Partij van de Arbeid

Partij van de Arbeid

Den Haag, 16 februari 2011

Vragen van de leden Groot en Vermeij (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Financiën over een onbedoeld effect van de wijzigingen in de Uitvoeringsregeling loonbelasting.


1. Kent u het nieuwsbericht van AWVN over het nieuwe artikel 12.2a Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB 2011) voor regelingen van vervroegde uittreding (RVU) die in de periode 2006 tot 2011 bij een verzekeraar zijn ondergebracht? http://www.awvn.nl/smartsite.net?id=16513


2. Kunt u aangeven waarom dit artikel is opgenomen en in uitvoering lijkt af te wijken van artikel 12.2 UBLB dat ziet op de periode vóór 2006? Artikel 12.2 UBLB 2011 is de voorzetting van artikel 106 UBLB 2001 en beoogt misbruik door middel van extra premiestortingen te voorkomen. Uit de toelichting op artikel 106 UBLB 2001: Het zou het zelfs uiterst aantrekkelijk maken om in 2005 extra premies in een bestaand VUT-fonds te storten en deze bedragen na 2005 te gebruiken voor het doen van uitkeringen, waarbij tot het bedrag van de in 2005 gestorte bedragen de in artikel 32aa van de wet bedoelde eindheffing niet zou gelden voor die uitkeringen. Het voorgaande geldt eveneens voor de situatie dat ter zake van een overgangsregeling als bedoeld in artikel 38c van de wet de komende jaren extra bedragen worden gestort, die op het moment dat de laatste uitkeringen uit dat fonds zijn gedaan worden overgeheveld naar een niet onder het overgangsrecht vallend fonds.


3. Gegeven het feit dat de rechten (de uitkeringen) en verplichtingen (de koopsom voor de uitkeringen) van de werknemer direct tegenover elkaar staan en er in die situatie geen sprake is van extra premiestortingen, deelt u dan de mening dat oneigenlijk gebruik van het overgangsrecht zich niet voor doet bij een RVU die - in het kader van ontslag - wordt verzekerd?
4. Hoe werkt artikel 12.2a UBLB volgens u uit in de volgende situatie: Een werknemer wordt in 2008 ontslagen en brengt zijn ontslagvergoeding van ¤ 100.000 onder bij eenn verzekeraar waarbij sprake is van een RVU en er wordt een periodieke uitkering aangekocht van ¤ 24.000 per jaaar voor de periode 2009-2013.


5. Is er overleg geweest met belangenorganisaties van werkgevers en werknemers of met het Verbond van Verzekeraars over de invoering van deze anti-misbruik maatregel? Hoe kwalificeert u de opmerking dat deze regeling "geheel onverwacht" is ingevoerd?
6. Deelt u de mening dat voor getroffen houders van stamrechten een ongewenste en onvoorziene situatie is ontstaan, waarbij deze houders plotseling substantieel minder geld krijgen dan verwacht kon worden op basis van de gemaakte afspraken?
7. Bent u bereid deze situatie voor verzekerde rechten waar rechten en verplichtingen direct tegenover elkaar staan, en geen sprake is van extra premiestortingen, ongedaan te maken?