Rijksoverheid
Persconferentie Verhagen na afloop ministerraad
Radio- en TV-tekst | 25-03-2011
Letterlijke tekst van de persconferentie van viceminister-president
Verhagen na afloop van de ministerraad van 25 maart 2011.
Vice-minister-president Verhagen:
Goedemiddag, er is de afgelopen dagen uiteraard veel aandacht geweest
voor ontwikkelingen in het buitenland. Met name ook de opstand in
Libië. Ook Japan. Wij hebben afgelopen dinsdag een besluit genomen om
een artikel-100 brief aan de Kamer te zenden voor het afdwingen van het
wapenembargo. Dat besluit was natuurlijk het onderdeel van de
VN-resolutie 1973, die drie elementen bevat, enerzijds het embargo,
waar de vorige artikel 100 brief zich op richtte, de no-fly zone en de
bescherming van burgerbevolking Gisteren heeft ook de NAVO besloten om
die no-fly zone te gaan handhaven. En daarover hebben we vandaag ook
kort gesproken binnen de ministerraad en binnenkort zal een art.
100-brief aan de Kamer gestuurd worden ten aanzien van dit element. Wij
hopen uiteraard dat de Kamer deze brief binnenkort zal kunnen
behandelen.
Natuurlijk baren ook de ontwikkelingen rond de kerncentrales in Japan
ons zorgen. De situatie rond Fukushima blijft uitermate ernstig. Het
kan nog vele weken, en wellicht maanden duren voordat de situatie in de
kerncentrale volledig onder controle is. Het is wel onze indruk dat
Japan en de Japanse autoriteiten alles doen wat menselijkerwijs
mogelijk is om die situatie zo snel mogelijk te verbeteren. Nederland,
maar ook de Europese Unie, die zullen ook alles doen om hen daar waar
mogelijk en wenselijk is bij te staan. Belangrijk is natuurlijk dat we
blijven kijken naar wat er in Japan is voorgevallen. Veiligheid en
zorgvuldigheid dient daarbij voorop te staan. We zullen ook moeten
kijken wat de evaluatie van wat er in Japan gebeurd is voor
consequenties heeft. En wat dat betreft ben ik ook blij met de
stresstest waartoe vandaag in Brussel is besloten. Alle 143
kerncentrales in de EU worden aan die test onderworpen. De uitkomsten
van die stresstest worden openbaar. En als daar aanleiding toe bestaat,
zullen direct maatregelen getroffen worden. Veiligheid staat ook hier
voorop. We willen maximale transparantie betrachten.
Maar ook in het binnenland is het nodige gaande. Ik wil daar tijdens
deze persconferentie de focus op leggen. In het bijzonder wil ik het
hebben over de overheidsfinanciën. De komst van het voorjaar luidt,
zoals ieder jaar, de start in van de besluitvorming over de
overheidsfinanciën. Dat begint altijd met de presentatie door het CPB
van het Centraal Economisch Plan. De macro-economische doorrekeningen
van het CPB, zoals die deze week gepresenteerd zijn, tonen aan dat,
hoewel de economische crisis in Nederland langzamerhand aan zijn einde
lijkt te komen, de urgentie voor de maatregelen van het kabinet
onverminderd hoog blijft. De verbetering van het tekort komt namelijk
door juist het gevoerde en het voorziene of het voorgenomen
kabinetsbeleid. Dus zonder dat kabinetsbeleid op langere termijn zouden
de ramingen veel slechter uitvallen. De rekening van de crisis is nog
niet betaald. Het verlies van 2009 is in 2011 nog niet herwonnen. We
lijken op een structureel lager groeipad uit te komen, dan waaraan we
in de afgelopen decennia gewend zijn geraakt. De ambitie van het
kabinet ligt hoger dan dat: anders kunnen we op langere termijn onze
beleidsvoornemens ook niet realiseren. Daarom moeten we ook werken aan
de versterking van de economie, innovatie, conform ook hetgeen wij
geformuleerd hebben in bijvoorbeeld het bedrijfslevenbeleid.
