Raad voor de Journalistiek

Uitspraak vastgesteld d.d. 11 februari 2011
door mr. V.H.G. Lebesque, voorzitter, mw. A.C. Diamand, T.R. Harkema, ir. B.L. Hooghoudt en mw. drs. M.G.N. Mathot, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.

drs. J.E.J.W. Sharpe / I. Lepelaars en Eindhovens Dagblad Uitspraak: deels gegrond c.q. onthouding oordeel De klacht betreft het artikel "PVV'er Sharpe: zwendel en geweld". Klager heeft allereerst gemotiveerd gesteld dat het bedrijf waarvoor hij heeft gewerkt een administratieve boete heeft gekregen voor het misleiden van consumenten. Dit is door verweerders in het artikel verwoord als `misleiding van klanten' en `oneerlijke commerciële activiteiten'. Naar het oordeel van de Raad biedt dit onvoldoende grond om in de kop te stellen dat sprake is van `zwendel' die wordt toegeschreven aan klager persoonlijk.
Verder is klager in de kop van het artikel in verband gebracht met `geweld', hetgeen in de inleiding van het artikel nader is uitgewerkt. Daarin is als feit gepresenteerd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en mishandeling. Volgens de publicatie viel klager ex-topatleet Robert de Wit in het gezicht aan met een spike en bedreigde hem en een starter. Klagers integriteit wordt door de berichtgeving in ernstige mate aangetast. Aldus is sprake van zodanig diffamerende beschuldigingen, dat verweerders deze niet zonder deugdelijke grondslag hadden mogen publiceren.
Verweerders hebben ter zake allereerst gewezen op de verklaring van De Wit, die in dit geval echter niet als onafhankelijke bron kan worden beschouwd, en naar andere `diverse betrouwbare bronnen', doch zonder nadere aanduiding van de kwaliteit van deze bronnen en zonder overlegging van schriftelijke verklaringen. Verder hebben verweerders verwezen naar een eerdere publicatie over het incident, te weten een bericht in het magazine van PSV Atletiek van ongeveer twintig jaar geleden. In dat verband overweegt de Raad dat een journalist die in een ander medium geuite beschuldigingen, negatieve kwalificaties en beweringen aan iemands adres overneemt, dan wel deze beweringen put uit artikelen of opnamen uit het archief, zich dient te houden aan de zorgvuldigheidseisen die gelden bij het publiceren van beschuldigingen. Hij mag er niet van uit gaan dat de eerder gepubliceerde uitspraken het karakter van onbetwiste feiten hebben aangenomen doordat zij niet zijn weersproken. (zie punt 2.3.2. van de Leidraad van de Raad) Klager heeft de aantijgingen aan zijn adres echter gemotiveerd betwist en ter zake diverse verklaringen overgelegd van personen die de beschuldigingen weerspreken.
De Raad kan niet vaststellen welk standpunt juist is, maar is van oordeel dat - gezien het voorgaande - onvoldoende grondslag bestaat voor de als feit gepresenteerde bewering dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en mishandeling, hetgeen in de kop is samengevat met de term `geweld'.
Een en ander leidt tot de slotsom dat verweerders met de publicatie van de kop en inleiding van het artikel journalistiek onzorgvuldig jegens klager hebben gehandeld. (vgl. RvdJ 2008/61)
Voorts heeft klager aangevoerd dat ten onrechte is vermeld dat hij een half jaar zou zijn geschorst door de Atletiekunie. Verweerders hebben erkend dat zij op dit punt onjuist hebben bericht. Deze omissie is van zodanige aard dat verweerders daarmee journalistiek onzorgvuldig jegens klager hebben gehandeld. Daarbij neemt de Raad mede in aanmerking dat verweerders ook op dit punt hebben verwezen naar `diverse bronnen' zonder nadere aanduiding van de kwaliteit van deze bronnen en zonder overlegging van schriftelijke verklaringen. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond. Verweerders hebben verder nog aangevoerd dat zij de onzorgvuldigheid hebben rechtgezet in een publicatie van een dag later. Naar het oordeel van de Raad heeft die publicatie de nadelen die klager van het gewraakte artikel moet hebben ondervonden, onvoldoende kunnen herstellen, nu de rechtzetting slechts bestond uit één zin in een bericht dat overigens geheel ging over de achtergronden van het vermeende spikes-incident.
Ten slotte heeft klager gesteld dat het citaat van de woordvoerder van de Atletiekunie - te weten dat deze klager een `halve crimineel' heeft genoemd - onjuist is, hetgeen verweerders gemotiveerd hebben betwist. Hoewel beide partijen ter staving van hun standpunt een schriftelijk document hebben overgelegd, kan de Raad op grond daarvan niet vaststellen welk standpunt juist is. De Raad onthoudt zich daarom van een inhoudelijk oordeel ter zake.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Aard van de publicatie: citaat
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/11

