Rijksoverheid


Onze referentie BS 2011003274

11 februari 2011

Antwoorden op de vragen van het lid Eijsink over het onderzoek van het UMC en de MGGZ naar posttraumatische stress bij soldaten

Bij beantwoording datum, onze referentie en betreft vermelden.

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de vragen van het lid Eijsink over het onderzoek van het Universitair Medisch Centrum (UMC) en de Militair Geestelijke Gezondheidszorg naar posttraumatische stress bij soldaten (ingezonden 7 januari 2011 met kenmerk 2011Z00120).

DE MINISTER VAN DEFENSIE

drs. J.S.J. Hillen

Pagina 1 van 3

Vragen van het lid Eijsink (PvdA) aan de minister van Defensie over het onderzoek van het Universitair Medisch Centrum (UMC) en de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg naar posttraumatische stress bij soldaten (ingezonden 7 januari 2011 met kenmerk 2011Z00120)

Ministerie van Defensie Datum

Onze referentie BS2011003274


1 Kent u het onderzoek van het UMC Utrecht en de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg naar posttraumatische stress bij soldaten na afloop van missies? 1) Ja. 2 Hoe luidt uw inhoudelijke reactie op de uitkomst van dit onderzoek? Hoe oordeelt u over de cijfers die uit dit onderzoek naar voren komen? Bent u bereid uw reactie op korte termijn aan de Kamer te sturen? 3 Deelt u de mening dat de uitkomst van dit onderzoek dermate belangrijk is dat er concrete plannen gemaakt moeten worden ten behoeve van (ex)soldaten om niet alleen zoveel mogelijk posttraumatische stress te voorkomen maar ook te behandelen? Zo nee, waarom niet? De uitkomst van het onderzoek van het UMC is van belang omdat een relatie is gevonden tussen een verhoogd aantal stress-hormoonreceptoren Glucocorticoid Receptor en klachten van posttraumatische stress. De klachten kunnen worden afgeleid uit een vragenlijst die de deelnemers zelf hebben ingevuld. Door middel van klinische interviews moet vervolgens worden vastgesteld of er in deze gevallen inderdaad sprake is van het Posttraumatisch Stresssyndroom (PTSS). Bij onderzoeken met klinische interviews is het percentage met de formele diagnose PTSS over het algemeen lager dan bij onderzoeken met vragenlijsten. Op grond van het onderzoek van het UMC kan nog niet worden vastgesteld dat het aantal van deze stress-hormoonreceptoren een goede indicatie geeft van de gevoeligheid voor PTSS. Het is dan ook van belang dat aanvullend onderzoek wordt gedaan. 4 Welke acties gaat u ondernemen richting de soldaten die deelnemen dan wel deelgenomen hebben aan de huidige missie in Afghanistan als gevolg van de uitkomst van dit onderzoek? Op welke wijze gaat u dit voor eerdere missies doen? 5 Bent u van plan bij te dragen aan de ontwikkeling van een instrument of methode die bij militairen kan bepalen of zij na afloop van hun missie extra begeleiding nodig hebben? Zo nee, waarom niet? 6 Deelt u de mening dat het van belang is de uitkomst van het onderzoek te betrekken zowel bij de werving en selectie alsmede bij de ROC opleiding Veiligheid en Vakmanschap? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?

Pagina 2 van 3

In de Veteranennota 2009-2010 (Kamerstuk 30 139, nr. 75) is uiteengezet op welke wijze Defensie de uitgezonden militairen voorafgaande aan, tijdens en na hun uitzending begeleidt. Het doel van deze begeleiding is het tijdig onderkennen van onder meer posttraumatische stress. Onderzoek naar de relatie tussen het aantal van deze stress-hormoonreceptoren en klachten van posttraumatische stress kan in de toekomst wellicht bijdragen tot de ontwikkeling van een screeningsmethode om posttraumatische stress te voorkomen of vroegtijdig te onderkennen. Dit onderzoek wordt in samenwerking met de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg uitgevoerd.

Ministerie van Defensie Datum

Onze referentie BS2011003274


1) Gepresenteerd 4 januari 2011 alsmede gepubliceerd in American Journal of Psychiatry van januari 2011

Pagina 3 van 3

---- --