Rijksoverheid


29 april 2011

Antwoorden op vragen over het Jaarplan 2011 van de Kustwacht voor het Caribisch gebied.

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de antwoorden aan op de vragen van de vaste commissie voor Defensie van 23 maart jl. over het Jaarplan 2011 van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (32500-X-85/2011D14874).

DE MINISTER VAN DEFENSIE

drs. J.S.J. Hillen



Antwoorden op de vragen van de vaste commissie Defensie d.d. 23 maart jl. over het Jaarplan 2011 van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (32500-X-85/2011D14874).

Vraag 1 Wat is de stand van zaken met betrekking tot het WODC onderzoek naar de staat van bestuur op Aruba? De Begeleidingscommissie van het WODC onderzoek verwacht rond eind mei nog één keer bijeen te komen. Het streven is erop gericht het rapport nog voor de zomer aan de opdrachtgevers, de minister-president van Aruba en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan te bieden. Vraag2 Kunt u specifiek uiteenzetten welke invloed de bezuinigingen bij Defensie hebben op de inzet van de maritieme vaartuigen en de luchtverkenningcapaciteit bij de Kustwacht in het Caribisch gebied? Voor de inzet van maritieme vaartuigen en de luchtverkenningcapaciteit ten behoeve van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied (hierna: de Kustwacht) moet onderscheid worden gemaakt tussen de inzet van organieke Kustwachtmiddelen en de inzet van Defensiemiddelen ten behoeve van de Kustwacht. De inzet van de Defensiemiddelen betreft de inzet van het Stationssc hip (92 vaardagen) en de boordhelikopter (290 vlieguren). Deze inzet komt ten laste van de defensiebegroting. In 2011 wordt geen wijziging van het aantal vaardagen en vlieguren voorzien. Vraag 3 Waarom zijn er in het jaarplan 2011 geen gegevens bekendgemaakt over illegale immigratie en drugs- wapens- en mensensmokkel? Kunt u deze gegevens bekendmaken en een vergelijking maken met de voorgaande jaren? Het Jaarplan 2011 zet het voorgenomen beleid en de doelstellingen van de Kustwacht uiteen. De resultaten van de Kustwacht over 2010 met betrekking tot de bestrijding van illegale immigratie, drugs-, wapen- en mensensmokkel en andere taakgebieden komen in het jaarverslag van de Kustwacht over 2010 aan bod. Dit jaarverslag zal u deze zomer worden toegezonden na de vaststelling daarvan door de Rijksministerraad. Vraag 4 Kunt u uiteenzetten welke gebieden in Zuid-Amerika de drugssmokkel vooral faciliteren en zijn er gegevens over de nationaliteiten van de smokkelaars? Het merendeel van de drugsvangsten van de Kustwacht betreft cocaïne. De productie van cocaïne vindt voornamelijk plaats in Colombia, Peru en Bolivia. Vanuit deze productielanden worden via steeds meer aangrenzende landen en routes transporten uitgevoerd naar de afnemers, voornamelijk in de Verenigde Staten en Europa. De bij deze transporten betrokken personen beschikken over veel verschillende nationaliteiten. Vraag 5 Hoe verloopt de samenwerking van de Kustwacht met haar ketenpartners, in

