Rijksoverheid


6 oktober 2011

Antwoorden naar aanleiding van het Verslag betreffende de Stabilisatie-en associatieovereenkomst met Servië

Geachte voorzitter, Met verwijzing naar het verslag van uw Kamer d.d. 22 september jl. naar aanleiding van de Memorie van Toelichting bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië (uw kenmerk 32 557 nr. 4), ontvangt uw Kamer hierbij de nota naar aanleiding van het verslag van de zijde van het kabinet.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. U. Rosenthal

32 577

Goedkeuring van de op 29 april 2008 te Luxemburg tot stand gekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen (trb.2008,153) VERSLAG Vastgesteld 22 september 2011

De vaste commissie voor Europese Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid. 1. Algemeen De leden van de VVD-fractie nemen kennis van het voorstel aan de Tweede Kamer goedkeuring te verlenen aan de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO) van de EU met Servië. De VVD-fractie wil onderstrepen dat de SAO het eerste alomvattende verdrag is dat tussen de EU en Servië tot stand komt en dat dit geenszins automatisch moet leiden tot volgende stappen. De VVD-fractie heeft altijd kritisch gestaan tegenover te overhaaste stappen in het associatieproces van Servië en de EU. Hiervoor heeft de VVD-fractie altijd een aantal voorwaarden gesteld en consequent een aantal belangrijke aandachtspunten naar voren gehaald. De leden van de VVD-fractie zijn altijd voorstander geweest van het verbinden van Servische samenwerking m et het Internationaal Strafhof aan verdere stappen in het associatieproces. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook verheugd dat de druk op de Servische autoriteiten dit serieus te nemen onlangs heeft geleid tot de arrestatie van de oorlogsmisdadigers Goran Hadzic en Radovan Karadzic. De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het totstandbrenging van verdragsrechtelijke betrekkingen met Servië in de vorm van een Stabilisatie- en associatieovereenkomst waarvan de ratificatie nu voorligt markeert een bijzonder moment. De wens om een positief signaal te zenden richting de EU-gezinde krachten in Servië kwam met het Nederlandse voorstel in 2009 om de SAO te laten ondertekenen door de EU, de EUlidstaten en Servië. Nederland stelde hierbij wel expliciet als voorwaarde dat de lidstaten de SAO niet ter goedkeuring zouden voorleggen aan de parlementen en de interim-overeenkomst niet in werking zou treden, alvorens de hoofdaanklager van het J oegoslavië-tribunaal zou concluderen dat er volledige samenwerking zou zijn met het Joegoslavië-tribunaal en de Europese Raad een unaniem besluit zou nemen. Dat dit wetsvoorstel nu voorligt betekent dat de volledige samenwerking met het Joegoslavië tribunaal een feit is. De uitgebreide memorie van toelichting geeft geen aanleiding tot het stellen van nadere vragen. De leden van de Partij voor de Vrijheid hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben echter enkele vragen en opmerkingen. De Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië heeft tot doel het land een beter perspectief op volledige integratie in de EU-structuren te bieden. Toetreding van Servië tot de Europese Unie komt zo weer een stapje dichterbij. Voorop staat dat de Partij voor de Vrijheid tegen verdere uitbreiding van de Europese Unie is, en daarmee tegen elke verdere stap in de richting van lidmaatschap. Enkele belangrijke voorwaarden voor het openen van de onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst zijn: de aanwezigheid van een rechtsstaat, democratie en de eerbiediging van mensenrechten en rechten van minderheden. Het voorliggende wetsvoorstel ziet op de goedkeuring van de SAO en de leden van de PVV-fractie vragen zich af, gelet op de eerder genoemde voorwaarden, of Servië wel aan deze criteria voldoet. De leden van de PVV-fractie vragen zich af hoe de minister van mening kan zijn dat Servië voldoet aan de voorwaarde die eerbiediging van mensenrechten en rechten van minderheden voorschrijft als het land niet eens in staat is om een Gayparade goed te laten verlopen. Hoe kan er sprake zijn van de eerbiediging van mensenrechten en rechten van minderheden als de politie niet in staat is om de deelnemers tegen geweld te beschermen? Antwoord van het kabinet: In de reguliere voortgangsrapportages van zowel 2009 als 2010 geeft de Commissie aan dat Servië voortgang boekt op het gebied van democratisering, rechtsstaat en respect voor mensenrechten, waaronder rechten van minderheden. Het wetgevend kader is in grote mate aanwezig. Servië is op administratief en bestuurlijk vlak verder dan andere landen in de Westelijke Balkan. Servië heeft de relatief sterke ambtelijke en wetgevende structuur geërfd van het voormalige Joegoslavië. Tegelijkertijd constateert de Commissie dat onder andere op het gebied van de rechtsstaat en de aanpak van corruptie nog veel voor verbetering vatbaar is. Het kabinet is van oordeel dat Servië nog een lange weg te gaan heeft, maar sluit ook niet zijn ogen voor de ingezette koers (zie ook kabinetsbrief EU Uitbreiding van 29 november 2010, Tweede Kamer, vergaderjaar 2010­2011, 23 987, nr. 112). Servië zal de aanwezige wetgeving duurzaam en onomkeerbaar moeten implementeren en verder in lijn moeten brengen met Europe se standaarden. Kernwoord hierbij is zichtbare uitvoering van wetten: track record. Het kabinet ziet in dit verband ook uit naar het advies van de Commissie op 12 oktober 2011 op de Servische EU-lidmaatschapsaanvraag van 21 december 2009. Hierin zal de Commissie nader ingaan op de mate waarin Servië aan de Kopenhagen-criteria voldoet. De nu