Rijksoverheid


Datum 28 april 2011

Invoering dierenpolitie en meldnummer dieren in nood

Invoering dierenpolitie In het regeerakkoord is aangekondigd dat dierenmishandeling harder wordt aangepakt. Maatregelen in dit kader zijn de komst van 500 animal cops (dierenpolitie), één alarmnummer voor dieren in nood en een steviger strafvorderingsbeleid. Deze maatregelen zorgen ervoor dat de aanpak van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing kwantitatief en kwalitatief verbeterd wordt. In deze kabinetsperiode komen er 500 animal cops, de dierenpolitie. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft de regie over de invoering van de dierenpolitie en de komst van het meldnummer voor dieren in nood. Vanaf 2011 zullen er jaarlijks 125 agenten worden opgeleid tot dierenpolitie. De opleiding wordt verzorgd door de Politieacademie. In mei 2011 start de opleiding. Vanaf oktober 2011 zijn de eerste dierenpolitieagenten operationeel, eind december 2011 zijn alle 125 dierenpolitieagenten operationeel. De eerste lichting dierenpolitie bestaat uit agenten in de basispolitiezorg, zodat d eze agenten direct op straat bezig zijn met het optreden tegen dierenleed. In de volgende lichtingen wordt dit uitgebreid naar de opleiding van agenten in alle processen, dus ook de recherche. De dierenpolitie heeft als primaire taak dierenmishandeling aan te pakken en heeft de noodzakelijke specialistische kennis. Indien nodig is de dierenpolitie allround inzetbaar. De dierenpolitie treedt op bij dierenmishandeling en dierenverwaarlozing en is ook volledig bevoegd voor alle andere onderdelen van het politiewerk. Het werk dat de dierenpolitie gaat doen is een intensivering van het werk dat de politie nu al doet met betrekking tot dierenmishandeling. De politie treedt daarin strafrechtelijk op, handhaaft de bijzondere wetten en treedt, ook hulpverlenend en preventief op. Concreet betekent dit dat de dierenpolitie op gaat treden tegen:


1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

Dierenmishandeling (artikel 36 GWWD); Dierenverwaarlozing (artikel 37 GWWD); Het overtreden van het verbod op seks met dieren (artikel 254 Sr); Het verbod op dierenporno (artikel 254a Sr); Stroperij (Flora- en faunawet en Visserijwet); Het doden/mishandelen van dieren van een ander (art. 350, lid 2 Sr); Het aanhitsen van een dier (artikel 425 Sr).

Invoering alarmnummer voor dieren in nood Er komt een alarmnummer voor dieren in nood en dierenmishandeling, 1-4-4 red een dier. Het goed kunnen afdoen van de meldingen bij dit alarmnummer is afhankelijk van de komst van de dierenpolitie, omdat daarmee een adequate reactie kan worden gegarandeerd. Het alarmnummer wordt ondergebracht bij de infrastructuur van het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD). Meldingen komen daarmee in eerste instantie binnen bij de meldkamer van het KLPD. Het alarmnummer wordt in oktober 2011 operationeel, tegelijk met de eerste lichting dierenpolitie. Behandeling van meldingen De politie beoordeelt en registreert een melding die binnenkomt via 1-4-4. Op meldingen van acuut dierenleed neemt de politie als 1e lijnorganisatie direct actie, de zogenaamde noodhulp. Voor niet-acute meldingen beoordeelt de politie of inzet nodig is van de politie of van de gespecialiseerde diensten (de 2e lijn). De dierenpolitie treedt preventief, hulpverlenend, handhavend e n strafrechtelijk op bij dierenleed.

