Raad voor de Rechtspraak


Discussie over strafmaat krijgt vervolg

Op woensdag 23 februari reageerde politicoloog Paul Lieben in zijn blog op de uitspraken die Joost van Dijk, plaatsvervangend voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, deed in het Algemeen Dagblad over de invoering van minimumstraffen. Hieronder de reactie van Van Dijk op dit blog.

Beste meneer Lieben,

Vorige week sprak ik met enkele journalisten over actuele ontwikkelingen in de rechtspraak. Aanleiding was een advies van de Raad voor de rechtspraak over de herziening van de gerechtelijke kaart, en dan is het nog maar een kleine stap naar een ander onderwerp, dat veel mensen bezighoudt: de roep om hogere straffen.

Ik zei in de krant onder meer dat er steeds vaker levenslang wordt opgelegd en dat het niet harder wordt dan dat. Ook heb ik de vraag opgeworpen hoe zwaar rechters eigenlijk zouden moeten straffen. U schreef een prikkelende reactie op mijn uitspraken in de media. Een citaat van mij noemt u âeen beetje mallotigâ en ik zou, net als alle rechters, afkomstig zijn van een GroenLinkse planeet.

Ik voel er niets voor om in soortgelijke termen te reageren. De bescherming van rechten van Nederlandse burgers zou daarmee inzet worden van een spel voor de bühne. Dat doet geen recht aan het belang van het onderwerp. Wel wil ik toelichten hoe ik tot mijn uitspraak ben gekomen dat zwaarder straffen niets oplost.

Zoals mijn collega Van den Emster in een recente lezing voor de JOVD al aangaf, lijken in de maatschappelijke discussie over de strafmaat feiten amper een rol te spelen. De beelden zijn echter hardnekkig: rechters zijn âsoftâ, verkrachters komen weg met een taakstraf en nu komen rechters van de planeet GroenLinks. Die beelden van de Nederlandse strafrechtspraak zijn niet gestoeld op feiten, maar komen voort uit emotie.

In het persgesprek heb ik daarom aangegeven dat rechters al steeds zwaarder zijn gaan straffen. Voor moord of doodslag krijg je in Nederland geen taakstraf. In de laatste tien jaar is vaker levenslang opgelegd dan in de halve eeuw daarvoor. En Nederland heeft een zwaarder strafklimaat dan België, Duitsland en Engeland. Dat zijn de feiten.

Daarnaast heb ik laten zien dat zwaardere straffen niet voor meer veiligheid zorgen. Ze kosten de samenleving wel veel geld. Dit alles volgt uit tal van onderzoeken. Een selectie daarvan vindt u in deze factsheets. Maar, zegt u misschien, iemand die vastzit kan toch geen misdaad meer plegen? Dat is zeker waar, maar u vergeet dat de meeste gevangenen op een gegeven moment ook weer worden vrijgelaten. De kans dat ze daarna opnieuw de fout in gaan en nieuwe slachtoffers maken, moet dan zo klein mogelijk zijn. En niet iedereen komt als beter mens uit de gevangenis, zeg ik maar voorzichtig. Een lange vrijheidsstraf is daarom niet altijd in het belang van de samenleving. Rechters houden daar rekening mee.

De criminaliteit daalt en de straffen worden strenger, Desondanks, zo stel ik vast, is het voor sommigen niet genoeg. Het moet allemaal nog strenger. Ik vraag mij af: hoe zwaar moet er dan wel gestraft worden? De samenleving wordt er niet veiliger op. En als de feiten toch geen rol spelen in de acceptatie van rechterlijke uitspraken, zou het dan überhaupt wel uitmaken of rechters nog zwaarder straffen dan zij nu al doen?

U vindt dat het rechtsgevoel van slachtoffers en samenleving leidend moet zijn bij het bepalen van de strafmaat. Ik kan me die wens goed voorstellen, maar de uitwerking moeilijker. Een relatief licht vergrijp kan het slachtoffer tot in lengte van jaren een onveilig gevoel geven. Moet iemand zonder strafblad, die in zijn jonge onbezonnenheid een misstap begaat, dan meteen voor jaren en jaren achter slot en grendel verdwijnen? Na zoân gevangenisstraf is het zeer moeilijk, zo niet praktisch onmogelijk, om nog een normaal bestaan op te bouwen. Legale werkgevers zitten doorgaans niet op zo iemand te wachten. Wel heeft deze intussen allerlei contacten opgedaan met zware criminelen. Aan het rechtsgevoel van het slachtoffer is dan tegemoet gekomen, dat geloof ik graag. Maar de samenleving krijgt er een probleem voor terug. Is dat echt wat u wilt? Soms is een korte vrijheidsstraf voldoende om de dader te straffen en herhaling te voorkomen. Dàt is wat ik met mijn betoog aan de orde wil stellen.

Overigens bedenken rechters niet zelf dat verdachten rechten hebben. Dat staat in de wet. Daarin staat ook een opdracht aan de strafrechter. Die luidt, vrij vertaald: zoek in elke individuele zaak de juiste balans tussen het belang van de samenleving aan de ene kant, en het belang van de dader aan de andere. Tussen vergelding en resocialisatie. Die strafdoelen staan meestal haaks op elkaar, en dat stelt de rechter voor een moeilijke taak. Toch neemt de strafrechter een beslissing, dag in dag uit, in elke rechtbank in Nederland. Als een taakstraf volstaat, volgt een taakstraf. Maar als een vrijheidsstraf geboden is, dan wordt die straf ook gewoon opgelegd. Als er daarbij minimumstraffen in de wet worden opgenomen, zullen rechters die toepassen.

Van de zijlijn is het makkelijk roepen dat straffen te laag zijn. Geef iemand een krantenbericht over een misdrijf en de straf kan niet hoog genoeg zijn. Maar wat gebeurt er als mensen het dossier kennen en de zitting bijwonen? Dan straffen zij net zo hoog - of laag - als de rechter.

Natuurlijk zal in die tienduizenden strafzaken die elk jaar behandeld worden, soms een straf opgelegd worden die de samenleving ook met kennis van het dossier niet hoog genoeg vindt. Dat betekent niet meteen dat alle rechters van een andere planeet komen. Wat het wel betekent? Dat er recht is gesproken, en recht gedaan, aan dader én samenleving.
Joost van Dijk, plaatsvervangend voorzitter Raad voor de rechtspraak

Bron: Raad voor de rechtspraak Datum actualiteit: 28 februari 2011 Naar boven