voorliggende Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (hierna: SAO) is gebaseerd op democratie, de eerbiediging van de rechtsstaat en respect voor mensenrechten, waaronder bescherming van minderheden. Dit is expliciet opgenomen in de hoofddoelstellingen onder artikel 1 van de overeenkomst. Hiermee biedt de SAO een verdragsrechtelijk kader waarmee Servië zich verplicht deze standaarden na te leven en in samenwerking met de EU te werken aan verbetering ervan. Voor het kabinet gaat bijzondere aandacht uit naar de `rule of law'. Dat is ook een belangrijke les die moet worden getrokken uit voorgaande uitbreidingen. Dat heb ik ook onderstreept bij Com missaris Füle op 3 oktober in Den Haag. De onder de SAO op te richten instellingen (Stabilisatie- en Associatieraad en -Comité, diverse sub-comités op technische deelgebieden) gaan een belangrijke rol spelen in het begeleiden van het hervormingsproces in Servië. De EU kan hiermee Servië aanspreken op zijn verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst, waaronder op het terrein van democratisering, rechtsstaat en eerbiediging van fundamentele vrijheden alsmede regionale samenwerking. De SAO is hiermee een instrument om zowel de eerbiediging van deze basisvoorwaarden te ondersteunen als op naleving daarvan toe te zien. Zowel in Kroatië, maar ook bijvoorbeeld in Montenegro, heeft de Stabilisatie en

Associatieovereenkomst bewezen een belangrijk instrument te zijn om hervormingen te bewerkstelligen. Voor het kabinet vormt discriminatie van seksuele minderheden in Servië nog steeds een probleem. De Servische overheid dient de rechten van seksuele minderheden beter te beschermen. De Gay Pride in Belgrado in oktober 2010 was, zoals ook de Europese Commissie in haar laatste voortgangsrapportage over Servië meldde, een stap vooruit. De Servische politie heeft toen de veiligheid van de deelnemers aan de parade gegarandeerd, waarbij ernstige ongeregeldheden plaatsvonden tussen de politie en tegenstanders van de Gay Pride. De voor 2 oktober 2011 geplande Gay Pride in Belgrado is op het laatste moment door de Servische autoriteiten geannuleerd op grond van sterke aanwijzingen dat extremistische tegenstanders opnieuw hevige rellen planden in de stad. Het kabinet heeft begrip voor de veiligheidsoverwegingen die aan deze annulering ten grondslag liggen, maar vindt dat Servië alles in het werk moet stellen om het doorgaan van een evenement als de Gay Pride in de toekomst mogelijk te maken. Ook dit heb ik aan de orde gesteld in mijn gesprek met Commissaris Füle op 3 oktober. Overigens nam de Nederlandse ambassadeur in Belgrado vorig jaar deel aan de Gay Pride en gaf hij dit jaar (samen met zijn Duitse, Zweedse en Noorse collega's) een verklaring uit waarin de Servische regering wordt opgeroepen alle nodige maatregelen te nemen om de Gay Pride door te laten gaan en adequate bescherming te bieden aan de deelnemers. Servië stelde in 2010 een anti-discriminatie commissaris aan, die onder andere belast is met het toezien op de volledige implementatie van de anti-discriminatiewetgeving, het verlenen van rechtshulp aan de slachtoffers en het beoordelen van wetgeving op mogelijk discriminerende werking. Het is nog te vroeg om de effectiviteit hiervan te kunnen beoordelen. De SAO stelt de EU in staat Servië aan te blijven spreken op verdere benodigde hervormingen. Nederland zal dit ook bilateraal aan de orde blijven stellen bij de Servische overheid. De Partij voor de Vrijheid is verheugd dat de Servische autoriteiten er na jaren in zijn geslaagd om oorlogsmisdadigers Mladic en Hadzic op te pakken. Stankovic is echter nog op vrije voeten. Servië moet er alles aan doen om deze crimineel weer op te pakken. Hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal, de heer Brammertz, schrijft in zijn meest recente rapportage dat Servië meer actie moet ondernemen om er voor te zorgen dat ook de ambtenaren die Mladic en andere misdadigers de hand boven het hoofd houden worden vervolgd. Is de minister het met de PVV-fractie eens dat uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat goedkeuring van het Stabilisatie- en associatieakkoord een brug te ver is? Dient Servië niet eerst alle probleempunten aan te pakken voordat überhaupt over goedkeuring wordt gesproken? Antwoord van het kabinet: De arrestatie en overdracht aan het Joegoslavië-tribunaal (hierna: ICTY) van de laatste tw ee door het Tribunaal gezochte verdachten, Mladic en Hadzic, is een positieve stap en een belangrijk bewijs van de Servische samenwerking met het ICTY. Het is nu van belang dat Servië volledige medewerking blijft verlenen aan het Tribunaal, zowel bij de overdracht van documenten als bij de bescherming van getuigen. Ook verlangt het ICTY helderheid van Servië over de vraag hoe Mladic en Hadzic al die tijd hun arrestatie hebben kunnen ontlopen. Ten slotte verwacht het ICTY van Servië dat het Bosnië-Herzegovina behulpzaam is bij het opsporen van Radovan Stankovic, een door een Bosnisch gerechtshof voor oorlogsmisdaden veroordeelde ­ maar vervolgens uit een Bosnische gevangenis ontsnapte ­ persoon. De Servische autoriteiten hebben benadrukt op al deze punten volledig te zullen samenwerken. Voor de EU blijft volledige samenwerking met het ICTY een harde voorwaarde in het kader van het toetredingsproces: de conclusies van de Raad van 25 oktober 2010 stellen onomwonden dat volledige samenwerking met het Joegoslavië tribunaal essentieel is en blijft voor toetreding tot de EU. De conclusies stellen dat elke volgende stap van Servië in het toetredingsproces pas kan worden gezet als de Raad met unanimiteit vaststelt dat er sprake is van volledige samenwerking met het ICTY. De