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 10 februari 2011
door mw. mr. H. Troostwijk, voorzitter, H. Blanken, mr. B. Geersing, mw. drs. M.G.N. Mathot en mw. J.G.T.M. Wartenbergh, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. H. Osinga, adjunct-secretaris.

F. Otten / `Vermist' (TROS)
Uitspraak: ongegrond c.q. onthouding oordeel
In een aflevering van `Vermist' is aandacht besteed aan de ontvoering van een kleinkind van klager. Volgens klager wordt momenteel zijn dochter vermist en vindt die vermissing zijn oorzaak in de gewraakte uitzending. Kern van de klacht is dat verweerder in een vervolguitzending opnieuw aandacht had moeten besteden aan de vermissing van zijn dochter, hetgeen verweerder heeft geweigerd. Verweerder heeft niet op de klacht gereageerd.
De Raad overweegt dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt waarom verweerder in een vervolgpublicatie over de betreffende vermissing zou moeten berichten. Het stond verweerder dan ook vrij om het verzoek van klager daartoe af te wijzen. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder op dit punt niet journalistiek onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld. (zie punten 1.1. en 1.2. van de Leidraad van de Raad) Verder heeft klager gesteld dat de gewraakte uitzending is gebaseerd op onvoldoende achtergrondinformatie, zodat ook om die reden een vervolguitzending had moeten plaatsvinden nu de redactie is misleid door klagers schoonzoon. De Raad onthoudt zich op dit punt van een oordeel, omdat klager zijn bezwaren onvoldoende concreet heeft gemaakt. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: selectie van nieuws
· Procedure: onthouding oordeel
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/10

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 9 februari 2011
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, A. Mellink MPA, mw. E.J.M. Lamers, mw. F. Santing en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

