Rijksoverheid
1
11 maart 2011
Antwoorden Kamervragen over commercieel draagmoederschap in
India
In antwoord op uw brief van 25 januari 2011 deel ik u mede dat de schriftelijke
vragen van het lid mevrouw Arib over commercieel draagmoederschap in India
(ingezonden 25 januari 2011), worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage
bij deze brief.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven
Antwoorden van de Ministers van Veiligheid en Justitie, mede
namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de
vragen van het lid mevrouw Arib over commercieel
draagmoederschap in India (ingezonden 25 januari 2011,
nr. 2011Z01290)
Vraag 1
Kent u de berichten over commercieel draagmoederschap in India? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat commercieel draagmoederschap onwenselijk is?
Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat deze gang van zaken onwenselijk is? Zo ja,
welke middelen staan ter beschikking om hier wat aan te doen? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 5
Bent u bereid om te bewerkstelligen dat de artikelen 151b en 151c van
het Wetboek van Strafrecht in de toekomst onder de reikwijdte van
artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht komen te vallen? Zo ja, op
welke termijn kan dit geregeld worden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de aard
en omvang van commercieel draagmoederschap en illegale opneming?
Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van dit onderzoek, wat in opdracht
van uw ambtsvoorganger is uitgevoerd, verwachten?
Vraag 7
Welke voorlichtende maatregelen heeft u in het kader van preventie
genomen om commercieel draagmoederschap tegen te gaan en illegale
opneming van een buitenlands kind te voorkomen?
Vraag 8
Zijn er verder redenen om naar aanleiding van de tot nu toe verschenen
berichten beleid dan wel wetgeving dienaangaande te ontwikkelen of aan
te passen? Zo ja, waar denkt u aan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 4, 5, 6, 7, 8
Bij brief van 1 maart 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 32500 VI, nr. 83) heb ik
het rapport Draagmoederschap en illegale opneming van kinderen van het Utrecht
Centre for European Research into Family Law aan uw Kamer doen toekomen. In
deze brief heb ik tevens een aantal vraagstukken geschetst die bij
draagmoederschap aan de orde kunnen zijn. Ik heb aangegeven dat eind
maart/begin april een expertmeeting hierover zal worden gehouden. Vervolgens
wil ik graag met uw Kamer over dit onderwerp van gedachten wisselen om de
verdere voortgang rondom dit onderwerp te kunnen bepalen. Ook
bovengenoemde vragen zullen daarbij aan de orde komen.
Vraag 3
Klopt het dat via buitenlandse sluiproutes gemakkelijk commerciële
draagmoeders kunnen worden gebruikt om een kind te verkrijgen en dat
daarmee de regels met betrekking tot draagmoederschap in Nederland
kunnen worden omzeild?
Antwoord 3
In Nederland zijn aan (ideëel) hoogtechnologisch draagmoederschap strikte
voorwaarden gesteld. De procedure vindt plaats in het Medisch Centrum van de
Vrije Universiteit te Amsterdam (VUmc). De voorwaarden waaraan moet zijn
voldaan, zijn vastgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en
Gynaecologie.
In het buitenland, bijvoorbeeld in India, gelden andere regels. Of de naar
buitenlands recht ontstane afstammingsrelatie tussen Nederlandse wensouders en
een kind uitgedragen door een buitenlandse draagmoeder, hier te lande kan
worden erkend, wordt bepaald aan de hand van de Wet conflictenrecht
afstamming. De afstammingsrelatie is van belang voor de beoordeling van een
verzoek om een reisdocument voor het kind bij het Nederlandse consulaat en bij
de inschrijving van het kind in de Nederlandse burgerlijke stand. Deze kan onder
meer niet worden erkend als dat kennelijk in strijd zou zijn met de Nederlandse
openbare orde.
Het Nederlandse consulaat-generaal in Mumbai heeft in een Indiase zaak
geweigerd een reisdocument af te geven, waarna de wensouders in Nederland
tegen de Staat een kort geding aanhangig hebben gemaakt. In deze concrete
zaak heeft de Nederlandse rechter de Staat opgedragen om een nooddocument af
te geven omdat door de omstandigheden van het geval volgens de rechtbank
inmiddels family life was ontstaan. Daarbij speelde mee dat het kind over
genetisch materiaal beschikte van een van de wensouders. Overigens heeft de
rechter geen uitspraak gedaan ten aanzien van de afstamming van het kind.
1) Het Parool, 'Kind via betaalde eiceldonor welkom', 13 januari 2011 en
Nederlands Dagblad, 'Baarmoeder te huur', 24 december 2010.