halfjaarlijkse rapportage van ICTY-hoofdaanklager Brammertz (het eerstvolgende rapport wordt in december a.s. verwacht) blijft om die reden relevant voor de beoordeling van de mate waarin Servië gereed is voor volgende stappen in de EU-toenadering. Het kabinet acht Servië gereed voor het aangaan van de SAO met de EU. Zij zal in haar reguliere contacten met de Servische autoriteiten het belang van strikte naleving van de Kopenhagen-criteria, waartoe samenwerking met het ICTY wordt gerekend, blijven benadrukken. De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden constateren dat positieve ontwikkelingen de weg hebben geëffend naar ratificatie van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) met de Republiek Servië. De volledige samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY) heeft met de arrestatie van de laatste twee voortvluchtigen een belangrijke positieve wending gekregen. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat volledige medewerking van belang blijft tijdens het proces van deze twee verdachten van oorlogsmisdaden. Kan de regering aangeven in hoeverre blijvende samenwerking, bijvoorbeeld ten aanzien van het aanlevere n van bewijsmateriaal en de bescherming van getuigen, alsmede hun familie en hun bezittingen, door de Republiek Servië gegarandeerd wordt? Zijn er in de SAO clausules ingebouwd waardoor de overeenkomst niet in werking treedt of gedeeltelijk kan worden bevroren indien de aanklager van het ICTY aangeeft dat er geen sprake meer is van volledige coöperatie met het ICTY? Antwoord van het kabinet: Het kabinet verwijst naar het antwoord hierboven over de noodzaak tot volledige Servische samenwerking met het ICTY in het kader van het toetredingstraject. De verplichting tot volledige samenwerking met het ICTY is eveneens vastgelegd in de SAO. Deze verplichting is in artikel 2 aangemerkt als een van de essentiële onderdelen van de overeenkomst. In samenhang met artikel 129, vierde lid, van de overeenkomst kunnen dan ook passende maatregelen worden genomen bij schending hiervan. Bij schending van de als essentiële elementen aangemerkte onderdelen van de overeenkomst, waaronder de verplichtin gen op het terrein van mensenrechten en de samenwerking met ICTY, wordt onder `passende maatregelen' in ultimo ook de directe, eenzijdige opschorting van de overeenkomst verstaan. Het belang van volledige samenwerking met ICTY wordt in artikel 4 herbevestigd als internationale verplichting. Na inwerkintreding van de SAO kan Servië ook in het kader van de Stabilisatie- en Associatieraad en -Comité op het hoogste politieke niveau worden aangesproken op de uit de SAO voortvloeiende verplichting tot volledige samenwerking met het ICTY. Door de SAO wordt voorzien in een brede samenwerking en krijgt de integratie van Servië in de Europese structuren een nieuwe impuls. Kan de regering aangeven op welke wijze een geformaliseerd kader voor een politieke dialoog met Servië tot stand wordt gebracht? Antwoord van het kabinet: De SAO voorziet in Titel X (Institutionele, algemene en slotbepalingen, artikelen 119 tot en met 137) in een stevig institutioneel kader. Er wordt voorzien in een Stabilisatie- en Associatieraad op politiek niveau die tenminste één keer per jaar bijeenkomt. Aan de Stabilisatie- en Associatieraad wordt de algemene supervisie toegekend met betrekking tot de toepassing en uitlegging van de overeenkomst. De Stabilisatie- en Associatieraad wordt bijgestaan door een Stabilisatie- en associatiecomité, dat op hoog ambtelijk niveau bijeenkomt. Dit comité bereidt de zittingen van de Stabilisatie- en Associatier aad voor. Deze Raad kan voor gespecialiseerde onderwerpen sub-comité's in het leven roepen. Welke initiatieven denkt Nederland te nemen? De leden van de CDA-fractie achten het wenselijk dat MATRA-gelden worden ingezet om een bijdrage te leveren aan projecten om in Servië de meerpartijendemocratie te bevorderen. Is de regering daartoe bereid? Antwoord van het kabinet: Het kabinet zal via haar reguliere contacten met de Servische autoriteiten de politieke dialoog ook in bilaterale zin voortzetten. Zij zal daarbij het belang van strikte naleving van de Kopenhagen-criteria blijven benadrukken. Het kabinet zal de subsidie aan Nederlandse politieke partijen voor samenwerking met c.q. training van zusterpartijen en ­organisaties in Zuidoost-Europa ter bevordering van de meerpartijendemocratie handhaven. De leden van de SP-fractie zien de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO) als een verdere stap richting het EU-lidmaatschap. De SP onderschrijft het perspectief op EUlidmaatschap d at aan alle landen van de Westelijke Balkan is geboden, mits voldaan is aan de criteria die de Europese Unie daarvoor heeft vastgelegd. De leden hechten daarom ook aan strikte naleving van die criteria. Eén van de strikte voorwaarden voor Nederland om mee te werken aan het in werking laten treden van de SAO was de medewerking van Servië met het Joegoslavië-tribunaal. De leden van de SP-fractie zijn er dan ook van overtuigd dat deze opstelling mede heeft bijgedragen aan de uiteindelijke arrestatie van Mladic en Hadzic, twee hoofdverdachten van oorlogsmisdaden. Deelt de regering deze zienswijze? Antwoord van het kabinet: Het kabinet is van mening dat de door de EU geformuleerde conditionaliteit ten aanzien van samenwerking met het ICTY er toe heeft bijgedragen dat de Servische autoriteiten de inspanningen hebben geleverd die nodig waren voor de arrestatie van Mladic en Hadzic. Overigens heeft het huidige Servische kabinet altijd benadrukt volledige samenwerking met het Tribunaal te beschouwen als iets wat in het eigen belang van Servië is.

