Port of Rotterdam
Datum 18-2-2011
Bron Havenbedrijf Rotterdam N.V. ©
Minder schadelijke stoffen door akkoord Milieudefensie - Havenbedrijf
Reductie van 10% in 2020 blijkt realistisch
Milieudefensie en het Havenbedrijf Rotterdam zijn het eens over een
pakket maatregelen waarmee de uitstoot van schadelijke stoffen in de
haven vermindert. De twee organisaties sloten in februari 2009 een
akkoord waarmee het Havenbedrijf een rechtszaak over aanleg van
Maasvlakte 2 voorkwam. In ruil daarvoor zegde het Havenbedrijf toe dat
de uitstoot van schadelijke stoffen als gevolg van Maasvlakte 2 in 2020
10% lager zal liggen dan verwacht in de milieueffectrapportages. Dat
akkoord is de afgelopen twee jaar uitgewerkt. Tal van mogelijke
maatregelen zijn doorgerekend op hun effecten en kosten en beoordeeld
op hun haalbaarheid. Hans Berkhuizen, directeur Milieudefensie: "We
liggen op koers om de vermindering van 10% van de schadelijke stoffen
te realiseren in 2020. Dat is winst voor het milieu en voor bewoners
van de Rijnmond." Hans Smits, president-directeur Havenbedrijf
Rotterdam: "De uitwerking van het akkoord laat zien dat verbetering van
de leefkwaliteit en ontwikkeling van de haven hand in hand kunnen gaan.
Ik ben blij met de constructieve relatie met Milieudefensie."
Met het overeengekomen pakket aan maatregelen moet de uitstoot van NOx
(stikstofoxide), PM10 (fijnstof) en SO2 (zwaveloxide) in 2020 10%
lager uitkomen dan voorzien in de milieueffectrapportage (MER) van
Maasvlakte 2 (het zogeheten voorkeursalternatief). Concreet betekent
dit een vermindering van 25 ton fijnstof, 166 ton zwaveloxide en 380
ton stikstofoxide per jaar. Grofweg is dat uitstoot van alle
personenauto's in de stad Utrecht.
Het maatregelenpakket omvat onder andere korting op het havengeld voor
schone zeeschepen, energiezuinig en schoon materieel op
containerterminals, efficiëntere afhandeling van de scheepsbezoeken
voor de zeevaart en het verminderen van de uitstoot van de vaartuigen
van het Havenbedrijf zelf. Met de invoering van sommige maatregelen is
inmiddels gestart, andere zitten nog in het onderzoeks- of
overlegstadium. Zo geeft Rotterdam sinds 1 januari 2011 korting voor
schepen die goed scoren op de Environmental Ship Index. Maar met de
toepassing van walstroom voor de zeescheepvaart is het nog lang niet zo
ver.
De maatregelen die nu zijn geselecteerd door Havenbedrijf en
Milieudefensie zorgen samen voor een vermindering van meer dan 10%.
Mochten sommige maatregelen om onvoorziene redenen niet haalbaar zijn
of niet het verwachte resultaat opleveren, dan is er dus geen man
overboord. Bovendien kunnen de komende jaren nieuwe maatregelen worden
toegevoegd. Flexibiliteit is dan ook het parool. Natuurlijk wordt er
gemonitoord om vast te stellen of de beoogde reducties worden bereikt.
Het pakket aan maatregelen waarmee Havenbedrijf en Milieudefensie de
10% reductie willen realiseren zijn:
1) Eigen vaartuigen Havenbedrijf. Zo'n twintig (patrouille)vaartuigen
zijn vrijwel permanent actief in het havengebied. Het Havenbedrijf
bepaalt jaarlijks welke schepen van de eigen vloot voor revisie in
aanmerking komen. Het Havenbedrijf bepaalt op basis van nieuwe
ontwikkelingen en ervaring (pilots) welke emissiebeperkende technieken
toegepast kunnen worden.
2) Baggeraars. Gemiddeld zijn continu twee baggerschepen aan het werk
om de havenbekkens op diepte te houden. Het Havenbedrijf zet bij nieuwe
aanbestedingen van onderhoudsbaggerwerkzaamheden in op extra eisen
tegen de uitstoot van SO2 en fijnstof.
3) Walstroom zeeschepen. Het Havenbedrijf maakt kades op Maasvlakte 2
geschikt voor de aanleg van walstroom. Dit houdt in dat voorzieningen
en ruimtes worden gecreëerd, zodat op het moment dat walstroom
geïmplementeerd kan worden de aanleg ervan relatief eenvoudig is.
Walstroom kan een effectieve maatregel zijn (schepen gebruiken dan als
ze aan de kade liggen stroom van het elektriciteitsnet in plaats van
hun eigen, meer vervuilende generatoren) maar is alleen realistisch als
er een wereldwijde standaard komt én meerdere reders en havens
walstroom gaan toepassen. Bovendien heeft een brongerichte aanpak,
bijvoorbeeld met nieuwe IMO-regels voor schone motoren en brandstof, de
voorkeur. Deze leiden niet alleen tot een vermindering van emissies aan
de kade maar ook tijdens het varen. Het Havenbedrijf volgt de
ontwikkelingen en blijft met de reders en terminaloperators in gesprek
over de beste aanpak.
4) Terminals. Bij uitgifte en tendering van bedrijfsterreinen op
Maasvlakte 2 is duurzaamheid een belangrijk selectiecriterium. Dat
geldt zowel voor de reeds uitgegeven terreinen als de nog uit te geven
bedrijfslocaties. Hiermee is bereikt dat er duurzame terminals worden
gerealiseerd, waarbij voornamelijk elektriciteit voor de aandrijving
wordt gebruikt in plaats van de gangbare dieselmotoren.
5) Shuttles naar containertransferia. In Alblasserdam wordt een
containertransferium gerealiseerd om grote hoeveelheden containers
tussen de Maasvlakte en Alblasserdam over water te vervoeren in plaats
van over de weg. Het Havenbedrijf maakt zich sterk voor het gebruik van
schone shuttleschepen voor dit transport.
6) Verkeersmanagement scheepvaart. Het Havenbedrijf gaat in overleg met
diverse relevante stakeholders het verkeersmanagement en de
informatievoorziening optimaliseren, waardoor schepen in het
aanloopgebied op de Noordzee en in de haven naar verwachting minder
brandstof zullen gebruiken. Bedoeling is de vaarsnelheid te
optimaliseren ten opzichte van het tijdstip dat een schip terecht kan
aan de kade. Dat spaart niet alleen brandstof (en emissies), maar
voorkomt ook onnodig wachten.
7) Het Havenbedrijf geeft de schoonste schepen korting op het
zeehavengeld. Daarvoor wordt de in internationaal verband ontwikkelde
Environmental Ship Index als richtsnoer gebruikt. Mede dankzij de
overeenkomst met Milieudefensie vervult het Havenbedrijf hierin een
voortrekkersrol. Andere havens volgen inmiddels dit voorbeeld.
Inmiddels heeft het Havenbedrijf ongeveer EUR 2,5 miljoen uitgegeven
aan onderzoek en uitvoering van dit pakket. Verwachting is dat het
totaal aan investeringen van het Havenbedrijf de komende tien jaar
oploopt tot zo'n EUR 15 tot EUR 25 miljoen. Daarnaast investeert het
bedrijfsleven ook in een aantal van deze maatregelen.