Maar ook het huishoudboekje is nog lang niet op orde. In 2011 groeit de
staatschuld nog met 60 miljoen euro per dag. En iedereen snapt dat je
niet eeuwig meer geld blijven kunt blijven uitgeven dan er binnenkomt.
Iedere euro die we kwijt zijn aan onze schuld, aan renteaflossingen,
kunnen we niet in onderwijs, zorg, milieu of veiligheid steken in de
toekomst. Zo eenvoudig is het. Dus de bezuinigingen die we hebben
afgesproken zijn en blijven dan ook hard nodig. Dus we moeten snoeien
om in de toekomst weer krachtig te kunnen groeien. Die krachtige groei
hebben we nog niet bereikt. Dus er is op dat punt ook geen aanleiding
om af te zien van het voorziene herstel van het huishoudboekje. Daar
komt bij dat zowel burgers als bedrijfsleven gebaat zijn bij een
kleinere, maar meer daadkrachtige overheid. Een overheid die niet
verstikkend werkt door een deken van regelgeving, maar een overheid die
juist ruimte biedt.
De komende weken gaan we spreken over de begrotingsvoorbereiding.
Daarbij heeft uitvoering van de afspraken uit het regeerakkoord de
hoogste prioriteit, mede gelet op het feit dat ook weer is aangetoond
dat die maatregelen ook voor de langere termijn nodig blijven. Dat zal
niet altijd even makkelijk zijn. Onze plannen zullen ook niet altijd
met applaus worden begroet. Zullen soms ook pijn doen. Maar we doen het
vanuit een heldere visie en een helder doel: en dat is het op orde
brengen van de overheidsfinanciën, een kleinere overheid en het creëren
van meer ruimte voor krachtige en duurzame groei van onze economie.
We hebben dus ook op dat punt, hebben we ook vandaag een aantal
besluiten genomen. Een voorbeeld is om te komen tot een kleinere en
krachtiger overheid is het besluit om de activiteiten van de
toezichthouders niet-financiële markten, dus de NMa, de OPTA en de
Consumentenautoriteit, te bundelen. Ik weet dat dit al eerder in een
aantal kranten gemeld is dat dat de bedoeling was, we hebben vandaag
het besluit genomen. Een ander voorbeeld is het besluit eerder deze
week om per 2014 de deelgemeenten in Amsterdam en Rotterdam af te
schaffen. Daaruit blijkt het streven en de voortzetting van datgene wat
we in het regeerakkoord hebben afgesproken met betrekking tot een
kleinere, maar wel daadkrachtiger overheid. Met ander woorden, er staat
ook, gelet op de noodzaak van het economisch herstel, staat in de
komende periode nog veel op de rol. Maar het is en blijft noodzakelijk
om juist ook voor de toekomst perspectief te bieden op economische
groei en op herstel van de overheidsfinanciën.
FRESEN (NOS):
Meneer Verhagen, even over die artikel 100 brief. Minister Rosenthal
heeft net gezegd we gaan daar de no-fly zone handhaven, daar gaan we
aan meewerken als Nederland. Maar hij had het ook over meewerken aan de
no-fly zone plus. Wat is dat?
VERHAGEN:
Afgelopen dinsdag hebben we dus besloten tot Nederlandse deelname aan
die operatie ter handhaving van het wapenembargo door middel van
mijnenvegers, tankvliegtuigen en de zes F16's. Dat besluit hebben we
met de Tweede Kamer besproken. En kon daar ook gelukkig rekenen op
ruime steun in de Tweede Kamer. Tweede is, omdat gisteren ook de NAVO
overeenstemming heeft bereikt over handhaving van de no-fly zone boven
Libië, is het duidelijk dat wij daar op zich positief, niet alleen als
lid van de NAVO, maar op zich positief tegenover staan omdat acties in
NAVO-verband het voordeel hebben van een heldere commandostructuur, een
helder mandaat, een duidelijke logistieke lijn. Dus nu er dat
NAVO-besluit ligt, hebben wij daarover in het kabinet gesproken op
welke wijze wij daaraan een bijdrage kunnen leveren. Op basis van het
NAVO-besluit hebben wij als ministerraad, hebben we de ministers
Rosenthal en Hillen ook gemachtigd om in dit kader een artikel 100
brief op te stellen. Maar daarbij blijft gelden dat de bescherming van
de bevolking centraal staat aan een missie en aan de missies waaraan
Nederland bijdraagt. Daarbij met name ook oog hebbend voor de wens van
de bevolking om in een democratische staat te leven waar mensenrechten
worden gerespecteerd. Het doel van een operatie waar Nederland
bijdraagt, is nadrukkelijk niet om Kadhafi omver te werpen. Nederland
vindt in zijn algemeenheid, net als de hele Europese Unie, dat de
regering van Kadhafi dat die de legitimiteit heeft verloren en moet
vertrekken. Maar dat moet los worden gezien van deze operatie.