Is de regering het eens met deze leden dat een bevredigende medewerking met het Joegoslavië-tribunaal, gezien het belang van bewijsmateriaal en getuigen voor de veroordeling van de verdachten, ook voor toekomstige stappen die Servië richting het EUlidmaatschap wil zetten een voorwaarde blijft? Antwoord van het kabinet: Het kabinet onderstreept dat volledige samenwerking met het ICTY essentieel is en blijft voor het Servische toetredingsproces, conform de conclusies van de Raad van 25 oktober 2010. Verder wordt verwezen naar bovenstaande antwoorden. De leden van de SP-fractie constateren dat voordat het SAO door alle lidstaten is geratificeerd de Europese Commissie bezig is met het opstellen van een `avis' over de mate waarin Servië klaar is voor het kandidaat-lidmaatschap. Deze leden vragen zich af hoe deze stap zich verhoudt tot de afhankelijkheid die in de SAO wordt gesteld tussen de status als potentieel lid en de succesvolle tenuitvoerlegging van de SAO. Deelt de regering de mening van deze leden dat het logisch zou zijn om eerst het volledig in werking treden van het SAO af te wachten alvorens te overwegen het kandidaat-lidmaatschap te verlenen? Antwoord van het kabinet: De SAO met Servië is een onderdeel van het Stabilisatie- en Associatieproces voor alle landen van de Westelijke Balkan, dat door de Europese Raad van Keulen in juni 1999 in het leven is geroepen. Het Stabilisatie en Associatieproces heeft de integratie van de landen van de Westelijke Balkan in Euro-Atlantische structuren als doel. De nu voorliggende SAO is de verdragsrechtelijke vertaling hiervan en bepaalt voorwaarden voor het voldoen aan de politieke en economische criteria (waaronder het acquis) hiervoor. De SAO schept voorwaarden waaraan Servië verdragsrechtelijk moet voldoen en stelt hiervoor specifieke termijnen. De EU heeft SAO's afgesloten met alle landen in de Westelijke Balkan (met uitzondering van Kosovo) Het perspectief op toetreding tot de EU is in de SAO vastgelegd midd els de zogenaamde `evolutieve clausule' in de preambule van de overeenkomst. De SAO heeft Europese toenadering als doel, maar de overeenkomst op zichzelf biedt geen lidmaatschap tot de Unie. Daadwerkelijke toetreding kan pas plaatsvinden in het kader van het uitbreidingsproces. Hoewel de SAO dus ondersteunend aan het uitbreidingsproces werkt, is dit geen vervanger hiervan. De SAO stelt gemeenschappelijke doelen en prioriteiten; in het uitbreidingsproces wordt eenzijdig getoetst of Servië aan de strenge voorwaarden voldoet. In dit kader van het uitbreidingsproces wacht het kabinet het advies van de Commissie (`avis', verwacht op 12 oktober 2011) over de Servische EU-lidmaatschapsaanvraag af. In november 2011 zal een kabinetsappreciatie aan de Tweede Kamer worden gestuurd. De Commissie zal in haar `avis' aangeven in hoeverre Servië voldoet aan de politieke en economische Kopenhagen-criteria. Daarnaast zal de Commissie de tenuitvoerlegging van de bepalingen uit de SAO mee wegen in ha ar `avis'. In dit verband wijst het kabinet erop dat Servië al op 1 januari 2009 van start is gegaan met de eenzijdige implementatie van de interim-overeenkomst. Dit is de overeenkomst die gedurende het ratificatieproces voor de SAO de samenwerking en afspraken op aantal handelsaspecten van de SAO beslaat. Op 1 februari 2010 is deze interim-overeenkomst in werking getreden. De Commissie kan op basis van deze ervaringen conclusies trekken over de wijze waarop Servië de bepalingen uit de interim-overeenkomst nakomt. Zo is Servië op basis van de eenzijdige implementatie van de interim-overeenkomst al vroeg gestart met het afbouwen van zijn tarieven voor producten afkomstig uit de EU. Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of en hoe de economische crisis effect heeft op de economische doelstellingen van het SAO. Treedt daarin een vertraging op? Antwoord van het kabinet: De economische crisis van 2008 en 2009 heeft in 2009 geleid tot een scherpe daling in de handelsvolumes tussen Servië en de EU. Ook is het volume aan directe buitenlandse investeringen in Servië de afgelopen twee jaar ten gevolge van de crisis gedaald. Tegelijkertijd heeft dit niet geleid tot een vertraging in de implementatie van de handelsbepalingen van de SAO. Servië houdt zich aan de in de interim-overeenkomst overeengekomen bepalingen over afbouw van tarieven en quota. 2. Artikelsgewijze toelichting Bij de preambule en titel I (artikelen 1 tot en met 9) In de preambule van de SAO wordt gewezen op de noodzakelijke samenwerking in de regio. