Rest mij nog u, als betrokken ketenpartners, een goede, inspirerende en
vruchtbare werkconferentie toe te wensen. En de hoop uit te spreken dat
deze conferentie een belangrijke bijdrage zal leveren aan het op een
goede manier borgen van de uitvoeringsprocessen GBM in uw organisatie.
Ik reken erop dat u het verschil weet te maken bij de bestrijding van
de jeugdcriminaliteit en het weer in het spoor brengen van jongeren!
Hun slachtoffers, maar ook zijzelf, hebben daar recht op.
Ik wens u veel succes!
Verantwoordelijk ministerie
* Ministerie van Veiligheid en Justitie
Voor vragen aan de Rijksoverheid bel Postbus51: 0800-8051