het bijzonder de politie en justitie, op Curaçao en Sint Maarten? Zijn zij in staat afgesproken bijdragen te leveren bij gezamenlijke acties en is de kwaliteit van de inzet gehandhaafd na de ontmanteling van de Nederlandse Antillen? Zo nee, welke kwalitatieve en kwantitatieve gevolgen heeft dit bij de gezamenlijke acties? De samenwerking van de Kustwacht met haar ketenpartners verloopt naar wens. Door de ontmanteling van de Nederlandse Antillen heeft de Kustwacht nieuwe ketenpartners gekregen. Dit heeft geen effect gehad op de samenwerking in de keten. Vraag 6 Hebben Sint Maarten en Curaçao inmiddels een secretaris geleverd voor de Kustwachtcommissie? Zo nee, waarom niet en wanneer worden deze aanstellingen verwacht? Curaçao heeft onlangs een secretaris benoemd voor de Kustwachtcommissie. De benoeming van een secretaris is de verantwoordelijkheid van de landen. De vraag naar de termijn waarop Sint Maarten een secretaris aanwijst en de reden waarom dit nog niet is gebeurd is daaro m niet door mij te beantwoorden. Vraag 7 Het jaarplan 2011 is beleidsarm opgesteld. Heeft dit gevolgen voor eerder opgestelde plannen en ambities? Heeft dit gevolgen voor de operationele inzet? Nee. Het Jaarplan 2011 is beleidsarm omdat geen nieuw beleid of intensiveringen worden voorzien ten opzichte van het Lange Termijn Plan voor de Kustwacht 2009-2018 (kamerstuk 32123-X, nr. 7). Vraag 8 Wat zijn de meest actuele cijfers met betrekking tot de grensoverschrijdende drugstransporten van of naar Aruba, Caribisch Nederland, Curaçao en Sint Maarten? Vraag 9 Kan nader inzicht verschaft worden in hoeverre het voorkomen en opsporen van grensoverschrijdende drugstransporten van of naar Aruba, Caribisch Nederland, Curaçao en Sint Maarten in de praktijk effectief is? Vraag 12 Kunt u nader inzicht verschaffen in hoeverre de opsporing van vuurwapens, illegale immigratie, de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel en daaraan gerelateerde activiteiten in de praktijk effectief is? Antwoor d op vraag 8, 9 en 12: De meest recente resultaten van de Kustwacht komen aan bod in het jaarverslag van de Kustwacht over 2010 (zie ook het antwoord op vraag 3). Daarbij moet worden bedacht dat de Kustwacht slechts een onderdeel vormt van de totale rechtshandhavingsketen in het Caribische deel van het Koninkrijk, waarvoor de Openbaar Ministeries van de Landen verantwoordelijkheid dragen. In algemene zin kan worden gesteld dat de drugsstroom naar de Landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk (en via hen naar Nederland c.q. Europa) de afgelopen jaren gestaag is afgenomen. De gezamenlijke inspanningen van de Kustwacht en haar (lokale en internationale) ketenpartners lijken daar een rol bij te spelen.