P.D. Harmsen en E.P.L. van Beek / Veluweland.nl Uitspraak: deels gegrond, deels ongegrond c.q. onthouding oordeel Op de voorpagina van Veluweland.nl is het artikel "Kinderopvang KNWV bestuurlijke puinhoop" met de onderkop "Kinderopvang opstap naar schimmige bv's" verschenen, dat is vervolgd op pagina 3. Verder is een achtergrondartikel met de kop "Mismanagement oorzaak van faillissementen Harbek/KNWV" geplaatst. In de berichtgeving is aandacht besteed aan de handelwijze van klagers als Raad van Bestuur van de Harbek Groep, welke organisatie zich richt op de kinderopvangsector. Daarbij is aandacht besteed aan enkele faillissementen binnen deze organisatie en de redenen die daaraan volgens verschillende bronnen ten grondslag hebben gelegen.
Klagers hebben gesteld dat verweerder betreffende een aantal aan de orde gestelde zaken niet waarheidsgetrouw heeft bericht en ongefundeerde ernstige beschuldigingen aan hun adres heeft geuit. De Raad meent dat op dit punt voor een weloverwogen oordeel een bredere kennis van de feiten nodig is dan waarover de Raad beschikt. Gezien de complexiteit van de materie, kan de Raad geen gefundeerd oordeel geven zonder diepgaand feitenonderzoek. De procedure bij de Raad leent zich echter niet voor een dergelijk onderzoek. Nu de Raad niet kan vaststellen of voor de beschuldigingen aan het adres van klagers een deugdelijke grondslag bestaat - waarbij opmerking verdient dat verweerder de gepubliceerde beschuldigingen voor een groot deel baseert op anonieme bronnen en door dezen ter beschikking gestelde documenten die niet aan de Raad zijn overgelegd - onthoudt hij zich op dit punt van een oordeel. (zie punt 2.2.5. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ 2009/14)
Verder hebben klagers gesteld dat onvoldoende wederhoor is toegepast. De Raad overweegt ter zake dat de verslaggeefster een week voorafgaand aan de publicatie contact met Van Beek heeft gehad en deze daarbij heeft geconfronteerd met de door haar verkregen informatie. De Raad acht het aannemelijk dat Van Beek de strekking van de publicatie voldoende duidelijk moet zijn geweest. Diens reactie is vervolgens duidelijk in het artikel verwerkt, nadat hij de weergave van het gesprek vooraf ter inzage heeft ontvangen. Niet is gebleken dat de verslaggeefster met Van Beek heeft afgesproken dat zij hem vooraf de tekst van de hele publicatie zou toesturen en zij was daartoe ook anderszins niet gehouden. Voorts is niet aannemelijk geworden dat verweerder met de wijze waarop hij de reactie van Van Beek in de publicatie heeft weergegeven, journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat Van Beek wellicht niet voldoende adequaat op alle aan hem voorgelegde informatie heeft gereageerd, kan verweerder niet worden verweten. Daarbij komt dat verweerder na de publicatie aan klagers nog heeft aangeboden hun visie op de kwestie verder uiteen te zetten in een te publiceren interview of ingezonden brief. Van die mogelijkheid hebben klagers echter geen gebruik willen maken. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond. (zie punten 2.3.1. en 2.8.1. van de Leidraad en vgl. RvdJ 2006/72)
De klacht is echter wel gegrond voor zover deze betrekking heeft op de algehele toonzetting van de publicatie en het onvoldoende onderscheid maken tussen feiten, beweringen en meningen daarin. In de publicatie wordt de (financiële) handelwijze van klagers als bestuurders van de Harbek Groep aan de orde gesteld. Daarbij is in de intro van het grote achtergrondartikel een opsomming gemaakt van zaken die klagers op financieel, beleids- en personeelsgebied zouden zijn te verwijten. De inhoud en strekking van de publicatie als geheel genomen is ten aanzien van klagers zeer kritisch, waarbij aan de lezers de indruk wordt gegeven dat sprake is van ernstig wanbeleid en wellicht van onoorbare praktijken. Gelet op het feit dat het hier een complexe materie betreft, had verweerder terughoudender en met een gematigder toon ten aanzien van het handelen van klagers dienen te berichten. Door de beschuldigingen aan het adres van klagers zodanig zwaar aan te zetten en daarbij gepresenteerde meningen onvoldoende te onderscheiden van de in de publicatie weergegeven feiten, heeft verweerder op dit punt journalistiek onzorgvuldig jegens klagers gehandeld. (zie punten 1.4. en 1.5. van de Leidraad)
Ten slotte overweegt de Raad dat geen grond bestaat voor het oordeel dat verweerder de belangen van klagers bij de bescherming van hun privacy onvoldoende heeft afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is gediend. Klagers vormen samen de raad van bestuur van de Harbek Groep en zijn als zodanig kenbaar voor het publiek. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat de privacy van klagers door het vermelden van hun namen en het plaatsen van een foto van Van Beek disproportioneel is geschaad. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad) Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Privacy: foto's, vermelding persoonlijke gegevens
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2011/8

