Europees Hof v Justitie


Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 115/11 Luxemburg, 25 oktober 2011

Arrest in de gevoegde zaken C-509/09 en C-161/10 eDate Advertising GmbH / X en Olivier Martinez en Robert Martinez / MGN Limited

Pers en Voorlichting

Slachtoffers van inbreuken op de persoonlijkheidsrechten via internet kunnen zich voor de volledige schade tot de gerechten van hun woonstaat wenden De beheerder van een website die onder de richtlijn inzake de elektronische handel valt, kan in die staat echter niet aan strengere eisen worden onderworpen dan de eisen waarin het recht van zijn lidstaat van vestiging voorziet De verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid1 bepaalt dat personen die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat in beginsel worden opgeroepen voor de gerechten van die staat. Ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad kan een persoon echter ook worden opgeroepen in een andere lidstaat, voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Zo heeft het slachtoffer, in geval van belediging door middel van een in verschillende lidstaten verspreid schriftelijk artikel in de pers, twee mogelijkheden om de uitgever tot schadevergoeding aan te spreken. Het kan zich wenden tot de gerechten van de staat waar de uitgever gevestigd is. Die gerechten kunnen zich uitspreken over de volledige schade die door de belediging is veroorzaakt. Ook kan het slachtoffer zich wenden tot de gerechten van elke lidstaat waarin de publicatie is verspreid en waar het beweert in zijn goede naam te zijn aangetast (plaats van intreden van de schade). In dat laatste geval kunnen de nationale gerechten echter alleen kennis nemen van vorderingen betreffende schade die is veroorzaakt in de staat waar zij hun zetel hebben. Het Bundesgerichtshof (Duitsland) en het Tribunal de grande instance de Paris (Frankrijk) hebben het Hof verzocht te preciseren, in hoeverre die beginselen ook toepassing vinden in geval van inbreuken op de persoonlijkheidsrechten door op internet geplaatste contents. De feiten in zaak C-509/09 In 1993 is X, woonachtig in Duitsland, met zijn broer door een Duits gerecht tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld wegens de moord op een bekende acteur. In januari 2008 is hij voorwaardelijk vrijgelaten. eDate Advertising, gevestigd in Oostenrijk, beheert het internetportaal www.rainbow.at, waarop zij berichtgeving heeft geplaatst over de beroepen die X en zijn broer tegen hun veroordeling hadden ingesteld. Ofschoon eDate Advertising de bewuste berichtgeving van haar website heeft verwijderd, heeft X de Duitse rechter verzocht, de Oostenrijkse onderneming te gelasten de berichtgeving over hem in verband met het misdrijf met vermelding van zijn volledige naam te staken. eDate Advertising betwist de internationale bevoegdheid van de Duitse gerechten met betrekking tot het geschil daar zij naar haar oordeel alleen kan worden opgeroepen voor de Oostenrijkse gerechten. De feiten in zaak C-161/10 Op 3 februari 2008 is op de website van de Britse krant Sunday Mirror een tekst in het Engels onder de kop ,,Kylie Minogue is back with Olivier Martinez" verschenen met details over de
1

Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 12, blz. 1).

www.curia.europa.eu



ontmoeting tussen de Australische zangeres en de Franse acteur. Deze laatste en zijn vader, Robert Martinez, klagen over inbreuken op hun privéleven en op het portretrecht van Olivier Martinez en hebben de Britse onderneming MGN, die de Sunday Mirror uitgeeft, in Frankrijk voor de rechter gedaagd. Deze laatste betwist, evenals eDate Advertising, de internationale bevoegdheid van het Tribunal de grande instance met het betoog dat er geen voldoende nauwe band bestaat tussen het online plaatsen in het Verenigd Koninkrijk en de beweerde schade op Frans grondgebied. Alleen aan een dergelijke band zouden de Franse gerechten de bevoegdheid kunnen ontlenen om kennis te nemen van de schadeveroorzakende feiten in verband met de bewuste publicatie. Arrest van het Hof In zijn arrest van heden constateert het Hof dat de publicatie van contents op internet zich van de tot een bepaald gebied beperkte verspreiding van een drukwerk onderscheidt doordat een content door een onbepaald aantal internetgebruikers overal ter wereld onmiddellijk kan worden ingezien. Zo kan de wereldwijde verspreiding de ernst van de inbreuken op de persoonlijkheidsrechten vergroten, terwijl zij het voorts uiterst moeilijk maakt, de plaatsen aan te wijzen waar de uit die inbreuken voortvloeiende schade intreedt. In die omstandigheden ­ aangezien de gevolgen van een content op internet voor de persoonlijkheidsrechten van een persoon het beste kunnen worden beoordeeld door het gerecht van de plaats waar het slachtoffer het centrum van zijn belangen heeft ­ wijst het Hof dat gerecht aan als bevoegd om kennis te nemen van de volledige op het grondgebied van de Europese Unie berokkende schade. In dat verband preciseert het Hof dat de plaats waar een persoon het centrum van zijn belangen heeft in de regel zijn gewone verblijfplaats is. Het Hof beklemtoont echter dat het slachtoffer, in plaats van een vordering in te dienen voor de volledige schade, steeds de gerechten kan aanzoeken van elke lidstaat op het lidstaat grondgebied waarvan de op internet geplaatste content toegankelijk is of is geweest. Evenals voor door een drukwerk veroorzaakte schade kunnen die gerechten dan enkel kennis nemen van vorderingen betreffende schade die is veroorzaakt op het grondgebied van de staat waar zij hun zetel hebben. Evenzo kan het slachtoffer zich ­ voor de volledige schade ­ wenden tot de gerechten van de lidstaat waar de uitgever van de op internet geplaatste contents gevestigd is. Tot slot legt het Hof de richtlijn inzake elektronische handel2 aldus uit dat het beginsel van het vrij verrichten van diensten er zich in beginsel tegen verzet dat de verlener van een dienst van de elektronische handel in de ontvangende lidstaat wordt onderworpen aan strengere eisen dan die voorzien in het recht van de lidstaat waar de dienstverlener gevestigd is.

NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught Beelden zijn beschikbaar via "Europe by Satellite" (+352) 4303 2170 (+32) 2 2964106

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PB L 178, blz. 1).


2

www.curia.europa.eu