Pagina 3 van 10



Vraag 10 Op welke lokale en regionale partners wordt gedoeld in de paragraaf over informatiegestuurd optreden? Het betreft hier de opsporingspartners binnen het Koninkrijk zoals de politie, de douane en het Recherche samenwerkingsteam (RST) en internationale partners uit onder andere de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Vraag 11 In hoeverre belemmert een gebrek aan personele en materiële capaciteit het effectief bestrijden van zaken als illegale immigratie, drugs-, wapen- en mensensmokkel op Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden? Vraag 14 Kan uitbreiding van de personele en materiële capaciteit van de kustwacht in het Caribisch gebied bijdragen aan beter inzicht in en effectievere bestrijding van problemen met betrekking tot illegale immigratie, drugssmokkel, wapensmokkel, mensenhandel en mensensmokkel? Zo ja, op welke wijze? Gaat deze uitbreiding in de toekomst gerealiseerd worden? Vraag 16 Is de personele en materiële capaciteit van de kustwacht voldoende om een effectieve grensbewaking en douanetoezicht te garanderen? Antwoord op vraag 11, 14 en 16: De Kustwacht kan met haar huidige personele en materiële capaciteit voldoen aan de beleidsdoelstellingen voor 2011. De Kustwacht functioneert daarbij als onderdeel van een bredere rechtshandhavingsketen. De beoogde uitbreidingen van de Kustwacht en de vervangingsinvesteringen zijn opgenomen in het Lange Termijn Plan 2009-2018 voor de Kustwacht (LTP). Dit LTP is opgesteld met het oog op de continuïteit van de Kustwacht en zet uiteen hoe de Kustwacht zich op de langere termijn moet ontwikkelen en welke financiële basis daarvoor nodig is, zodat de Kustwacht in de toekomst, ook in een veranderende omgeving, aan de beleidsdoelstellingen van de bij de Kustwacht betrokken partijen kan blijven voldoen. Vraag 13 In hoeverre is het in 2007 door het WODC geconstateerde probleem dat er onvoldoende inzicht is in de totale omvang van problemen met betrekking tot illegale immigratie, drugss mokkel, wapensmokkel, mensensmokkel en mensenhandel nog steeds aanwezig? Op welke wijze kan dit probleem opgelost worden? Sinds 2007 wordt met behulp van criminaliteitsbeeldanalyses (CBA's) door de rechtshandhavingautoriteiten van de Landen getracht een beredeneerde inschatting te maken van de totale omvang van diverse vormen van (maritieme) criminaliteit en het deel dat door opsporingsdiensten daadwerkelijk onderschept wordt. Deze CBA's worden vervaardigd onder gezag van de Openbaar Ministeries van de Landen. De Kustwacht levert daarin haar aandeel. Vraag 15 In hoeverre bestaat de mogelijkheid dat activiteiten als drugs-, wapen- en mensensmokkel en mensenhandel in de Caribische regio een corrumperende invloed hebben op de politiek en overheidsapparaten van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden? In hoeverre belemmert deze corrumperende invloed vervolgens effectief optreden tegen problemen als illegale immigratie, drugs-, wapen- en mensensmokkel? Het optreden van de Kustwacht in het kader van maritieme opsporing en rechtshandhaving geschiedt onder het gezag van het Openbaar Ministerie, dat bevoegd is in het desbetreffende Koninkrijksdeel. De politiek heeft slechts beperkte invloed op dit optreden. De politiek kan alleen in zeer grote lijnen invloed uitoefenen op het opsporingsbeleid. Met name door het benoemen van prioriteiten, maar niet ten aanzien van concrete opsporingsactiviteiten. Dergelijke invloeden op of bij de Kustwacht zijn overigens niet geconstateerd. Vraag 17 In welke mate leiden de nieuwe staatkundige verhoudingen tot onevenwichtigheden met betrekking tot de bescherming van het milieu in die zin dat dit meer prioriteit zal hebben op de BES-eilanden dan op Aruba, Curaçao en Sint Maarten? Ook in de nieuwe staatkundige verhoudingen zi jn de Landen zelf verantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot de bescherming van het milieu. Door afstemming tussen de Landen in het Presidium van de Kustwachtcommissie, waarin Nederland de belangen behartigt van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, worden onevenwichtigheden in de prioriteiten van de Kustwacht voorkomen. Vraag 18 Wat zijn de meest actuele cijfers met betrekking tot de mate waarin drugs-, wapen- en mensensmokkel via Aruba, Caribisch Nederland, Curaçao en Sint Maarten financieringsbronnen zijn voor terroristische activiteiten? Hierover zijn bij de Kustwacht geen cijfers bekend. Het in kaart brengen van de bedoelde financieringsstromen is een taak van de Openbaar Ministeries van de landen. Vraag 19 In hoeverre vindt er afstemming plaats tussen Aruba, Sint Maarten, Curaçao en Caribisch Nederland met betrekking tot rampen- en incidentenbestrijding? Ten behoeve van de voorbereiding op rampen en crises stellen de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba m instens eens per vier jaar een rampen- en crisisplan vast. Artikel 44, vierde lid van de Veiligheidswet BES schrijft voor dat die plannen zo mogelijk zijn afgestemd met vergelijkbare plannen van omringende eilanden. Het vijfde lid van artikel 44 bepaalt dat de rampen- en crisisplannen binnen een maand na vaststelling worden toegezonden aan het bevoegd gezag dat in Aruba, Curaçao en Sint Maarten is belast met het vaststellen van vergelijkbare plannen. Dat kan bevorderen dat deze landen ook hun plannen toezenden aan de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de voorbereiding op rampen en crises op elkaar afstemmen. In geval van rampen en crises draagt de minister van Veiligheid en Justitie er zorg voor dat alle omringende landen (waaronder Aruba, Curaçao en Sint Maarten), die door een ramp of een crisis op Bonaire, Sint Eustatius of Saba kunnen worden getroffen of bedreigd, ter zake worden geïnformeerd (voor zover dit niet reeds op grond van andere voorschriften is g ebeurd). Daarbij draagt hij er zorg voor dat deze landen informatie krijgen over de oorsprong van de ramp of crisis en de omvang van de gevolgen.