FRESEN:
Maar kan het zo zijn dat wij om de burgerbevolking te beschermen bommen
gooien of schieten op de grondtroepen van Kadhafi?
VERHAGEN:
Het is zeer duidelijk dat de elementen waaraan Nederland in het kader
van het besluit van de NAVO zal bijdragen, dat helder verwoord gaat
worden in de artikel 100 brief zoals die waarschijnlijk dit weekend of
maandag naar de Kamer gaat. Op dit moment wordt nog gewerkt aan die
artikel 100 brief. Ik wik dus ook niet vooruit lopen op de inhoud
daarvan. Maar ik wil wel de voorwaarden zoals die ook afgelopen week
geformuleerd zijn in het debat met de Kamer ten aanzien van het
handhaven van het wapenembargo ook hier nadrukkelijk voorop stellen.
FRESEN:
Maar dan nog even toch naar die vraag: wat is dan precies die no-fly
zone plus waar minister Rosenthal het over heeft?
VERHAGEN:
Ik weet over welke plus hij met u over gesproken heeft.
FRESEN:
Dat wordt uitgelegd als dat je daar meer gaat doen dan alleen
rondvliegen.
VERHAGEN:
Wat wij daar gaan doen is in het kader van die NAVO-operatie bezien hoe
Nederland daaraan haar bijdrage kan leveren. Ik wil dus één niet
vooruitlopen op die artikel 100-brief die op dit pint naar de Kamer
gaat. Maar ik kan u wel verzekeren dat die plus niet zo gelezen wordt
als u nu meent te suggereren.
FRESEN:
Laat ik het dan anders stellen: sluit u uit dat we daar bommen gaan
gooien en gaan schieten?
VERHAGEN:
Wat ik zeg is dat in de artikel 100-brief uitgewerkt wordt op welke
wijze wij een bijdrage kunnen leveren aan het besluit van de NAVO zoals
dat gisteren is genomen. Dat betekent het handhaven ook van die no-fly
zone. Daarbinnen wordt uiteraard ook een taakverdeling nagestreefd
tussen de verschillende deelnemers aan deze NAVO-missie.
FRESEN:
Het is toch niet zo moeilijk om antwoord te geven op de vraag of we
daar bommen gaan gooien of niet?
VERHAGEN:
Wat ik nu zeg is dat u de artikel 100-brief moet afwachten, waarin
precies aangegeven wordt op welke wijze wij een bijdrage leveren aan
het NAVO-besluit zoals dat gisteren genomen is in de NAVO.
VULLINGS (NOS):
De vorige artikel 100-brief was er heel helder over: we gaan meedoen
aan het wapenembargo en als de NAVO het commando overneemt gaan we
meewerken aan het handhaven van het vliegverbod, dat betekende alleen
hooguit vliegtuigen van Kadhafi uit de lucht schieten. Maar u zegt dat
nu niet.
VERHAGEN:
Ik heb dat wel gezegd, want ik heb gezegd: de voorwaarden zoals die
geformuleerd zijn in de vorige discussie van afgelopen week over Libië,
geldt ook hier.
VULLINGS:
Dus de nieuwe artikel 100-brief gaat geen nieuws bevatten?
VERHAGEN:
Derhalve heb ik u gezegd: jawel, er geldt namelijk het wapenembargo
over naar de no-fly zone. Dat is sowieso nieuw, want dat was expliciet
uitgesloten in de vorige artikel 100-brief zoals u weet.