Wat doen andere organisaties die bezig zijn met bestrijden van dierenleed De grootste gespecialiseerde dienst op het gebied van de aanpak van dierenleed is de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) van het ministerie van EL&I. Daarnaast is de stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID), als onderdeel van de Dierenbescherming, met een aantal fulltime districtsinspecteurs (BOA's) actief op dit gebied. Verder zijn er verschillende private organisaties die zich inzetten voor dierenwelzijn, waarvan de Dierenbescherming één van de grootste is. De Dierenbescherming treedt vaak op als overkoepelende organisatie voor bijvoorbeeld de dierenambulances en dierenasiels. Het aanpakken van dierenleed kent verschillende mogelijkheden. Zo wordt veelal door de private organisaties ingezet op de preventie van dierenleed, door onder andere het geven van voorlichting. De LID en de nVWA houden initiatief-controles op dierenwelzijn. Het Ministerie van EL&I, de nVWA en de LID hebben i n een convenant afspraken gemaakt over de taken, rollen en positie. De taakverdeling in dit convenant komt er in grote lijnen op neer dat de nVWA optreedt tegen dierenmishandeling en verwaarlozing in de bedrijfsmatige sectoren en de LID optreedt bij de hobbymatig gehouden dieren. De beide diensten treden zowel toezichthoudend als handhavend (strafrechtelijk en bestuursrechtelijk) op. De bestuursrechtelijke afdoening wordt verzorgd door de Dienst Regelingen van het ministerie van EL&I. De komst van de dierenpolitie zorgt ervoor dat de politie naast preventie, de hulpverlening en handhaving, vooral de strafrechtelijke aanpak op zich zal nemen.

De introductie van het nationale alarmnummer en de komst van de dierenpolitie kan tot gevolg hebben dat er een extra beroep wordt gedaan op organisaties in de 2e lijn als de nVWA en de LID. Voor de bestuursrechtelijke aanpak moeten de nVWA of de LID een bestuursrechtelijk rapport opmaken zodat de Dienst Regelingen van EL&I voor verdere bestuurlijke handhaving kan zorgen. Het is echter nog te vroeg om te kunnen kwantificeren hoe groot de eventuele extra vraag naar inzet van de 2e lijnorganisaties zal zijn. Als gevolg van de krimpoperaties zoals die zijn voorzien in het regeerakkoord bij onderdelen van EL&I zijn nu geen extra middelen ter beschikking voor versterking van de 2e lijnorganisaties. Het voornemen van het vorige kabinet om de LID met enkele districtinspecteurs uit te breiden ten behoeve van de controles op de AmvB-gezelschapsdieren zal wel worden uitgevoerd. Het ministerie van EL&I verstrekt hiervoor aan de Dierenbescherming/LID de komende 4 jaar in totaal een extra subs idie van 0,3 mln in 2011, 0,5 in 2012, 2013 en 2014, totaal 1.8 mln. Wat doet het OM In het regeerakkoord is een hardere aanpak van dierenmishandeling toegezegd. Tevens is op 7 december 2010 door uw Kamer de motie-Graus/Helder aangenomen over zwaardere straffen voor daders van dierenmishandeling (32500 XIII, nr. 108). Het kabinet voert deze motie uit. Het OM onderzoekt nu of de in de motie gevraagde zwaardere strafeisen binnen het huidige strafvorderingsbeleid kunnen worden uitgevoerd dan wel dat tot aanpassing van het strafvorderingsbeleid dient te worden overgegaan. Indien de conclusie is dat dit laatste nodig is, dan zal het strafvorderingbeleid met ingang van 1 oktober 2011 worden aangepast, zodat dit vanaf het operationeel worden van de dierenpolitie kan worden toegepast. Sturing vanuit de ministeries De komst van de dierenpolitie is een verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. De oprichting van de dierenpolitie is opgenomen in de landelijke prioriteit en van de politie. In gemeenschappelijk overleg worden voor de andere handhavingsorganisaties, zoals de nVWA en LID, nadere prioriteiten vastgelegd over de strafrechtelijke aanpak van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing. In de brief aan de Tweede Kamer over de "taakuitvoering bijzondere opsporingsdiensten" (2010-2011, 32715) is aangegeven op welke prioriteiten de BOD'n (en in het bijzonder de nVWA-IOD) zich richten als het gaat om zaken m.b.t. dierenmishandeling en dierverwaarlozing zoals: · Een krachtige bestrijding van dierenleed; · Illegale handel van dieren, (waaronder broodfokkerij/internethandel); · Illegale handel en toepassing van diergeneesmiddelen en hormonen/groeibevorderaars; · Illegale handel van uit- en inheemse fauna; · Aanpak van stelselmatig doden van beschermde diersoorten; · Opsporingsonderzoeken naar naleving visserijwetgeving.

De afspraken uit deze brief worden verder uitgewerkt en neergelegd in een convenant dat ondertekend zal worden door de beide ministeries, Veiligheid en Justitie en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de betrokken handhavingsorganisaties. Wij zullen uw Kamer deze kabinetsperiode op de normale wijze op de hoogte houden over de voortgang van de in deze brief genoemde onderwerpen.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

I.W. Opstelten

H. Bleker