C.W.M. Melisse / I. de Groot en AD De Dordtenaar Uitspraak: gegrond
In een aantal artikelen is aandacht besteed aan een geschil tussen klager en zijn ouders. De eerste publicatie - met de kop "Dordtenaar wil zijn bejaarde ouders via rechter huis uitzetten" - behelst een verslag van een kort geding-zitting, waarbij de standpunten van de partijen in die procedure zijn weergegeven. Een dag later is een artikel geplaatst onder de kop "Succesvolle zoon wil bejaarde ouders het huis uitzetten" met het chapeau "'Tachtig jaar en dakloos?'". Tegen dit artikel is de klacht gericht. Daarna is in het artikel "Rechtbank geeft zoon gelijk: ouders moeten huis uit" en het vervolgartikel "'Ze zijn beter af in bejaardenhuis'" bericht over de uitspraak in het kort geding.
De Raad overweegt dat de eerste publicatie kan worden beschouwd als een rechtbankverslag, waarbij het beginsel van hoor en wederhoor - behoudens bijzondere omstandigheden - niet aan de orde is. (zie punt 2.3.4. van de Leidraad van de Raad)
Hoewel het gewraakte artikel in zekere zin onderdeel uitmaakt van een reeks publicaties - nu in al die publicaties wordt bericht over het geschil tussen klager en diens ouders - wijkt dit artikel in zijn aard en inhoud duidelijk af van de andere publicaties. Hierin hebben verweerders zich niet beperkt tot een - min of meer zakelijke - weergave van hetgeen partijen in de kort geding-procedure hebben aangevoerd, maar hebben zij de ouders van klager in de gelegenheid gesteld uitgebreid hun visie op het conflict te geven, waarbij zij hun zoon in een zeer negatief daglicht stellen. Aangezien klager in het rechtbankverslag van de dag ervoor niet op vergelijkbare wijze aan het woord is gelaten, kan - anders dan verweerders hebben aangevoerd - het gewraakte artikel niet als het wederhoor van klagers ouders op uitlatingen van klager worden beschouwd.
In het gewraakte artikel laten de ouders van klager zich op zeer diffamerende wijze uit over hun zoon. Zij beweren onder meer dat klager in de - delicate - kwestie `over lijken gaat'. De lezer zal zich moeilijk aan de indruk kunnen onttrekken dat klager moreel verwerpelijk heeft gehandeld. Verweerders hadden de uitlatingen van de ouders van klager dan ook niet behoren te publiceren zonder vooraf wederhoor bij klager toe te passen, hetgeen zij hebben nagelaten. (zie punten 2.2.5. en 2.3.1. van de Leidraad)
Aldus moet worden geconcludeerd dat verweerders journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld door in het gewraakte artikel over klager te berichten zoals zij hebben gedaan zonder wederhoor bij klager toe te passen.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: grievende, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2011/9

---

do 27 jan 2011 - Uitspraken vastgesteld d.d. 21 januari 2011
- drs. J.E.J.W. Sharpe / Ad.nl (RvdJ 2011/2)
- drs. J.E.J.W. Sharpe / GeenStijl.nl, PowNews en R. Castricum (RvdJ 2011/3)

- Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) / A. Reerink en NRC.Next (RvdJ 2011/4)

Lees verder...
---

vr 21 jan 2011 - Uitspraak vastgesteld d.d. 14 januari 2011
- Beelen Investments B.V. en S.W.M. Beelen / G. Molenaar en DeGids.fm (VARA) (RvdJ 2011/1)

Lees verder...
---

vr 7 jan 2011 - Uitspraak vastgesteld d.d. 19 december 2010
- X / P. Veen en EenVandaag (AVRO/TROS) (RvdJ 2010/57)

Lees verder...
---

vr 7 jan 2011 - Uitspraak vastgesteld d.d. 19 december 2010
- Stichting Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid-Nederland (SIN-NL) / R. Steenhorst en De Telegraaf (RvdJ 2010/56) Lees verder...
---