Universiteit van Tilburg

Persbericht 8 juni 2011

Acute stress, depressie en angst vergroten kans op hart- en vaatziekten

Acute stress, depressie en angst vergroten de kans op hart- en vaatziekten. Dat stelt hoogleraar Willem Kop op 10 juni in zijn inaugurele rede aan Tilburg University. Kop bracht nieuwe biologische mechanismen in kaart die het verband kunnen verklaren tussen psychologische risicofactoren en hartaandoeningen.

Ieder jaar worden er in Nederland meer dan 25.000 mensen in het ziekenhuis opgenomen met een hartinfarct. Acute psychische stress gaat nogal eens aan infarcten vooraf, zoals extreme boosheid, stress en angst. Deze emoties verhogen de belasting van het hart door verhoogde bloeddruk en hartslagfrequentie. Onderzoek van Willem Kop heeft aangetoond dat deze acute emoties ook allerlei biologische processen beïnvloeden, waaronder de bloedstolling en ontstekingsreacties. Dit is een belangrijke bevinding, omdat deze biologische processen het beloop van hartziekte kunnen versnellen. Iemand in stabiele toestand kan toch ineens een hartinfarct krijgen als gevolg van bijvoorbeeld een tijdelijke vernauwing van een kransslagader, een bloedprop of het loslaten van een stukje kransslagaderplaque.

Ook langdurige emotionele problemen kunnen het risico op een hartinfarct verhogen, bijvoorbeeld doordat de aderverkalking in de kransslagaders sneller toeneemt. In Nederland zijn de meest onderzochte chronische psychologische risicofactoren depressie, vitale uitputting, angst en persoonlijkheidskenmerken zoals Type D (de 'binnenvetter') en vijandigheid. Daarnaast zijn sociale factoren van belang, waaronder een laag inkomen, weinig opleiding, discriminatie en sociale isolatie. Kop heeft de biologische processen onderzocht die met deze chronische psychosociale risicofactoren samenhangen, zoals bloedstollingsfactoren, ontstekingsreacties en stresshormonen.

Het doel van Kops onderzoek is voorbodes van hartfalen vroegtijdig te onderkennen. Het komt te vaak voor dat hartpatiënten tevoren bij de arts of specialist zijn geweest en dat er 'niets gevonden' werd. Het moet mogelijk zijn om traditionele risicofactoren (hoge bloeddruk, suikerziekte, verhoogd cholesterol) en gedragsmatige factoren (roken, overgewicht en te weinig lichaamsbeweging) te combineren met nieuwe 'biomarkers' en psychologische kenmerken om zo de pati nten met het hoogste risico op te sporen. Verder is het van groot belang om meer wetenschappelijke kennis te krijgen over hoe lichaam en geest elkaar beïnvloeden.

Prof. dr. Willem Johan Kop (1963, Zoetermeer) studeerde in 1988 in Utrecht af in de Psychologische Functieleer en de Klinische Psychologie. Hij promoveerde in 1994 te Maastricht op het proefschrift The predictive value of vital exhaustion in the clinical course after coronary angioplasty. Hij werkte van 1993 tot 2010 in de VS. De oratie vindt plaats in verband met zijn benoeming tot hoogleraar Medische Psychologie en Neuropsychologie aan Tilburg University. Zijn leerstoel Biobehavioral Processes in Health and Disease is ondergebracht bij het Center of Research on Psychology in Somatic diseases (CoRPS), verbonden aan de Tilburg School of Social and Behavioral Sciences. Zijn onderzoek is gefinancierd door the National Institutes of Health en CoRPS. Hij is hoofdredacteur van het vaktijdschrift Psychosomatic Medicine.