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat Servië bereid zal dienen te zijn tot een dialoog met zijn buurland Kosovo. Bovendien achten deze leden het van belang dat de Republiek Servië de Servische minderheid in Kosovo stimuleert tot een actieve betrokkenheid bij de ontwikkelingen in hun eigen land. Deze houding verwachten deze leden ook ten aanzien van de Servische minderheid in het buurland Bosnië-Herzegovina. Kan de regering een appreciatie geven van de verhoudingen van de Republiek Servië met haar buurlanden? Zal artikel 6 van het SAO actief door de Republiek Servië in de praktijk worden gebracht? Antwoord van het kabinet: Het huidige Servische kabinet heeft in de afgelopen jaren, mede gedreven door de wens met het eigen verleden in het reine te komen, met succes de betrekkingen met een aantal buurlanden aangehaald. Dit geldt vooral ten aanzien van Kroatië en BosniëHerzegovina. In maart 2010 nam het Servische parlement een resolutie aan waarin het de misdaden tegen de Bosnische mo slims in Srebrenica veroordeelt en medeleven en spijt betuigt aan de slachtoffers en nabestaanden. Ook nam president Tadic op 15 juli 2010 deel aan de 15-jarige herdenking van de val van Srebrenica en bracht hij in juli 2011 een officieel werkbezoek aan Bosnië-Herzegovina. Servië benadrukt de territoriale integriteit van een soeverein en ongedeeld Bosnië. Ook in de relatie met buurland Kroatië hebben op verzoening gerichte wederzijdse bezoeken plaatsgevonden. Zo bezocht president Tadic op 4 november 2010 de Kroatische stad Vukovar en betuigde daar spijt voor de moord op circa 200 Kroatische ziekenhuispatiënten in 1991. De relatie met Kosovo blijft een belangrijk aandachtspunt. Servië erkent Kosovo niet als een onafhankelijke staat en wordt hierin onder andere gesteund door 5 EU-lidstaten. Servische erkenning van Kosovo is geen voorwaarden voor verdere Servische EUtoenadering en maakt geen onderdeel uit van de Kopenhagen-criteria. Maar het onderhouden van goede nabuurschappelijke b etrekkingen is wel een harde voorwaarde in het toetredingsproces. Dat heb ik ook aan Commissaris Füle medegedeeld op 3 oktober.

De EU verwacht van zowel de autoriteiten in Belgrado als in Pristina dat zij met elkaar in dialoog gaan over praktische vormen van samenwerking die de inwoners van Kosovo ten goede komen. Bij de AVVN-resolutie hierover die in september 2010 werd aanvaard heeft president Tadic een pro-Europese lijn gekozen en zich bereid getoond tot deze dialoog. De dialoog, die door de EU wordt gefaciliteerd, is in maart 2011 van start gegaan en heeft tot dusverre geleid tot deelakkoorden over vrij verkeer van personen, documenten van de burgerlijke stand en erkenning van diploma's. Onderhandelingen over de erkenning van douanestempels (en het wederzijds opheffen van een handelsembargo) zijn in de afgelopen maanden gepaard gegaan met hoog opgelopen spanningen aan de grens tussen beide landen waarbij de NAVO-troepenmacht KFOR een aantal maal heeft moeten optreden. De begin september tussen Belgrado en Pristina gemaakte afspraken worden vooralsnog door Servië niet geïmplementeerd uit onvrede over d e aanwezigheid van Kosovaarse douaniers bij de grens. Ook heeft Servië eind september om die reden een gespreksronde van de dialoog met Kosovo afgezegd. Het kabinet is zeer verontrust over de toenemende spanningen en blijft de dialoog tussen Belgrado en Pristina zien als de enige weg naar normalisatie van de betrekkingen tussen beide partijen. De leden van de VVD-fractie hechten belang aan artikel 5 van de SAO, waarin wordt gesteld dat goed nabuurschap centraal staat in het stabilisatie- en associatieproces. Deze leden vragen zich af hoe er vorm zal worden gegeven aan de interregionale samenwerking van landen in de Westelijke Balkan. Wat wordt de rol van Servië hierin op basis van de SAO? Antwoord van het kabinet: Op basis van de SAO verplicht Servië zich tot het aangaan en onderhouden van goede nabuurschappelijke betrekkingen met de landen in de regio (artikel 5, 6 en 14 tot en met 17 van de SAO). De SAO bevat een aantal specifieke verplichtingen ten aanzien van verbeterde region ale samenwerking. Zo dient Servië volledig uitvoering te geven aan de Central European Free Trade Agreement dat op 19 december 2006 werd ondertekend en inmiddels door alle landen in de regio goedgekeurd is. Hierdoor is een regionale vrijhandelszone tot stand gebracht. Daarnaast bepaalt artikel 15 dat Servië bilaterale overeenkomsten voor regionale samenwerking moet sluiten met de landen die reeds een SAO hebben