VULLINGS:
Maar zei net: het gaat er over hoe dat vliegverbod kan worden ingevuld.
VERHAGEN:
Ik heb dus gezegd daarbij dat de voorwaarden zoals we die ook
geformuleerd hebben ten aanzien van die vorige artikel 100-brief bij de
handhaving van het wapenembargo, dat het ook hier geldt. Twee, dat u er
dus ook niet de suggestie ten aanzien van de plus kunt leggen zoals die
gesuggereerd werd.
VULLINGS:
Maar dan gebeurt het dus niet?
VERHAGEN:
Wacht u rustig af.
VULLINGS:
Maar dat is dus geen ja of nee.
VERHAGEN:
Dat is wel een ja of een nee, om de doodeenvoudige reden dat de
voorwaarden zoals die geformuleerd zijn ook bij de volgende artikel
100-brief geformuleerd zullen zijn en dat die niet afwijken van de
algehele voorwaarden zoals we die bij het vorige Libiëdebat hebben
geformuleerd.
WESTER (RTL):
Het is toch nog niet helemaal duidelijk. We gaan meehelpen daar bij het
handhaven van die no-fly zone. Is nu expliciet afgesproken in het
kabinet: we geen gronddoelen bestoken, alleen in de lucht rondvliegen?
VERHAGEN:
Er is gesteld dat de besluitvorming die we eerder genomen hebben en
zoals we dat ook gewisseld hebben met de Kamer, de basis is voor het
formuleren van de artikel 100-brief conform het NAVO-besluit wat
gisteren genomen is.
WESTER:
Dan is de conclusie toch dat we geen doelen op de grond gaan bestoken?
VERHAGEN:
Ik heb geen enkele suggestie gewekt op dat terrein. Het is een
suggestie die hier in de eerdere vraagstelling naar voren kwam. Op het
moment dat het mijn bedoeling was gronddoelen te gaan bestoken, dan had
ik u dat gezegd.
WESTER:
Nu is deze no-fly zone toch wat anders van aard dan bijvoorbeeld in de
tijd van Bosnië, want toen mochten alleen doelen in de lucht geraakt
worden. Hier worden ook doelen op de grond beschoten, konvooien,
installaties. Betekent het dat Nederland een aparte rol gaat innemen
ten aanzien van andere NAVO-landen die wel die doelen op de grond
bestoken, en wij zeggen: daar doen we niet aan mee?
VERHAGEN:
Gisteren is in de NAVO het besluit genomen om te komen tot: hoe gaan we
die no-fly zone handhaven? Daarbij zal uiteraard een taakverdeling
plaatsvinden tussen de verschillende lidstaten waarbij het heel helder
is dat de commandostructuur, dat mandaat en ook wat dat betreft
afspraken tussen de bondgenoten over hoe daar invulling aan gegeven
wordt zal daar geformuleerd worden. Dat is niet een kwestie van dat er
(onverstaanbaar, red) zijn van het ene land ten opzichte van een
deelname vanuit een ander land. Zo is het niet. En hoe Nederland een
bijdrage kan leveren in het kader van het NAVO-besluit zal worden
geformuleerd in de artikel 100 brief die binnenkort naar de Kamer gaat.
WESTER:
Hoe luidt het verzoek van de NAVO om onze bijdrage als het gaat om de
handhaving van de no fly zone?
VERHAGEN:
Daar ga ik nu niet op in om de doodeenvoudige reden dat datgene wat
Nederland zal bijdragen aan het NAVO-besluit zoals dat gisteren genomen
is in de artikel 100 brief verder verwoord zal worden.
WESTER:
Nu ging minister Rosenthal er vanmorgen nog vanuit dat die artikel 100
brief vanmiddag wel zal komen. Zelfs dat de Kamer er vandaag nog over
zou praten. Dat gaat allemaal niet door. Waar zit die vertraging nu in?
VERHAGEN:
Kijk, als gisteren een besluit genomen is van de NAVO, dan is het op
zich niet zo verwonderlijk dat je even de tijd nodig hebt om op een
zorgvuldige wijze een artikel 100 brief te formuleren. Ik moet zeggen
dat als dat in de loop van de komende dagen geformaliseerd wordt dan
moet ik zeggen dat dat op een buitengewoon snelle wijze invulling
gegeven wordt aan het besluit dat gisteren genomen is.
