Belangrijke uitspraak over vergunningplicht voor veehouderijen nabij
beschermde natuurgebieden
Den Haag , 7-9-2011
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vandaag (7
september 2011) een belangrijke uitspraak gedaan over de
vergunningplicht voor veehouderijen die in de buurt van beschermde
natuurgebieden liggen. De uitspraak gaat over de uitleg van artikel
19kd van de Natuurbeschermingswet, waarover tot nu toe onduidelijkheid
bestond. De bepaling regelt de vergunningplicht wanneer per saldo geen
sprake is van een toename van de uitstoot van stikstof op een beschermd
natuurgebied.
De Raad van State is van oordeel dat uit de tekst van artikel 19kd niet
volgt dat met invoering van artikel 19kd de vergunningplicht op grond
van de Natuurbeschermingswet is komen te vervallen. Ook als per saldo
geen sprake is van toename van de uitstoot van stikstof, zal een
vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig blijven, aldus
de hoogste bestuursrechter.
Verder is de Raad van State van oordeel dat de zogenoemde
referentiedatum die in het artikel wordt genoemd in sommige gevallen in
strijd is met Europese regels. De door de wetgever beoogde uitzondering
op de vergunningplicht is gekoppeld aan de datum van ten vroegste 7
december 2004. Dit is de dag waarop een groot aantal Nederlandse
natuurgebieden bescherming kreeg op grond van de Europese
Habitatrichtlijn. Naar het oordeel van de Raad van State gaat de
gekozen referentiedatum er aan voorbij dat er een groot aantal
natuurgebieden al vóór 7 december 2004 beschermd werd op grond van de
Europese Vogelrichtlijn. Omdat artikel 19kd op dit punt geen correcte
implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn is, moet dat artikel in
sommige gevallen buiten toepassing worden gelaten, aldus de hoogste
bestuursrechter.
Deze uitspraak heeft met name gevolgen voor veehouderijen. Als gevolg
van deze uitspraak blijft een natuurbeschermingswetvergunning nodig,
ook als de uitstoot van stikstof het enige schadelijke effect kan zijn
voor nabijgelegen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Daarbij zal goed
moeten worden gelet op het hanteren van de juiste referentiedatum. In
gevallen waarin ervan is uitgegaan dat door invoering van artikel 19kd
geen vergunningplicht meer geldt, moet alsnog een
natuurbeschermingswetvergunning worden verleend.
Tegen de uitspraak van de Raad van State is geen hoger beroep mogelijk.
Bron: Raad van State
Gerechtelijke organisatie