ondertekend. Deze verdragen moeten zich concentreren op een politieke dialoog en een vrijhandelszone; wederzijdse concessies op het gebied van verkeer van personen, werknemers, kapitaal, vestiging en dienstverlening en samenwerking op andere terreinen zoals justitie, veiligheid en vrijheid. De samenwerking tussen de landen van het voormalige Joegoslavië is de laatste 5 jaar sterk verbeterd. Er vinden nu zeer regelmatig politieke ontmoetingen plaats op verschillende niveaus. Uitzondering hierop vormt, zoals boven omschreven, de relatie tussen Servië en Kosovo. Bij titel III (artikelen 14 tot en met 17) Voor de leden van de VVD-fractie is een genormaliseerde relatie tussen Kosovo en Servië belangrijk. De VVD-fractie zal er ook de komende jaren op toezien dat zowel Servië als Kosovo een constructieve bijdrage levert aan het realiseren hiervan. De SAO stelt in artikel 1 eveneens dat "bevorderen van regionale samenwerking op alle gebieden" een belangrijk doel is. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe dit zich in de ogen van de regering verhoudt tot de Servische relatie met Kosovo en wat de SAO kan bijdragen aan de samenwerking tussen die twee landen? De leden van de VVD-fractie willen weten of de regering de opvatting van Bondskanselier Merkel deelt dat de relaties tussen Servië en de EU afhankelijk zijn van de normalisering van de banden tussen Servië en Kosovo? De leden van de PVV-fractie nemen er kennis van dat de spanning tussen etnische Albanezen en Serviërs in het noorden van Kosovo recentelijk is toegenomen. De leden van de PVVfractie ontvangen graag een reactie van de minister op de recente ontwikkelingen in het licht van de mogelijke goedkeuring van de SAO met Servië. Deze leden nemen er kennis van Voorzitter van de Europese Raad Herman van Rompuy recentelijk heeft gezegd dat `Servië de relatie met Kosovo moet verbeteren als het land verder wil integreren in de Europese Unie. Het aanslepende geschil tussen Belgrado en Pristina is een reden tot bezorgdheid. Dat zal een factor zijn die meespeelt wanneer de lidstaten een beslissing over Servië maken.'1 Hoe kijkt de minister hier tegenaan? De leden van de SP-fractie wijzen op de doelstellingen van het SAO inzake regio nale samenwerking en het bevorderen van stabiliteit in de regio. Deze leden vragen zich daarbij af hoe volgens de regering deze doelstellingen door Servië in relatie tot Kosovo zouden moeten worden ingevuld. Maakt een erkenning van Kosovo door Servië daar deel van uit? Is een volledige controle van Noord-Kosovo door de Kosovaarse regering een eis van de EU of staat zij open voor andere oplossingen om de spanningen in dat gebied te verminderen? Daarnaast vragen deze leden of de regering hun mening deelt dat zolang de verhouding tussen Servië en Kosovo niet is genormaliseerd de EU er geen goed aan doet om één van de twee op te nemen in de Europese Unie. Zij wijzen daarbij op de verlammende werking die het importeren van een conflict op de Europese Unie kan hebben, zoals bij Cyprus. Antwoord van het kabinet: Het kabinet vindt dat de relaties tussen Servië en de EU afhankelijk zijn van de normalisering van de banden tussen Servië en Kosovo. Ook Duitsland denkt er zo over. De EU kan he t zich niet veroorloven onopgeloste conflicten te importeren. Deze zullen derhalve voor daadwerkelijke toetreding moeten worden opgelost. In de uitbreidingsstrategie van de Commissie worden goede nabuurschappelijke betrekkingen gekarakteriseerd als essentiële voorwaarde voor verdere toenadering. De EU kan en wil daarbij niet dwingend een oplossing voor een conflict opleggen: de verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de betrokken partijen. Bij titel IV (artikelen 18 tot en met 48): De leden van de VVD-fractie juichen het aangaan van sterkere economische samenwerking tussen de EU en Servië toe. Hierbij is het belangrijk te weten waar voor Nederland en Nederlandse bedrijven de meeste voordelen zijn te behalen. De leden van de VVD-fractie hebben hier een aantal vragen over. Wat zijn de economische voordelen voor Nederland van het aangaan van de SAO met Servië? Wat zijn de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven in Servië? Wat is het aandeel van het Nederlandse bedrijfsleven in Serv ië? Wat zal het aangaan van een volledige vrijhandel Nederland opleveren? Een belangrijk onderdeel van de SAO is voor de leden van de VVD-fractie de afschaffing van Servische staatsmonopolies. Deze leden willen weten of deze reeds is begonnen en wie de reeds geprivatiseerde onderdelen heeft overgenomen.