WESTER:
De conclusie kan dus gewoon zijn: Nederland gaat niet bombarderen.
VERHAGEN:
Ik heb geen enkele aanleiding om vooruit te lopen, zoals ik zei, op
hetgeen in de artikel 100 brief erbij staat. Maar zoals de handhaving
van de no fly zone voorzien is, kunt u uitgaan van het feit dat de
voorwaarden zoals we die eerder vermeld hebben dat die ook hier gelden.
WESTER:
Ja, het is toch niet duidelijk. Ik blijf het toch even proberen. U kunt
toch gewoon zeggen: nee, we gaan niet bombarderen.
VERHAGEN:
Dezelfde voorwaarden als er golden ten aanzien van de participatie aan
het wapenembargo gelden ook hier.
WESTER:
Dat waren de voorwaarden. Niet bombarderen. Dus we gaan niet
bombarderen.
VERHAGEN:
Dus we gaan niet bombarderen.
WESTER:
He, he, dank u wel.
WESTER:
Nog even naar die ander brief die ook nog niet komt. De brief over alle
vragen over de missie in Kunduz. Waar is daar het wachten op?
VERHAGEN:
Pardon?
WESTER:
De brief over de missie in Kunduz, alle vragen die de Kamer heeft
gesteld, de zekerheden die de Kamer wil hebben.
VERHAGEN:
Ook daar geldt dat wij in de ministerraad vandaag kort gesproken hebben
over de stand van zaken van de politietrainingsmissie in Afghanistan en
het is zo dat de betrokken bewindslieden, dat zijn er in dit geval
vier, dat zijn Rosenthal, Hillen, Opstelten en Knapen, dat die ook nu
de laatste hand leggen aan die voortgangsrapportage over deze missie.
Het is in ons streven om die brief na afronding daarvan zo snel
mogelijk aan de Kamer te sturen. Ik verwacht dat dat echt op zeer korte
termijn zal geschieden en daarna is er ook uiteraard gelegenheid om met
daarover van gedachten te wisselen. Ook weer hier zult u met betrekking
tot de inhoud van deze stand van zaken brief, zult u de rapportage
moeten afwachten. Daar legt men nu de laatste hand aan. Sommige dingen
die hebben iets meer tijd nodig dan u wellicht zou wensen.
WESTER:
We hoeven niet te twijfelen aan de toezegging die het kabinet heeft
gedaan tegenover de Kamer als het gaat om gevechtssituaties dat daar
niet aan voldaan kan worden.
VERHAGEN:
Juist op dit punt zal ten aanzien van de uitvoering van de toezeggingen
zal uitvoerig in deze brief worden ingegaan. Waarbij het kabinet zeer
duidelijk is welke toezeggingen er gedaan zijn en u zult in de brief
ook kunnen lezen op welke wijze er invulling gegeven wordt aan deze
toezeggingen. Daar hoeft u niet aan te twijfelen.
WESTER:
Dan is er nog een brief die vandaag wellicht wel komt. De brief over de
evacuatie in Libië. En die laat ook maar weer op zich wachten vandaag.
VERHAGEN:
Afgelopen dinsdag heeft de Kamer een brief, een feitenrelaas ontvangen,
gisteren is er nog een aanvullende brief naar de Kamer gegaan. Er
blijken in de Kamer de nodige vragen te leven. Er wordt hard gewerkt
aan de beantwoording daarvan, er zijn meer dan honderd vragen gesteld,
en ik begrijp dat er ook bij de media nog veel vragen leven. Maar zodra
wij die antwoorden aan de Kamer gegeven hebben, zult u daar ook kennis
van kunnen nemen. Het is evident dat als er meer dan honderd vragen
gesteld zijn dat, wil je die op een zorgvuldige wijze beantwoorden, dat
dat dan enige tijd vraagt.
WESTER:
Maar die brief verwacht u nog wel vanmiddag, vandaag?
