Partij van de Arbeid

Partij van de Arbeid


Den Haag, 9 juni 2011

Vervolgvragen van het lid Spekman (PvdA) over de afwijzing van een homoseksuele asielzoeker op grond van de ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen

aan de minister van Immigratie en Asiel


1)
Herinnert u zich mijn eerdere schriftelijke vragen over de afwijzing van een homoseksuele asielzoeker op grond van de ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen? Ingezonden op 14 april 2011, beantwoord op 30 mei 2011 (kenmerk 2011Z07949) De Volkskrant, maandag 4 april 2011, Uitgelicht, blz. 16. De gegevens in deze zaak zijn bekend bij de minister voor Immigratie en Asiel.


2)
Volgt uit uw antwoord, dat het geheel aan verklaringen van de betrokken vreemdeling niet geloofwaardig is bevonden, dat u tevens niet geloofwaardig acht dat de asielzoeker homoseksueel is?


3)
Waarom heeft u vraag 4 van mijn eerdere schriftelijke vragen niet beantwoord? Is de ongeloofwaardigheid van een asielrelaas een contra-indicatie zoals bedoeld in uw asielbeleid, om homoseksuele asielzoekers uit Iran een verblijfsvergunning te verlenen, tenzij er contra-indicaties zijn?


4)
Waarom heeft u vraag 5 van mijn eerdere schriftelijke vragen niet beantwoord? Deelt u de mening dat deze contra-indicaties beperkt zouden moeten blijven tot aspecten van openbare orde en veiligheid en fraude? Kunt u bij dit antwoord in aanmerking nemen dat de situatie voor homoseksuelen in Iran verschrikkelijk is, en dat zij die daar openlijk voor uit komen, voor hun leven hebben te vrezen?


5)
Waarom heeft u vraag 6 van mijn eerdere schriftelijke vragen niet beantwoord? Is de IND ten aanzien van deze asielzoeker uit Iran overtuigd dat hij zijn homoseksualiteit heeft verzonnen? Klopt het dat zijn homoseksualiteit voornamelijk niet is geloofd omdat er een aantal andere aspecten van zijn asielrelaas niet wordt geloofd? Kunt u deze antwoorden toelichten? Bent u bereid, indien u deze vraag vanwege het individuele karakter niet openbaar kunt beantwoorden, dit in vertrouwelijkheid te doen?


6)
Zijn er, naast het door u in de beantwoording van mijn eerdere schriftelijke vragen genoemde beleid en de door u vermelde werkinstructie, andere instructies (of anderssoortige aanwijzingen) voor de beslismedewerkers van de IND, waarin staat aangegeven hoe de geloofwaardigheid van asielrelazen moet worden beoordeeld? Wanneer zijn deze instructies voor het laatst aangepast? Bent u bereid deze instructies openbaar te maken? Bevatten deze instructies ook kwantitatieve doelstellingen?


7)
Deelt u de mening, mede gezien uw antwoord dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de asielzoeker doorslaggevend is voor de vraag of een asielzoeker in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, maar ook vanwege fraudebestrijding, dat het wenselijk is dat deze gegevens worden geregistreerd? Bent u bereid daartoe over te gaan? Kunt u deze antwoorden toelichten?


8)
Wat dient een homoseksuele man of lesbische vrouw in zijn algemeenheid te doen om zijn of haar seksuele geaardheid aannemelijk te maken? Wat is uw antwoord op die vraag indien het asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden? Is de situatie mogelijk dat de IND het asielrelaas van een homoseksuele asielzoeker niet gelooft, maar zijn homoseksualiteit op zichzelf wel?

Ingezonden op 14 april 2011, beantwoord op 30 mei 2011 (kenmerk 2011Z07949) De Volkskrant, maandag 4 april 2011, Uitgelicht, blz. 16. De gegevens in deze zaak zijn bekend bij de minister voor Immigratie en Asiel.