Antwoord van het kabinet: Met 7,5 miljoen consumenten is Servië de belangrijkste groeimarkt op de Westelijke Balkan. Tot op heden zijn vooral Duitsland, Italië en Oostenrijk actief op de Servische markt. Ook voor het Nederlandse bedrijfsleven liggen er aanzienlijke kansen. Sinds 2000 is door Nederland voor ruim 1,8 miljard in Servië geïnvesteerd. Er zijn op dit moment tientallen Nederlandse bedrijven in Servië geregistreerd. Servië heeft dankzij een gunstig klimaat, vruchtbare grond, zijn centrale geografische ligging en lage loonkosten vooral een sterke landbouwtraditie, waarop door Nederlandse bedrijven in onder meer de zuivelindustrie en de fruit- en groenteteelt wordt aangehaakt. Daarnaast blijken de metaalindustrie en scheepsbouw aantrekkelijke sectoren voor Nederlandse investeerders. Het totale handelsvolume tussen Nederland en Servië is tot op heden bescheiden en bedroeg in 2010 ca. 305 miljoen. Op het gebied van buitenlandse investeringen is Nederland echter een serieuze partner van Servië: sinds 2000 staat Nederland in de top 5 van grootste investeerders, en in 2010 zelfs op de eerste plaats. De SAO bevat een groot aantal afspraken die gericht zijn op vergaande liberalisering van de Servische economie. Servië zal (gefaseerd) de eigen markt open moeten stellen voor de EU, handelstarieven en andere marktverstorende bepalingen moeten afbouwen en Europese standaarden moeten overnemen. In de SAO is bepaald dat na een periode van 6 jaar de overname en integratie van het acquis van de interne markt moet zijn voltooid. Hiermee wordt in Servië een `level playing field' gecreëerd voor buitenlandse bedrijven en investeerders en krijgen deze gelijke toegang en kansen op de Servische markt. Vooral Nederlandse MKB-ondernemers zullen hun voordeel kunnen doen met een in werking getreden SAO. Overigens implementeert Servië de SAO sinds 2009 al unilateraal. De SAO ziet ook toe op de afschaffing van staatsmonopolies. Het proces van ontmanteling van staatsmonopolies is in Servië al geruime tijd gaande, met wisselend succes. Waar het proces in bijvoorbeeld de banksector voorspoedig is verlopen (belangrijkste spelers komen uit Italië, Griekenland, Oostenrijk en Duitsland), is de markt voor olie(derivaten) nog steeds niet vrij van beperkende regelgeving. Door de economische crisis, die ook in Servië merkbaar is, loopt het privatiseringsproces in andere sectoren gedeeltelijke vertraging op. Dit uit zich onder meer op het gebied van telecommunicatie. Staatsmonopolies worden in de praktijk overigens ook beperkt door marktliberalisering, onder meer in de luchtvaartindustrie. Het is de leden van de VVD-fractie bekend dat er in het verleden wel eens sprake is geweest van vermeende discriminatie van niet-Servische bedrijven, zoals het Nederlandse bedrijf Danube Food Group, dat door Servische autoriteiten een boete kreeg opgelegd. De leden van de VVD-fractie willen graag weten of er nog meer voorbeelden bekend zijn van vermeende discriminatie van buite nlandse bedrijven en of de Servische regering erop is gewezen dat dit gedrag rechtstreeks ingaat tegen de geest van de SAO? Welke invloed gaat de inwerkingtreding van de SAO hebben op het voorkomen van dit soort gevallen? Wat zullen maatregelen zijn indien dit na inwerkingtreding van de SAO toch voorkomt? Antwoord van het kabinet: Via de Nederlandse ambassade in Belgrado wordt de Danube Food Group ondersteund in zijn activiteiten op de Servische markt. De medewerking die daarbij wordt verkregen van de Servische autoriteiten wordt als bemoedigend ervaren. In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie wordt bevestigd dat zich in het verleden inderdaad gevallen hebben voorgedaan waarbij buitenlandse bedrijven zijn benadeeld ten opzichte van Servische bedrijven. Ter illustratie wordt gewezen op onterecht geheven hogere belastingen op de markt voor oliederivaten. Beslissingen die in strijd waren met de letter en geest van de SAO zijn in deze gevallen echter scherp veroordeeld en inmiddels herroepen. Discriminatie van buitenlandse bedrijven is niet conform de bepalingen van de SAO. In de SAO is bepaald dat bij schending van bepalingen in eerste instantie consultaties dienen te worden gehouden. Dit biedt de mogelijkheid om marktverstorende handelingen op politiek niveau te bespreken. Daarnaast is het mogelijk problemen aanhangig te maken in een technisch sub-comité onder de SAO en zo nodig in de Stabilisatie- en Associatieraad en -Comité. De SAO bepaalt in artikel 129 dat indien een van de SAO-partijen van mening is dat de andere partij een verplichting niet nakomt, zij passende maatregelen kan treffen. Dit zou kunnen bestaan uit het treffen van economische tegenmaatregelen of het tijdelijk hernieuwd instellen van bepaalde importheffingen. Artikel 130 bevat een procedure voor het beslechten van geschillen (middels arbitrage). Deze procedure kan in bepaalde gevallen worden opgevolgd door een procedure die in Protocol 7 is omschreven. De leden van de VVD-fractie nemen kennis van de mogelijkheid onder de SAO voor Servië om gebruik te maken van leningen en subsidies van de Europese Investeringsbank, met name in het kader van verordening (EG) nr. 1085/2006. Om wat voor een leningen en subsidies gaat het hier en in welke orde van grootte? Wat is het doel van de verstrekking hiervan? Op welke manier wordt de besteding van deze gelden in Servië gecontroleerd? Wat gebeurt er wanneer blijkt dat deze besteding niet volgens wens verloopt? Antwoord van het kabinet: Het beleid van de Europese Investeringsbank (EIB) ten aanzien van Servië, evenals voor niet-EU-landen, is gericht op steun aan de economische ontwikkeling. Specifiek richt de EIB zich in Servië op verstrekking van leningen aan het midden- en kleinbedrijf, lokale overheden en voor infrastructurele projecten. In de periode 2007-2010 heeft de EIB voor ruim 4,6 miljard aan leningen uitgegeven in alle landen van de Westelijke Balkan. Voor Servië richten de EIB-programma's (tot 2013) zich grotendeel op steun aan het MKB ( 250 miljoen), steun aan ` Research & Development' ( 250 miljoen: verbeteren infrastructuur, onderwijs, oprichten expertisecentra) en infrastructurele projecten ( 384 miljoen). De EIB kijkt als bank