VERHAGEN:
Ik verwacht zo snel mogelijk, maar ook daar geldt: zorgvuldigheid
voorop, dat deze antwoorden gegeven kunnen worden. Het moge duidelijk
zijn dat dinsdag aanstaande een debat is met de Kamer. En dat ook ruim
voor dat debat plaatsvindt, die vragen beantwoord zullen zijn. Maar ook
daar geldt dat de Kamer daar het eerste recht op heeft om de
doodeenvoudige reden dat zij die vragen gesteld hebben.
WESTER:
Of verwacht u misschien met die antwoorden tot maandag of dinsdag om te
voorkomen dat er het hele weekend discussie over die antwoorden gaat
ontstaan?
VERHAGEN:
Ik verwacht dat zo snel mogelijk die antwoorden naar de Kamer gaan en
daar speelt niet mee een idee alsof we het moeten uitstellen om daarmee
discussie over die antwoorden te voorkomen. Om de doodeenvoudige reden
dat wij juist ook vanuit onze kant behoefte hebben om hier op een
volstrekt heldere wijze niet alleen de levende vragen te beantwoorden
maar ook verantwoording af te leggen voor de besluitvorming zoals ie
heeft plaatsgevonden.
VRAAG:
Kunt u nu richting het zuiden zijn vertrokken, of gaan
vertrekken, erop rekenen dat de MIVD dit weekend open is?
VERHAGEN:
U kunt ervan uitgaan dat alle vragen die er leven ten aanzien van
deelname aan de handhaving van de no fly zone op basis van het
NAVO-besluit van eergisteren dat die op een adequate wijze van een
antwoord zullen worden voorzien in de artikel 100 brief die u
binnenkort tegemoet kunt zien. Dus ook ten aanzien van de normale
rapportages op dit punt om te kunnen komen tot een verantwoorde
besluitvorming.
VRAAG:
Hoe beoordeelt u de gang van zaken met betrekking tot datgene wat er in
de communicatie tussen de Tromp en de MIVD is gebeurd?
VERHAGEN:
Ik ga nu niet vooruitlopen op een debat dat aanstaande dinsdag met de
Tweede Kamer gevoerd wordt. Ik ga die vragen dus niet beantwoorden.
Eerst komt het antwoord van het kabinet op die meer dan honderd vragen
die door de Kamer zijn gesteld. Alle overige vragen die zullen we
beantwoorden in het debat aanstaande dinsdag. Dus dinsdag krijgt u
antwoord op die vraag.
VRAAG:
Het lijkt me toch best vervelend voor de mensen die nu die kant op
worden gestuurd en moeten wachten tot het debat in de Tweede Kamer
plaatsvindt.
VERHAGEN:
U haalt niet twee dingen totaal door elkaar. Waar u over spreekt, de
mensen die nu naar het zuiden gaan, dat is gekoppeld aan eerdere
besluitvorming met betrekking tot de artikel 100 brief zoals we die
deze week besproken hebben, dan wel de artikel 100 brief ten aanzien
van de no fly zone. Waarin die vragen beantwoord zullen zijn voordat er
überhaupt sprake is van enige inzet. Anderzijds gaat u over de casus
van de evacuatie, hebt u daar een antwoord op gevraagd. Daarvan zeg ik,
op dat punt ten aanzien van de evacuatie, dan zult u gewoon moeten
wachten tot dinsdag, omdat wij verantwoording afleggen aan de Kamer, er
allerlei vragen gesteld zijn door de Kamer. Ik kijk ook met alle
vertrouwen uit naar het debat om op de adequate wijze met alle vier de
bewindspersonen, de minister-president, de viceminister-president, de
minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie op normale
en ordentelijke wijze verantwoording af te leggen ten opzichte van de
Kamer.
VRAAG:
Er zijn toch bij een heleboel mensen in het land twijfels ontstaan over
de manier waarop de MIVD heeft gehandeld. Kunt u misschien wel zeggen
of er tot het debat plaatsvindt over de verantwoording naar aanleiding
van de evacuatie, extra maatregelen zijn genomen om te zorgen dat die
communicatie en alertheid verscherpt is?
