Rijksoverheid


Ons kenmerk FM/2011/9151 U Uw brief (kenmerk) 2011Z13157 Bijlagen

Datum 7 september 2011

antwoorden op Kamervragen over het internetartikel "Zalm bracht jaarrekening DSB bewust te laat"

Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op vragen van het lid Braakhuis (GroenLinks) over het internetartikel "Zalm bracht jaarrekening DSB bewust te laat" die mij zijn toegezonden bij brief met kenmerk 2011Z13157 d.d. 17 juni 2011.

Hoogachtend, De minister van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager



Vraag 1. Kent u het bericht "Zalm bracht jaarrekening DSB bewust te laat"? Antwoord. Ja. Vraag 6. Is het te laat indienen van de jaarrekeningen meegenomen in de onderzoeken door AFM en DNB naar oud-DSB-bestuurders die nog actief zijn in de financiële sector? Zo ja, op welke manier? Zo nee, zal DNB de integriteit van de heer Zalm opnieuw onderzoeken naar aanleiding van deze nieuwe ontwikkelingen? Vraag 7. Stel dat de beschuldiging aan het adres van de heer Zalm op waarheid berust, heeft dit dan invloed op zijn huidige functie bij ABN Amro? Antwoord. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB) hebben mij bevestigd dat zij inderdaad de wijze van het indienen van de jaarrekening over het jaar 2007 betrokken hebben bij hun onderzoeken naar oud-bestuurders van DSB. Deze kwestie is dus aan de orde geweest. Voor nadere informatie over deze onderzoeken verwijs ik u naar de openbaar gemaakte informatie in het rapport van professor Scheltema inzake het eerste bestuurdersonderzoek en het rapport van de commissie Scheltema, waarin ik maximale transparantie betracht. Eventuele aanvullende informatie over deze onderzoeken kan ik u helaas niet geven omdat deze wordt beheerst door het regime van vertrouwelijkheid uit de Wet op het financieel toezicht. Verder constateer ik dat in het artikel waaraan het lid Braakhuis refereert, een weergave wordt gegeven van bepaalde speculaties en veronderstellingen van de heer Lakeman. U zult mij begrijpen als ik verder niet treed in dergelijke speculaties. Voorts verwijs ik naar mijn beantwoording van de feitelijke vragen over de Nederlandse regelgeving van het lid Braakhuis hierna.

Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2011/9151 U



Vraag 2. Welke sanctie staat er op het te laat indienen van een jaarrekening? Staat deze sanctie in verhouding tot de mogelijke gevolgen van te late indiening voor spaarders? Vraag 3. Kunnen bestuurders hierbij hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden? Vraag 4. Is het mogelijk bij sanctionering de intenties en de gevolgen voor het te laat indienen mee te wegen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet? Wat vindt u hiervan? Vraag 5. Welke straf staat er op misleiding van spaarders? Welke mogelijkheden tot compensatie van geleden schade zijn hierbij mogelijk? Antwoord. Als een Nederlandse onderneming haar jaarrekening te laat indient kunnen in het algemeen bepaalde wettelijke normen van toepassing zijn. Dit is dan afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het betreffende geval. Onder omstandigheden kan dit worden aangemerkt als een misdrijf ingevolge de Wet op de Economische delicten (Wed). Ook zou in uitzonderlijke omstandigheden het commune strafrecht nog van toepassing kunnen zijn. Uiteraard is de vraag of hiervan in een bepaald geval sprake zou zijn, uiteindelijk ter beoordeling aan de rechter. Voorts kan, waar sprake is van misleiding, op grond van het bestuursrecht (zie in dit verband ook artikel 4:19 van de Wet op het financieel toezicht) een bestuurlijke boete worden opgelegd. Bij de beoordeling van de vraag of een van de wettelijke stelsels van toepassing is, kunnen inderdaad zowel intenties als gevolgen een rol spelen. Deze aspecten kunnen bijvoorbeeld bepalend zijn voor de vraag of een bepaalde wettelijke norm van toepassing is. Deze aspecten spelen óók een rol in de beoordeling of sprake is van vergoedbare schade ten gevolge van een bepaald handelen of nalaten. Dit betreft het domein van het civiele recht. Indien in zijn algemeenheid sprake zou zijn van onrechtmatig handelen, toerekenbaarheid daarvan, schade en oorzakelijk verband zou een schadevergoeding kunnen worden toegekend door de civiele rechter aan iemand die ten gevolge van dat handelen of nalaten de betreffende schade heeft geleden. Ook misleiding kan in het civiele recht leiden tot aansprakelijkheid van een rechtspersoon, dan wel in bijzondere omstandigheden hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurder, en dan zou eventuele schade kunnen worden vergoed. Het lid Braakhuis vraagt mij of de sancties van de betrokken wettelijke stelsels adequaat zijn. Ik heb geen reden om hieraan te twijfelen.

Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2011/9151 U



Vraag 8. Heeft de AFM of DNB een taak in het toezicht houden op het juist toepassen van de vennootschapsregels? Kunnen en moeten de toezichthouders ingrijpen bij te late indiening van de jaarrekening? Is dat in dit geval gebeurd? Antwoord. De vereisten ten aanzien van het tijdig opstellen en publiceren van jaarrekeningen gelden voor alle Nederlandse ondernemingen. Zij betreffen algemene vereisten uit het civiele recht. Zij zijn daarom niet specifiek onderdeel van het toezicht dat de AFM en DNB uitoefenen op financiële ondernemingen. Wel zijn er enkele algemene bepalingen in de wetgeving inzake financieel toezicht opgenomen die betrekking hebben op financiële gegevens. Ten behoeve van de uitoefening van het prudentieel toezicht zijn financiële ondernemingen verplicht binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening, het jaarverslag en overige gegevens aan DNB te verstrekken (artikel 3:71 Wft). In dat verband is het voor DNB van belang dat de jaarcijfers tijdig worden opgesteld en aan DNB worden aangeleverd binnen de daarvoor gestelde termijn. DNB controleert echter niet specifiek op tijdige indiening van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel. De AFM houdt voorts op grond van de Wet toezicht financiële verslaggeving (Wtfv) toezicht op de financiële verslaggeving (waaronder de vastgestelde jaarrekening) van beursgenoteerde ondernemingen en toetst of de toepasselijke verslaggevingvoorschriften juist zijn toegepast. De AFM heeft daarbij geen taak om toe te zien op de naleving van de verplichting om de jaarrekening tijdig te deponeren bij de Kamer van Koophandel. DSB was overigens geen beursgenoteerde onderneming. Ten overvloede merk ik in dit verband op dat de toezichthouders mij hebben bevestigd dat de wijze van indiening van de jaarrekening over het jaar 2007 betrokken is geweest in de onderzoeken door de AFM en DNB naar de oudbestuurders van DSB. Zie hiervoor mijn beantwoording van de vragen 6 en 7.

Directie Financiële Markten Ons kenmerk FM/2011/9151 U






---- --