Vraag 20 Hoe verloopt de samenwerking op het gebied van search and rescue met de aangrenzende landen? De samenwerking op het gebied van SAR met de aangrenzende landen verloopt naar wens. Dit betreft zowel daadwerkelijke inzet als planmatige oefeningen. De Kustwacht werkt op dit gebied samen met onder meer Venezuela, Frankrijk, de Verenigde Staten en de Dominicaanse Republiek. Vraag 21 Welke concrete aanpak zullen de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken hanteren om de problematiek met Venezuela over het luchtruim op te lossen? Waarom omzeilen vliegtuigen van het Koninkrijk der Nederlanden deze internationale vrij toegankelijke gebieden, waardoor 30% van de effectieve patrouilletijd verloren gaat? Deze problematiek is op 16 juli 2010 door toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Verhagen in Caracas besproken met zijn ambtgenoot. Na afloop van dat gesprek is in een communiqué vastgelegd dat beide landen gezamenlijk naar een oplossing zouden zoeken. De contacten daarover m et Venezuela zijn nog gaande en zowel het ministerie van Buitenlandse Zaken als dat van Defensie blijven het onderwerp onder de aandacht brengen. Het uitgangspunt daarbij is dat het Koninkrijk zich beroept op het recht tot vrije toegang in het internationale deel van de flight information region (FIR) Maiquetia die onder verantwoordelijkheid valt van een luchtverkeersdienstverleningsinstantie van Venezuela. Vraag 22 Welke reden ligt eraan ten grondslag dat de Cutters gedurende een zekere periode niet meer opereerden in hun oorspronkelijke vaargebieden op open zee? Om welke periode gaat het hier? Waarom is besloten om de Cutters wel weer in hun oorspronkelijke gebieden te laten opereren? In 2010 is voor de Kustwacht voor het eerst de hoeveelheid uitgevoerde controles van schepen als Prestatie Indicator (PIN) geïntroduceerd. Omdat de scheepvaart zich normaliter vlak onder de kust concentreert bleek op enig moment dat de PIN slechts zou kunnen worden behaald door met de cutters en he t stationsschip vrijwel permanent dicht onder de kust te patrouilleren. Daardoor werd een deel van het verantwoordelijkheidsgebied minder bediend. Om die reden is in het Jaarplan 2011 besloten de cutters weer primair in hun oorspronkelijke vaargebieden op open zee te laten opereren en de PIN aan te passen. Vraag 23 Hoe verloopt de samenwerking met Colombia, de Dominicaanse Republiek en Venezuela op het gebied van illegale immigratie, maritieme drugsbestrijding en wapensmokkel? Zijn er voorbeelden van minder geslaagde samenwerkingsinitiatieven op deze gebieden met deze landen? De samenwerking met deze landen verloopt grotendeels naar wens. Een uitzondering betreft de in het antwoord op vraag 21 geschetste problematiek met Venezuela met betrekking tot de FIR Maiquetia.

Vraag 24 Waaruit bestaan de `kwalitatieve onvolkomenheden binnen de formatie van de Kustwacht'? Vraag 34 In hoeverre ligt de kwalitatieve verbetering van de Kustwacht op schema? Is het nog steeds de verwachting dat de kwalitatieve onvolkomenheden in 2011 zijn weggewerkt? Is er ook een kwantitatieve ondervulling van het personeel? Vraag 35 In hoeverre ligt men op schema met betrekking tot het wegwerken van de in 2009 geconstateerde kwalitatieve onvolkomenheden in 2011? Antwoord op vraag 24, 34 en 35: De kwalitatieve onvolkomenheden zijn een gevolg van de snelle groei die de Kustwacht een aantal jaar geleden doormaakte. Hierdoor is personeel met minder ervaring en opleiding versneld doorgeschoven. Hiervoor is ontheffing verleend door de Scheepvaartinspectie. De benodigde kwalitatieve verbetering van de Kustwacht ligt op schema en zal naar verwachting voor het grootste gedeelte worden gerealiseerd in 2011. Kustwachtbreed is sprake van een beperkte kwantitatieve ondervulling in 2010 (96% vulling). Vraag 25 In hoeverre zal de kustwacht in staat zijn om tegemoet te komen aan de verwachte meerbehoefte aan vaaruren voor middelgrote varende capaciteit? Vraag 28 Hoe beoordeelt u de toekomstige verruiming van taakgebieden en de meerbehoefte aan vaaruren voor middelgrote varende capaciteit in relatie tot de komende bezuinigingsronde bij Defensie in het algemeen en de CZSK in het bijzonder? Antwoord op vraag 25 en 28: In het LTP 2009-2018 is vastgesteld dat er in de nabije toekomst een aanvullende behoefte aan middelgrote varende capaciteit voor de Kustwacht zal ontstaan vanwege een verruiming van taakgebieden. In 2010 heeft de Kustwacht een eerste onderzoek gedaan naar mogelijkheden om in deze toekomstige capaciteit te voorzien met eigen middelen of met defensiemiddelen. De exacte omvang van de aanvullende behoefte moet echter nog worden vastgesteld, alvorens een besluit kan worden genomen. Daarbij zullen ook de effecten van de bezuinigingen bij Defensie en de financ iële haalbaarheid van de voorstellen worden betrokken. Vraag 26 Kan nader inzicht gegeven worden in de omgevingsanalyse waaruit zou blijken dat het gebruik van "Go Fasts" voor drugssmokkel de komende periode af gaat nemen? Wat betekent dit voor de totale drugssmokkel in de regio? Er zijn indicaties dat er minder GoFasts worden gebruikt voor het vervoer van drugs naar de Aruba, Bonaire en Curaçao, zeker na de introductie van de walradarketen. Hieruit kunnen geen conclusies worden getrokken over de totale drugssmokkel in de regio, aangezien deze niet primair gericht is op deze eilanden maar de afzetmarkten zich voornamelijk in de Verenigde Staten en Europa bevinden.

