Vlaams Indicatorenboek 2011

07/09/2011 15:30

Vlaamse Overheid

Vandaag verschijnt het tweejaarlijkse Vlaams Indicatorenboek 2011, met publicatie van de meest recente beleidsindicatoren, die de ontwikkeling van het Vlaams potentieel inzake wetenschap, technologie en innovatie in kaart brengen.

Vandaag verschijnt het tweejaarlijkse Vlaams Indicatorenboek 2011, met publicatie van de meest recente beleidsindicatoren, die de ontwikkeling van het Vlaams potentieel inzake wetenschap, technologie en innovatie in kaart brengen. De laatste academiejaren kent het hoger onderwijs een sterke toename van het aantal generatiestudenten. Dit is zowel het geval voor de professioneel gerichte opleidingen aan de hogescholen als voor de academisch gerichte opleidingen aan de hogescholen en de universiteiten. Hierbij valt de hoge participatiegraad op van de Vlaamse achttienjarigen aan het hoger onderwijs (57,3% in 2009-2010) en de sterke vervrouwelijking (54,9 % vrouwelijke generatiestudenten), in het bijzonder in de professionele bacheloropleidingen en de universitaire opleidingen.

De sterke toename van de onderzoekspopulatie heeft bijgedragen tot een sterke stijging in het aantal behaalde doctoraten aan de Vlaamse universiteiten in alle wetenschapsclusters. In 2009-2010 werden 1.385 doctoraten uitgereikt aan de Vlaamse universiteiten ofwel haast een verdubbeling ten opzichte van 10 jaar geleden. De O&O-uitgaven bij onze Vlaamse bedrijven stegen in 2008, maar daalden weer licht in 2009. De ratio van de uitgaven voor interne O&O bij de bedrijven als % van het BBPR bedraagt 1,38% voor 2008 en 1,37% voor 2009.

De O&O-intensiteit binnen de non-profit groeide ten opzichte van 2007 en steeg tot 0,73% volgens de gewestbenadering en 0,79% volgens de gemeenschapsbenadering. 0,54% is afkomstig van publieke financiering en 0,19% van private financiering. Het aandeel van de publieke financiering nam toe ten opzichte van 2007.

Wanneer we de totale O&O-uitgaven (GERD) uitdrukken als % van het BBPR zit Vlaanderen voor 2009 met een percentage van 2,12% voor de GERD op gewestniveau en 2,18% voor de GERD op gemeenschapsniveau, behoorlijk boven het EU-gemiddelde (1,91%), maar toch nog een stuk verwijderd van de 3%-norm voor O&O, de doelstelling voor 2020. De stijging die in 2007 merkbaar was, zet zich dus door in 2009.

De BERD/BBPR-ratio blijft vrij constant boven het EU27-gemiddelde in de periode 2008- 2009 (1,39% in 2009 ten opzichte van 1,40% in 2007). De niet-BERD of publieke component van O&O-bestedingen als % van het BBPR bedraagt in Vlaanderen 0,73% voor 2009 (ten opzichte van 0,62% in 2007), wat het EU27-gemiddelde evenaart. De O&O-inspanningen uitgevoerd in de publieke sector waren in 2009 dus beduidend hoger dan in 2007, terwijl de O&O-inspanningen uitgevoerd in de private sector vrij stabiel bleven.

Het O&O-personeel nam op twee jaar tijd met ongeveer 1.500 voltijdse eenheden toe (correspondeert met ruim 4% van het totaal) en zet hiermee de stijgende trend ingezet sinds 2004 verder. Deze stijging is vooral van toepassing op de publieke (sub)sector(en), waar bij de private component, de cijfers eerder stagneren.

In 2011 is er een totaal overheidsbudget voor wetenschap en innovatie van 1,88 miljard euro beschikbaar, waarvan 1,231 miljard euro voor onderzoek en ontwikkeling (O&O), verspreid over de dertien beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid. Dank zij een extra O&O-budget van 65 miljoen euro, die de Vlaamse Regering naar aanleiding van de begrotingscontrole in mei dit jaar vrijmaakte, is opnieuw het niveau van vóór de besparingen bereikt. Bovendien werd er tijdens die begrotingscontrole een minimaal groeipad afgesproken voor deze legislatuur waardoor er vanaf 2014 jaarlijks een structurele verhoging van het budget O&O met minimaal 200 miljoen euro ten opzichte van 2011 zal zijn.

