Academisch ziekenhuis Maastricht
Kleinschalig wonen niet per se beter
Publicatiedatum: 15-02-2011
Bron: UM
Auteur: UM
Datum: 15-02-2011
In de huidige verpleeghuiszorg voor ouderen met dementie wordt sterk
ingezet op een ontwikkeling naar kleinschalige woonvormen. In deze
woonvormen woont een beperkt aantal (doorgaans 6 tot 8) ouderen samen
in een huiselijke en herkenbare omgeving. De Universiteit Maastricht
heeft onderzoek gedaan naar de effecten van kleinschalige woonvormen op
bewoners, hun naaste familie en betrokken zorgverleners
Kleinschalig wonen niet per se beter dan het reguliere verpleeghuis
Uit de studie blijkt dat de kwaliteit van leven van bewoners in
kleinschalige woonvormen niet verschilt van die van vergelijkbare
bewoners in traditionele verpleeghuizen, met afdelingen van minimaal 20
bewoners. Wel ervaren familieleden van bewoners van kleinschalige
woonvormen een minder zware zorgbelasting en zijn ze tevredener over de
zorg. In kleinschalige woonvormen worden bovendien minder
vrijheidsbeperkende maatregelen en minder kalmerende medicatie
gebruikt. Op basis van de onderzoeksresultaten concludeert de
Provinciale Raad voor de Volksgezondheid (PRV) dat het onwenselijk is
om actief beleid te voeren om uitsluitend kleinschalige zorg aan te
bieden. Op 16 februari aanstaande worden, in opdracht van de Provincie
Limburg, de onderzoeksresultaten en het advies van de PRV gepresenteerd
tijdens een symposium in het Provinciehuis in Maastricht.
Aanleiding onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd op verzoek van de PRV en gefinancierd door
de Provincie Limburg, de zorgaanbieders MeanderGroep Zuid Limburg,
Sevagram, Vivre, Orbis, de Zorggroep en onderzoeksinstituut CAPHRI
(Universiteit Maastricht). De aanleiding van het onderzoek was het
ontbreken van gegevens over de effectiviteit van kleinschalig wonen.
Resultaten
De zorg in kleinschalige woonvormen is een jaar lang vergeleken met die
op traditionele verpleeghuisafdelingen (met minimaal 20 bewoners). Dit
onderzoek laat een genuanceerd beeld zien van de effecten van
kleinschalig wonen. Uit de studie blijkt dat de kwaliteit van leven van
bewoners in kleinschalige woonvormen niet verschilt van die van
vergelijkbare bewoners in traditionele verpleeghuizen. Tussen beide
groepen zijn ook geen verschillen aangetroffen in neuropsychiatrische
symptomen en onrust. De arbeidstevredenheid en -motivatie van
medewerkers verschillen ook niet. De betrokkenheid van familieleden van
bewoners op kleinschalige woonvormen is niet anders dan die op
traditionele afdelingen. Wel ervaren familieleden van bewoners van
kleinschalige woonvormen een minder zware zorgbelasting. Ze zijn ook
meer tevreden over de zorg dan familieleden van bewoners op
traditionele afdelingen. In kleinschalige woonvormen worden, tot slot,
minder vrijheidsbeperkende maatregelen en minder kalmerende medicatie
gebruikt. De resultaten van het onderzoek zijn onlangs gepubliceerd in
het toonaangevende Journal of the American Directors Association
(JAMDA).
Advies PRV
Op basis van de onderzoeksresultaten concludeert de PRV dat het
onwenselijk is om actief beleid te voeren om uitsluitend kleinschalige
zorg aan te bieden. Beleidsmakers en zorgorganisaties zouden zich
daarom niet moeten richten op één specifieke woonvorm, maar door middel
van diversiteit keuzemogelijkheden bieden voor mensen met dementie.
Daarbij moet steeds centraal staan hoe de kwaliteit van leven voor
bewoners optimaal gerealiseerd kan worden. De PRV is wel van mening dat
kleinschaligheid in bebouwing kan worden voortgezet zolang dit
kosteneffectief is. Ten slotte benadrukt de Raad het belang van verder
onderzoek dat gericht is op langetermijneffecten voor bewoners,
financiële haalbaarheid en competenties van medewerkers.