Vraag 27 Waarom wordt er rekening gehouden met extra aandacht voor scheepvaart en milieu en de bestrijding van speervisserij? Geldt dit alleen voor de BESeilanden of ook voor Curaçao, Aruba en Sint Maarten? In het jaarplan wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de beleidsaccenten van de betrokken departementen van de Landen, met inachtneming van de justitiële prioriteiten. Dit heeft geleid tot extra aandacht in 2011 voor de controle op scheepvaart en milieu en de bestrijding van speervisserij. Dit geldt zowel voor Curaçao, Aruba en Sint Maarten als voor het Caribische deel van Nederland. Vraag 29 In wat voor gevallen en hoe vaak worden Defensiemiddelen en -personeel ingezet? De Kustwacht beschikt 92 vaardagen per jaar over het stationsschip en 290 vlieguren per jaar over de boordhelikopter van het stationsschip. Voor de inzet van deze middelen ten behoeve van de Kustwacht wordt in principe planmatig gewerkt. Wel voorzien de onderlinge afspraken er in dat deze middelen snel onder aansturing van de Kustwacht kunnen worden geplaatst indien de situatie daarom vraagt. Tevens vervult defensiepersoneel functies bij de Kustwacht en ondersteunt Defensie de Kustwacht beheersmatig, onder meer op het gebied van verwerving, onderhoud en bedrijfsvoering. Vraag 30 In hoeverre kan het doel om meer informatiegestuurd op te treden afbreuk doen aan de frequente aanwezigheid van de Kustwacht? Vraag 32 Welke reden ligt ten grondslag aan het voornemen om de 'situational awareness' te verbeteren? Kon deze voorheen als ontoereikend beschouwd worden? Antwoord op vraag 30 en 32: Informatiegestuurd optreden (IGO) behelst dat de middelen van de Kustwacht zo veel mogelijk worden ingezet op basis van relevante eigen informatie en die van lokale en regionale veiligheidspartners, met als doel een zo efficiënt mogelijke inzet van deze middelen. IGO komt dus ten goede aan een frequentere aanwezigheid van de Kustwacht op die locaties en momenten waarop handhavend kan worden opgetrede n. IGO gaat niet ten koste van een voldoende zichtbare presentie van de Kustwacht. Vraag 31 In hoeverre kan uit de noodzaak om te komen tot een plan van aanpak voor wat betreft de veiligheid van de helikopteractiviteiten opgemaakt worden dat deze veiligheid voorheen ondermaats was? Eind november 2010 heeft de Militaire Luchtvaart Autoriteit (MLA) een inspectie uitgevoerd op de helikopter activiteiten van de Kustwacht. De MLA heeft daarbij geconstateerd dat de helikopterbemanning voldoende kundig en ervaren is om operaties conform de operationele procedures veilig uit te voeren. De noodzaak om te komen tot een plan van aanpak heeft geen betrekking op de operationele vliegveiligheid, maar heeft tot doel de veiligheid van de helikopteractiviteiten structureel te waarborgen door een eenduidige beschrijving van processen en procedures.