naar de kredietwaardigheid van de ontvanger en maakt een inschatting van het terugbetalingsrisico voordat een lening wordt aangegaan. De EIB monitort een project vanaf ondertekening van het leencontract tot aan het moment dat de lening is terugbetaald. Indien een project volgens de EIB niet conform afspraken wordt uitgevoerd kan de Bank in ultimo besluiten de lening terug te trekken. Bij titel VII (artikelen 80 tot en met 87): Onder titel VII wordt voorzien in samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven in hoeverre het justitiële systeem in Servië klaar is voor verdergaande samenwerking? In hoeverre speelt corruptie een rol in de Servische samenleving, zo vragen deze leden zich af. Antwoord van het kabinet: Het kabinet beschouwt het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid als cruciaal in het EU-uitbreidingsproces. De ervaring heeft geleerd dat tekortkomingen op dit terrein een buitensporig zware wissel trekken op de mate waarin een land in staat is aan zijn EUverplichtingen te voldoen. Ofschoon Servië in de afgelopen jaren aanzienlijke voortgang heeft geboekt op deze gebieden, onderstreept het kabinet dat het land nog veel huiswerk te doen waar het gaat om o.a. de verbetering van de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. Het kabinet is van mening dat Servië klaar is voor verdergaande internationale samenwerking op deze terreinen en ziet daarin naast een Europees ook een specifiek Nederlands belang (bijvoorbeeld in de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit) . De SAO zal de EU in staat stellen verdere hervormingen in Servië te begeleiden en Servië aan te spreken op zijn verplichtingen. Kan de regering een nadere duiding geven van de praktische uitvoering van artikel 80, waarin bijzondere aandacht is afgesproken aan institutionele versterking? Welke initiatieven neemt Nederland in dezen? Antwoord van het kabinet: Opbouw van de institutionele capaciteit van de Servische staat wordt door de EU gesteund vanuit de middelen die beschikbaar zijn uit het pre-accessie instrument IPA (Instrument for Pre Accession). Voor Servië is jaarlijks ruim 190 miljoen beschikbaar. Deze steun richt zich onder andere op de opbouw en hervorming van het justitiële apparaat, capaciteitsopbouw, onderwijs en steun aan de energiesector. Nederlandse overheidsinstellingen kunnen lastens deze EU-middelen samenwerkingsrelaties aangaan met Servische zusterinstellingen, gericht op de overdracht van kennis (de zogenaamde `twinning'). Nederland ondersteunt ook in bilater ale zin, met name uit het Matraprogramma, de verdere versterking van de Servische instituties. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft daarnaast een programma voor bilaterale samenwerking met Servië (gecoördineerd door de KLPD) dat onder andere voorziet in verdere training van Servische politiebeambten. Bij titel X (artikelen 119 tot en met 137) Onder titel X wordt in de artikelen 119 tot en met 125 de opzet van de overlegstructuur nader uitgewerkt. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom er alleen wordt voorzien in samenwerking tussen het Servische parlement en het Europees Parlement. Deze leden achten het wenselijk dat ook bilaterale parlementaire contacten worden bevorderd. Antwoord van het kabinet: De SAO is een overeenkomst tussen de EU en Servië en legt afspraken vast over de samenwerking tussen EU-instellingen, zoals het Europees Parlement, en Servië. Dit laat onverlet dat ook nationale parlementen samenwerkingsverbanden aangaan met het Servische parlement . Het kabinet is van mening dat sterke parlementaire contacten een waardevolle bijdrage leveren aan de bredere contacten tussen landen. Het recente bezoek van de Vaste Kamercommissie Europese Zaken aan Belgrado is daar een goed voorbeeld van, evenals het bezoek van de Servische parlementaire commissie voor Europese integratie aan Den Haag in oktober 2009.

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de komende jaren de progressie van Servië op een aantal vlakken scherp in de gaten wordt gehouden en onverhoopte tekortkomingen snel worden gesignaleerd. Wanneer er op essentiële onderdelen verplichtingen niet worden nagekomen moeten daar consequenties aan zitten voor het associatieproces. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de voorbeelden zijn van passende maatregelen in de zin van artikel 129 lid 4, wanneer er verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien niet worden nagekomen, bijvoorbeeld op de, ook door de VVD, als essentieel aangemerkte onderdelen mensenrechten en rechtsstaat? Op welke manieren wordt de invoering van de associatieovereenkomst getoetst en wat gebeurt er wanneer deze toets negatief zal uitvallen? Antwoord van het kabinet: De op te richten Stabilisatie- en Associatieraad is de instelling die verantwoordelijk is voor het toezien op de implementatie van de overeenkomst. Niet-naleving van de o vereenkomst kan in deze Raad worden besproken en problemen aangekaart. Zoals hierboven aangegeven voorziet de SAO ook in een geschillenbeslechtingprocedure. In artikel 129 lid 4 is bepaald dat een van de partijen `passende maatregelen' kan nemen bij niet-naleving van onderdelen van de overeenkomst. Deze maatregelen zijn niet nader gespecificeerd in de SAO. Wel wordt aangegeven dat, in het geval dat maatregelen noodzakelijk zijn, prioriteit moet worden gegeven aan maatregelen die de werking van het verdrag het minst verstoren. Al naar gelang de ernst van de schending van de SAO kunnen maatregelen worden versterkt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het opnieuw instellen van bepaalde, tijdelijke handelsbeperkingen of importtarieven. Ook zouden maatregelen kunnen worden genomen in het kader van de steun die Servië vanuit de middelen voor IPA ontvangt. Bij schending van de als essentiële elementen aangemerkte onderdelen van de overeenkomst (vastgelegd in artikel 2 en 5 van de overeenkomst), waaronder de verplichtingen op het terrein van mensenrechten en de samenwerking met ICTY, wordt onder `passende maatregelen' in ultimo ook de directe, eenzijdige opschorting van de overeenkomst verstaan.

De voorzitter van de commissie, Knops De griffier van de commissie, Van Keulen