De innovatiegraad inzake producten of procesinnovatie van de Vlaamse bedrijfswereld bedraagt 52%, wat vergelijkbaar is met cijfers voor de voorbije jaren, alhoewel er zich een lichte daling ten opzichte van 2007 laat optekenen. De meeste Vlaamse innovatieve bedrijven zijn procesinnovatoren (36%), maar productinnovatie komt nagenoeg even vaak voor (35%). Van de Vlaamse bedrijven die aan product- en/of procesinnovatie doen, ontving in de periode 2006-2008 gemiddeld 12% financiële ondersteuning van de regionale overheid, 7% van de nationale overheid, en 3% van de Europese overheid. Vooral de grote ondernemingen ontvingen dergelijke fondsen. Ongeveer 37% van alle Vlaamse bedrijven introduceerden in de periode 2006-2008 een milieu-innovatie.

Samenwerkingverbanden voor deze innovatieprojecten blijken zeer belangrijk. Leveranciers, klanten en consultants/commerciële laboratoria/O&O-bedrijven zijn de belangrijkste partners. Ook andere bedrijven binnen de groep evenals universiteiten zijn belangrijke partners. Naast de bedrijven van de eigen groep vormen leveranciers en klanten een belangrijke bron van informatie voor innovatieactiviteiten.

Qua output en zichtbaarheid van onderzoek kan men duidelijk stellen dat de Vlaamse en Belgische onderzoekers op een bijzonder efficiënte manier de beschikbare middelen hebben aangewend Het aantal Vlaamse wetenschappelijke publicaties in de natuur-, levens- en technische wetenschappen alsook in de sociale en humane wetenschappen, is in de beschouwde periodes duidelijk gegroeid.

De citaties van het onderzoek, verricht in Vlaanderen tijdens de tweede helft van de jaren 1990 en verder na de millenniumwissel, liggen beduidend hoger dan het wereldgemiddelde. Wanneer het gemiddelde aantal citaties per publicatie wordt gerelateerd aan de gemiddelde impactfactor van de gebruikte tijdschriften, ligt deze score voor Vlaanderen even hoog of zelfs hoger dan voor de meeste andere Europese landen.

De octrooivolumes voor Vlaanderen (zowel in het EPO-systeem, het USPTO-systeem, en het PCT-systeem) zijn sinds het begin van de jaren negentig tot aan de recente jaren gegroeid met een factor 2,6 (tot meer dan 260 EPO octrooien per miljoen inwoners); wat ertoe heeft geleid dat Vlaanderen vandaag tot de meer performante Europese regio's behoort en tot de koplopers op het vlak van octrooiactiviteit van de academische sector.

Vlaanderen is en blijft nadrukkelijk aanwezig in de belangrijke Europese programma's voor wetenschappelijk onderzoek. In het EUREKA-programma neemt Vlaanderen internationaal gezien een prominente positie in. Vlaamse partners zijn daarnaast niet onaardig vertegenwoordigd in ERANET door deelname aan meer dan een kwart van alle door de Europese Commissie opgezette projecten. Met een voorlopige return aan het 7de Kaderprogramma van 2,44% scoort Vlaanderen boven de verwachting en is er een duidelijke stijging ten opzichte van de voorgaande Kaderprogramma's. In KP7 heeft de categorie "universiteiten en hogescholen" nog steeds de leidende positie, zowel wat betreft het aantal deelnames als deelnametoelage. Internationaal vergeleken scoort Vlaanderen nog steeds zeer goed binnen de top-10 van de sterkst deelnemende landen.

Het volledige indicatorenboek is te downloaden via www.ecoom.be/indicatorenboek of telefonisch op te vragen bij ECOOM.



Voor eventuele hyperlinks en bijlagen: Zie het origineel