Algemene Onderwijsbond

25-03-2011

BGV-AOb onderzoek: scherper profiel gymnasiumafdelingen nodig

Gymnasiumafdelingen van scholengemeenschappen hebben wisselend succes. Op de een wordt de afdeling samen met Latijn gezien als een kernactiveiteit binnen de hele school en weten leerlingen hoge cijfers te halen. Op de ander hangt het vak er bij, wordt de gymnasiumafdeling niet gedragen door de hele school en zijn de resultaten slecht. Deze laatste scholen moeten gaan kiezen, concludeert hoogleraar Sietske Waslander in het onderzoek De toren van Jenga dat zij uitvoerde voor de Belangengroep Gymnasiale Vorming van de AOb. "Het vertrek van ervaren classici en het aanstaande tekort aan leraren roept de vraag op of alle scholengemeenschappen die op dit moment gymnasiaal onderwijs aanbieden, dat in de nabije toekomst ook nog kunnen doen."

De resultaten van het vak Latijn vallen tegen, zowel op zelfstandige gymnasia als gymnasiumafdelingen. Het gemiddelde cijfer op het centraal examen daalde de laatste jaren van 6,5 naar 5,8. De verschillen tussen scholen zijn echter enorm. Nadat eerder de situatie bij de zelfstandige gymnasia werd doorgelicht, liet de Belangengroep Gymnasiale Vorming van de AOb uitzoeken waar die verschillen vandaan komen. In het rapport signaleert het onderzoeksteam van Sietske Waslander, Cissy Pater en Bosco Smit dat scholen die hun gymnasiumafdeling voor ouders en leerlingen herkenbaar neerzetten en een prestatiegerichte `gymnasiumcultuur' nastreven, wel goede resultaten boeken. Daartegenover stonden scholen waar Latijn min of meer een extra vak is bij het atheneum, zonder speciale status. Door het ontbreken van draagvlak in de hele school hangen de klassieke talen er een beetje bij.
Kijkend naar de resultaten bij Latijn moeten de gymnasiumafdelingen zich volgens Waslander serieus af gaan vragen of er niet een ondergrens voor de kwaliteit moet worden vastgesteld. "Er is een collectief belang om verschillen tussen scholen niet te groot te laten worden. In de praktijk betekent dat vooral het bewaken en verhogen van de ondergrens."
Scholen waar noch vóór noch tégen het gymnasium wordt gekozen, moeten volgens het rapport een andere koers inslaan. "Het is de vraag", concludeert Waslander in het rapport, "of het gymnasiale onderwijs niet meer gebaat is bij het gericht inzetten van schaarste - zowel aan docenten als leerlingen - dan bij het verdunnen en verdelen van die schaarste."

Math Ossenforth, voorzitter van de Belangengroep Gymnasiale Vorming van de AOb en docent klassieke talen, is blij met het rapport, dat volgens hem inderdaad tot scherpe keuzes dwingt. "Ik denk dat we inderdaad moeten streven naar een gouden standaard, een kwaliteitsnorm waar alle gymnasia, of het nu zelfstandige zijn of afdelingen op een scholengemeenschap, aan moeten voldoen."

Het rapport De toren van Jenga wordt zaterdag 2 april gepresenteerd en besproken op de BGV-conferentie in Utrecht (11.00-16.00). U kunt zich hier inschrijven voor de conferentie. AOb-leden betalen 90 euro, niet leden 150 euro.

Gymnasia veroveren marktaandeel

Een klassieke opleiding is razend populair. In 2003 bestonden de derde en vierde klassen van het vwo volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek nog voor 19 procent uit gymnasiasten. In 2009 was dat al opgelopen tot 25 procent. De groei van het marktaandeel weerspiegelt zich ook in het totaal aantal leerlingen. In de afgelopen acht jaar nam het aantal gymnasiasten toe van iets meer dan 56.000 tot ruim boven de 60.000.
Die toename komt helemaal voor rekening van de zelfstandige gymnasia. Zij zagen tussen 2002 en 2010 hun leerlingenaantal met 25 procent groeien tot ongeveer 28.400. De gymnasiumafdelingen op scholengemeenschappen krompen in diezelfde periode met 4 procent tot rond de 32.000 nu. In de tussentijd is het tweetalig vwo meer dan verdriedubbeld van ongeveer 5.000 naar 17.650. Daar zit overigens ook een aantal gymnasia bij, die dat combineren met tweetalig vwo, een route die 2900 leerlingen volgen.
Zeker de laatste jaren gaat de groei van zelfstandige gymnasia hard door drie nieuwe vestigingen in Amsterdam en Almere. In het afgelopen schooljaar groeiden de 39 zelfstandige gymnasia met ruim vijfhonderd leerlingen. De 292 gymnasiumafdelingen raakten volgens de cijfers van het ministerie het afgelopen cursusjaar ongeveer honderd leerlingen kwijt.
De gymnasiumafdelingen op scholengemeenschappen zijn relatief aan de kleine kant. Gemiddeld gaat het om 110 leerlingen per school, maar de spreiding is enorm. De helft telt minder dan honderd leerlingen, terwijl de twee grootste gymnasiumafdelingen met hun vierhonderd leerlingen ongeveer net zo groot zijn als de kleinste twee zelfstandige gymnasia. Op scholengemeenschappen met kleine gymnasiumafdelingen wordt daarom gewikt en gewogen. Investeren in de gymnasiumcultuur, overstappen op tweetalig onderwijs of de gymnasiumafdeling verzelfstandigen?
Tot groot enthousiasme om klassieke talen te gaan studeren leidt de toename van het aantal gymnasiumleerlingen overigens niet. De laatste tien jaar schommelt het aantal eerstejaars op de universiteiten steevast rond de zeventig, lang niet genoeg om de komende pensioengolf van docenten Grieks en Latijn op te vangen.