VERHAGEN:
U kunt er van uit gaan dat voor de inzet van Nederlandse militairen er
op een adequate wijze invulling gegeven wordt aan hetgeen wij ook in de
artikel 100-brief afgelopen week met de Kamer gewisseld hebben.
BESSEMS (DE PERS):
Nog even over de Kunduz-brief: die ligt nu een paar weken klaar, is
helemaal doorgenomen met de fractiespecialisten van de partijen die de
missie steunen, de betrokken departementen gingen er tot vanochtend
vanuit dat die eruit zou gaan. Kunt u preciezer aangeven wat er nog aan
moet gebeuren?
VERHAGEN:
Ik weet niet over welke informatie u nu beschikt ten aanzien van
overleg met allerlei fractiespecialisten. Wat ik heb geconstateerd is
dat juist omdat er ook vier betrokken bewindslieden zijn, dat zij nog
de laatste hand leggen aan de brief, en dat die brief als zodanig dus
niet voorlag in de ministerraad. Waar we wel over gesproken hebben is
uiteraard de vraag of wij op adequate wijze tegemoet kunnen komen aan
de toezeggingen die eerder gedaan zijn. Daar heb ik alle vertrouwen in
dat we op dat punt met de Kamer op goede wijze kunnen informeren.
BESSEMS:
Wanneer is die er?
VERHAGEN:
Wanneer die brief komt? Ik verwacht die binnen enkele dagen.
BERGSMA (ANP):
Nog even over dat bombarderen: de conclusie was dat we dus niet gaan
bombarderen. Binnen de NAVO no-fly zone kan je wel dat bombarderen
mogelijk maken, door bijvoorbeeld in luchtgevechten vliegtuigen bij te
tanken, door het leveren van inlichtingen of wat dan ook. Als Nederland
die bijdrage gaat leveren, draagt Nederland dan per saldo indirect niet
bij aan het bombarderen?
VERHAGEN:
Ten aanzien van de inzet van het tankvliegtuig, daar hebben we eerder
met de Kamer ook over gesproken. Ook ten aanzien van eerdere inzet van
het kdc-110 vliegtuig is gesproken, en het is normaal dat je, als je
het hebt over juist uitvoering geven aan NAVO-besluitvorming, invulling
geven aan VN-resoluties, dat je ook datgene doet wat mogelijk is om ook
anderen in staat te stellen om hun bijdrage te leveren. Daar hoort ook
gewoon de normale inzet van dat tankvliegtuig, zoals dat ook met de
Kamer besproken is, bij.
FISCHJAGER:
Er is nogal een discussie gaande, maar er is ook een feitelijke zaak.
Hoeveel mensen hebben wel niet belangen in Libië, ook voor de olie en
dergelijke. Is u dat bekend? U kent natuurlijk de minister van
Economische Zaken, dat lijkt me wel.
VERHAGEN:
Zelfs dat is nog maar de vraag.
FISCHJAGER:
Hoe bedoelt u dat?
VERHAGEN:
Of ik hem ken. U stelt het als feit. Maar ik kan u zelfs zeggen dat ik
hem niet ken, althans als je het hebt over kennen.
FISCHJAGER:
Wat belangrijk is, of die weet en of u dat dan ook weet, want er is
geen 103-artikel brief nodig om dat te weten. Wat weet u nu wat onze
economische belangen zijn in Libië?
VERHAGEN:
Als het gaat om de olie is het zo dat, met betrekking tot de
voorziening vanuit Libië, dat het eigenlijk verwaarloosbaar is. Dat
hebben we dus ook gezien als het ging om bijvoorbeeld de
energievoorziening, of dat nu olie of gas is, dat de werkelijke
effecten ten aanzien van de Nederlandse energievoorziening
verwaarloosbaar zijn. Er zijn dus een aantal landen, ook in de Europese
Unie - dan hebben we het met name over Italië en Spanje - die veel
afhankelijker zijn van met name gas. We hebben daar ook eerder over
gesproken als ministers verantwoordelijk voor het energiebeleid. Ook
daar zie je dat de energievoorziening in geheel Europa niet in gevaar
komt door het wegvallen van de aanvoer vanuit Libië.