Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid

6 september 2011

Landelijke registratie verkeersdoden kan en moet beter

De landelijke registratiegraad van verkeersdoden zou verhoogd moeten worden van de huidige 84% naar 100%.
De landelijke registratie gebeurt in BRON (Bestand geRegistreerde Ongevallen in Nederland); dit is het bestand waarin de kenmerken van verkeersongevallen en slachtoffers die door de politie worden verzameld, worden vastgelegd. Op deze gegevens wordt het verkeersveiligheidsbeleid in Nederland gebaseerd. Er zijn echter verkeersdoden die niet als zodanig in de politieregistratie opgenomen zijn en over wie dus geen informatie in BRON terecht komt. De registratiegraad nam de laatste jaren geleidelijk af, maar dook in 2010 plotseling van ongeveer 90% naar 84%. De situatie voor de registratie van ernstig verkeersgewonden is nog slechter. Met de verslechterende registratie valt de basis voor het verkeersveiligheidsbeleid en
-onderzoek weg.
De huidige registratie van ernstige verkeersongevallen is onder de maat en moet en kan verbeterd worden.
Dit is een van de aanbevelingen uit het rapport De registratie van verkeersdoden in Nederland (R-2011-10).

De SWOV heeft onderzocht welke factoren hebben bijgedragen aan de plotselinge, sterke daling van de registratiegraad van BRON in 2010. Zij concludeert dat de daling samenvalt met twee recente ontwikkelingen bij de politie.
Ten eerste is per 1 januari 2010 de zogeheten registratieset vervallen. Dit was een formulier dat de politie diende in te vullen bij ernstige ongevallen en dat uitgebreide informatie bevatte. De politie kan nu bij sommige dodelijke ongevallen volstaan met een proces-verbaal van bevindingen. Bij niet dodelijke ongevallen en indien geen vervolging in verband met het ongeval hoeft plaats te vinden volstaat een kenmerkenmelding. Deze bevatten echter vaak lang niet genoeg informatie om het ongeval in BRON in te kunnen voeren.
Ten tweede is de politie in 2009 overgegaan op één registratiesysteem, de Basisvoorziening Handhaving (BVH). De Algemene Rekenkamer heeft in 2010 op verzoek van de Tweede Kamer onderzoek gedaan naar de besluitvorming rond de invoering van BVH. De conclusies van de Algemene Rekenkamer laten zien dat de invoering van BVH een negatief effect kan hebben op de kwaliteit van de ongevallenregistratie. De SWOV geeft in overweging de registratieset voor verkeersdoden en ernstig verkeersgewonden opnieuw in te voeren. Verder stelt de SWOV voor om de zogeheten kenmerkenmelding uit te breiden met meer variabelen, zodat het eenvoudiger is informatie uit andere bronnen hieraan te koppelen. Om de politieorganisatie in de gelegenheid te stellen om vollediger te registreren, zal de software die de organisatie gebruikt gebruiksvriendelijker moeten worden. De SWOV voorziet dat dit zowel tot een kwaliteitsverbetering van de gegevens zal leiden, als tot een efficiëntere werkwijze. Aanbevolen wordt hierin te investeren.

Elk jaar stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vast hoeveel mensen er zijn omgekomen als gevolg van een verkeersongeval. Dat gebeurt op basis van diverse bronnen: informatie van artsen die de lijkschouw hebben uitgevoerd, dossiers van arrondissementsparketten en het bovengenoemde bestand BRON met gegevens van de politie. Het aantal verkeersdoden is van belang om een indruk te krijgen van de status van de verkeersveiligheid in Nederland.
Op 18 april 2011 maakte de minister van Infrastructuur en Milieu het aantal verkeersdoden in 2010 bekend. Dit waren er 640, een daling van 11% vergeleken met 2009. Vanwege de fors lagere registratiegraad in 2010 heeft de SWOV toen vraagtekens gezet bij dit aantal. Naast het onderzoek naar de registratiegraad heeft de SWOV daarom onderzocht hoe het CBS jaarlijks de werkelijke omvang van het aantal verkeersdoden bepaalt en hoe de informatie tot stand komt waarop het CBS zich baseert. Tussen overlijden en in de statistieken terechtkomen zitten vele stappen.
De SWOV concludeert dat het CBS op basis van de beschikbare gegevens op correcte wijze het jaarlijks aantal verkeersdoden in Nederland vaststelt.

Wat betreft de volledigheid van de gegevens waarop het CBS zich baseert, concluderen wij dat het zeer waarschijnlijk is dat er doden zijn waarvan wordt aangenomen dat zij een natuurlijke dood zijn gestorven, terwijl zij in werkelijkheid zijn overleden ten gevolge van een verkeersongeval. Deze onderregistratie ligt naar ons inzicht bij de behandelend arts die moet bepalen of iemand al dan niet een natuurlijke dood is gestorven. Hoeveel verkeersdoden hierdoor gemist worden, is zonder nader onderzoek niet vast te stellen, noch of het om een specifieke deelgroep van verkeersdoden gaat.
Het CBS maakt nog geen gebruik van de Landelijke Medische Registratie (LMR). Dit bestand bevat gegevens over uit Nederlandse ziekenhuizen ontslagen patiënten (overlijden is een vorm van ontslag). Omdat de LMR-gegevens over 2010 nog niet beschikbaar waren ten tijde van dit onderzoek, kon niet nagegaan worden in welke mate de LMR-gegevens toegevoegde waarde hebben voor de bepaling van het aantal verkeersdoden in 2010.
De SWOV beveelt aan om samen met het CBS onderzoek te doen naar de toegevoegde waarde van de LMR zodra de gegevens voor 2010 beschikbaar komen.