Rechtbank Maastricht


Werkstraffen en vrijspraak voor mishandeling homoseksuele mannen

In augustus 2010 zijn in Sittard binnen enkele dagen tijd 3 homoseksuele mannen mishandeld, waarvan 2 zeer ernstig. Een van de slachtoffers werd na de mishandeling gedwongen om in de kofferbak van zijn auto te gaan liggen. Hij werd in Duitsland vrijgelaten met de mededeling dat hij moest rennen en niet om mocht kijken omdat hij anders zou worden neergeschoten. De auto van het slachtoffer werd enkele dagen later brandend aangetroffen in Duitsland. Uit onderzoek bleek dat alle drie de slachtoffers zijn mishandeld nadat zij via de internetsite www.bullchat.nl een afspraak hadden gemaakt en dat een van de slachtoffers in juli 2010 ook al een keer was mishandeld.
Twee verdachten hebben bekend de twee zeer ernstige mishandelingen te hebben gepleegd. De strafzaken tegen deze hoofdverdachten lopen nog en zullen inhoudelijk behandeld worden op 24 juni 2011. Bij de andere twee mishandelingen waren naast deze twee personen nog andere personen (in wisselende samenstelling) aanwezig.

Op 25 maart 2011 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de strafzaken tegen tien medeverdachten. Zeven medeverdachten zijn vrijgesproken omdat zij weliswaar moreel verwerpelijk gehandeld hebben doordat zij aanwezig waren bij een van de mishandelingen en niet voor het slachtoffer in de bres zijn gesprongen, maar niet bewezen kan worden dat zij in juridische zin een voldoende wezenlijke bijdrage hebben gehad in (de voorbereiding van) de mishandeling. Zij hebben zelf geen slagen en/of schoppen uitgedeeld, zij hebben niet actief deelgenomen aan het maken van de afspraak en zij hebben de daders niet aangemoedigd. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn het enkele feit dat zij wisten althans moesten weten wat er ging gebeuren en de omstandigheid dat zij aanwezig waren en zich niet hebben gedistantieerd onvoldoende om te kunnen oordelen dat zij hebben deelgenomen aan openlijke geweldpleging.

Een 16-jarige verdachte is wel veroordeeld voor deelname aan de openlijke geweldpleging aangezien hij daadwerkelijk heeft deelgenomen aan een van de mishandelingen door zelf een schop uit te delen terwijl het slachtoffer op de grond lag. Uitlatingen die verdachte na de mishandeling heeft gedaan via MSN en ook in gesprekken met hulpverleners maken dat de rechtbank bezorgd is over de gewetensontwikkeling van deze jeugdige verdachte. Daarmee is rekening gehouden door naast een werkstraf van 60 uur en voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden ook een leerstraf van 25 uur op te leggen.

Een andere verdachte is niet aanwezig geweest bij de mishandelingen, maar hij heeft wel meegeholpen bij het in brand steken van de auto van een van de slachtoffers, terwijl hij op de hoogte was van de herkomst van de auto. De rechtbank heeft geoordeeld dat verdachte blijk heeft gegeven van een verontrustend gebrek aan normbesef door, in plaats van zijn vrienden aan te spreken op hun gedrag, mee te helpen bij pogingen hun verwerpelijke handelingen te verbergen en verborgen te houden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging onder meer rekening gehouden met het feit dat verdachte ter zitting â als enige â openheid van zaken heeft gegeven over zijn eigen aandeel in de brandstichting, deze rol niet heeft gebagatelliseerd en dat verdachte spijt heeft betuigd. Aan deze verdachte is een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd.

Tot slot is ook nog een van de verdachten vrijgesproken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging en het medeplegen van brandstichting. Deze verdachte was zowel bij een van de mishandelingen als bij het in brand steken van de auto aanwezig. Ten aanzien van de openlijke geweldpleging kon, evenmin als bij de hiervoor genoemde zeven medeverdachten, bewezen worden dat verdachte een voldoende wezenlijke bijdrage had geleverd.
Ten aanzien van de brandstichting kon worden vastgesteld dat verdachte voor vervoer naar de plek van de brandstichting had gezorgd, maar niet kon worden vastgesteld dat hij betrokken was bij het maken van afspraken omtrent de brandstichting en evenmin dat hij daadwerkelijk had deelgenomen aan de brandstichting zelf. Het medeplegen van de brandstichting kon om die reden niet bewezen worden. Zijn rol zou wellicht aangemerkt kunnen worden als die van een medeplichtige aan de brandstichting, maar dat was niet tenlastegelegd.

Bron: Rechtbank Maastricht Datum actualiteit: 25 maart 2011 Naar boven