Vraag 33 In hoeverre ligt het in de lijn der verwachting dat het walradarsysteem ook naar de bovenwindse eilanden uitgebreid zal worden? Zou dit bij kunnen dragen aan een effectievere bestrijding van illegale immigratie en drugswapen- en geldsmokkel aldaar? Waarom is het walradarsysteem nog niet uitgebreid naar de bovenwinden? Uit eerdere studies is gebleken dat een vaste walradarketen de beste keuze is om te voorzien in de behoefte van de Kustwacht aan detectiecapaciteit op de Bovenwindse eilanden. Verder onderzoek naar (internationale) samenwerkingsmogelijkheden bij de Bovenwindse eilanden is echter noodzakelijk. Vervolgens zal over een eventuele uitbreiding van de walradarketen naar de Bovenwindse eilanden politieke besluitvorming moeten plaatsvinden. Daarbij zal ook de financiële haalbaarheid van deze uitbreiding aan de orde komen. Vraag 36 Kan nader inzicht verschaft worden in de in 2010 uitgevoerde evaluatie van het integriteitstatuut, de beroepscode en de signaleringsregel ing? De Kustwacht beschikt sinds 2010 over medezeggenschapraden. Voor de evaluatie van het integriteitstatuut, de beroepscode en de signaleringsregeling is een formeel advies aangevraagd bij de Gemeenschappelijke Medezeggenschapraad (GMR). De GMR heeft in maart 2011 gesteld haar advies nog niet voltooid te hebben en heeft voorgesteld het huidige integriteitstatuut vooralsnog te continueren. Vraag 37 In hoeverre zijn de genoemde personele prestatie-indicatoren ook in de praktijk gerealiseerd? De realisatie van de genoemde PIN komt aan bod in het jaarverslag van de Kustwacht over 2010. Dit jaarverslag zal u worden toegezonden na de vaststelling daarvan door de Rijksministerraad. Vraag 38 Wat is de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe verdeelsleutel voor de kosten van de kustwacht waar het ministerie van BZK aan werkt? Hoe lang werkt het ministerie van BZK inmiddels al aan de totstandkoming hiervan? Hoe verloopt de samenwerking met Curaçao, Aruba en Sint Maarten in deze? Vraa g 39 Wanneer zal de aangepaste verdeelsleutel tot stand komen voor de financiering van de Kustwacht door de vier landen in het Koninkrijk? Hoeveel zal elk land verhoudingsgewijs bijdragen aan de Kustwacht (per hoofd van de bevolking)? Antwoord op vraag 38 en 39: Op 11 februari 2011 heeft de Rijksministerraad ingestemd met de nieuwe verdeelsleutel voor de financiering van de personele en materiële exploitatie-uitgaven en de investeringsuitgaven van de Kustwacht. Het aandeel dat voor 10 oktober 2010 door het land Nederlandse Antillen betaald werd (22 procent), wordt nu gefinancierd door Curaçao (16 procent), Sint Maarten (4 procent) en Nederland (2 procent voor het aandeel van Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Voor de berekening van deze percentages is gebruik gemaakt van de verdeelsleutel die eerder gehanteerd is bij de boedelscheiding. De verdeelsleutel ziet er nu als volgt uit: Nederland 69 procent, Aruba 11 procent, Curaçao 16 procent, Sint Maarten 4 procent. Vraag 40 Kunt u een globaal overzicht geven van de totale gemaakte kosten door Defensie in 2009 en 2010 en de begrote defensiekosten voor 2011 tot en met 2016, inclusief luchtverkenningscapaciteiten? De uitgaven verbonden aan de inzet van Defensiemiddelen voor de Kustwacht, die deel uitmaken van de begroting van Defensie, worden voor 2011 tot 2016 geraamd op 3.0 mln per jaar. In 2009 en 2010 bedroegen deze uitgaven respectievelijk 3.4 mln en 2.8 mln. Voor luchtverkenning is in het Jaarplan 2011 voor de jaren 2011 en 2012 geraamd respectievelijk 14.1 mln en 15.7 mln. De financiering voor deze jaren vindt plaats vanuit de begroting van Koninkrijksrelaties. Voor de jaren 2013 ­ 2016 zijn deze uitgaven geraamd op 16.3 mln per jaar. De uitgaven worden vanaf 2013, wanneer deze capaciteit voor het eerste volledige jaar operationeel is, voo r 15.7 mln gefinancierd vanuit de begroting van Koninkrijksrelaties en voor 0,6 mln vanuit van de Defensiebegroting. Vraag 41 In hoeverre is Aruba de afgelopen periode haar verplichtingen met betrekking tot de financiering van de kustwacht nagekomen? Aruba heeft aan zijn financiële verplichting voor het jaar 2009 voldaan. De financiële bijdrage die de Landen op basis van de verdeelsleutel leveren wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op basis van de eindrealisatie berekend. Deze maand wordt de eindafrekening over het jaar 2010 aan de Landen verzonden.