Europees Hof v Justitie


Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 116/11 Luxemburg, 25 oktober 2011

Pers en Voorlichting

Arrest in de zaken C-109/10 P Solvay SA / Commissie en C-110/10 P Solvay SA / Commissie

Het Hof vernietigt de arresten van het Gerecht en verklaart nietig de beschikkingen van de Commissie, waarbij deze geldboetes heeft opgelegd aan Solvay wegens haar mededingingsbeperkend gedrag op de markt voor natriumcarbonaat De Commissie heeft Solvays recht op toegang tot het procesdossier en haar recht om te worden gehoord niet geëerbiedigd Op 13 december 2000 heeft de Commissie beschikkingen1 vastgesteld waarbij zij geldboetes heeft opgelegd aan twee ondernemingen die actief waren op de markt van natriumcarbonaat2. Aan de Belgische onderneming Solvay SA is een geldboete van 20 miljoen EUR wegens misbruik van haar machtspositie en 3 miljoen EUR wegens haar deelname aan een prijsafspraak met een van haar concurrenten opgelegd. De inhoud van deze beschikkingen is in wezen identiek aan die welke de Commissie in 1990 had vastgesteld3 en die door het Gerecht waren nietig verklaard4 - hetgeen door het Hof is bevestigd5 op grond dat zij niet regelmatig waren geauthentiseerd, dat wil zeggen dat zij niet op de voorgeschreven wijze door het college van Commissieleden definitief waren vastgesteld. Solvay heeft twee afzonderlijke beroepen ingesteld bij het Gerecht, strekkende tot nietigverklaring van de nieuwe beschikkingen die de Commissie in 2000 had vastgesteld, of een verlaging van de boetes die haar waren opgelegd. De onderneming riep onder meer in dat het recht op toegang tot het dossier was geschonden, omdat zij geen inzage had gekregen in alle documenten waarop de Commissie haar bewering had gebaseerd dat sprake was van een inbreuk. De Commissie had immers erkend dat sommige dossiers waren zoekgeraakt en dat zij onmogelijk een lijst kon opstellen van de documenten die zich daarin bevonden omdat ook de index van die mappen volgens haar onvindbaar was. Bovendien stelde Solvay dat de Commissie de nieuwe beschikkingen had vastgesteld zonder een nieuwe administratieve procedure in te leiden en dus zonder haar te hebben gehoord. Bij arresten van 17 december 20096 heeft het Gerecht de beroepen voor zover zij strekten tot nietigverklaring van de betrokken beschikkingen verworpen. Het heeft onder meer overwogen dat de omstandigheid dat de onderneming geen toegang had gehad tot alle onderzoeksdocumenten, haar niet had belet om zich te verdedigen. Wat het horen van de onderneming betrof, merkte het Gerecht op dat de nieuwe beschikkingen van de Commissie in wezen gelijk waren verwoord als de
1 Beschikking 2003/5/EG van de Commissie van 13 december 2000 in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag (COMP/33.133-B: Natriumcarbonaat ­ Solvay, CFK) (PB 2003, L 10, blz. 1) en beschikking 2003/6/EG van de Commissie van 13 december 2000 in een procedure op grond van artikel 82 van het EG-Verdrag (COMP/33.133-C: Natriumcarbonaat ­ Solvay) (PB 2003, L 10, blz. 10). 2 Natrium is een stof die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de vervaardiging van glas, in de chemische industrie, voor de vervaardiging van reinigingsmiddelen, en in de metaalindustrie. 3 Beschikking 91/298/EEG van de Commissie van 19 december 1990 inzake een procedure op grond van artikel (IV/33.133-B: Natriumcarbonaat ­ Solvay/CFK) (PB 1991, L 152, blz. 16) en beschikking 91/299/EEG van de Commissie van 19 december 1990 inzake een procedure op grond van artikel (IV/33.133-C: Natriumcarbonaat ­ Solvay) (PB 1991, L 152, blz. 21). 4 Arresten van het Gerecht van 29 juni 1995 (zaken T-30/91 Solvay / Commissie; T-31/91 Solvay / Commissie en T-32/91 Solvay / Commissie). 5 Arrest van het Hof van 6 april 2000 (gevoegde zaken C-287/95 P en C-288/95 P Commissie / Solvay). 6 Arresten van het Gerecht van 17 december 2009 (zaken T-57/01 Solvay / Commissie en T-58/01 Solvay / Commissie).

www.curia.europa.eu



beschikkingen van 1990 en dat de Commissie dus niet verplicht was om de onderneming opnieuw te horen. Het Gerecht besloot wel om het aanvankelijke boetebedrag van 20 miljoen EUR te verlagen tot 19 miljoen EUR omdat de Commissie de verzwarende omstandigheid van recidive niet juist in aanmerking had genomen. Het Gerecht heeft ook de tweede boete, die aanvankelijk 3 miljoen EUR bedroeg, tot 2,25 miljoen EUR verlaagd omdat de Commissie de duur van de inbreuk verkeerd had beoordeeld. Solvay heeft tegen de arresten van het Gerecht hogere voorzieningen ingesteld bij het Hof. Het Hof herinnert er om te beginnen aan dat het recht op toegang tot het dossier impliceert dat de Commissie de betrokken onderneming in de gelegenheid stelt om alle zich in het onderzoeksdossier bevindende documenten die dienstig kunnen zijn voor haar verweer, te bestuderen. De schending van het recht op toegang tot het dossier in de loop van de procedure die aan de vaststelling van de beschikking voorafgaat, kan in beginsel tot de nietigverklaring van die beschikking leiden, indien daardoor de rechten van de verdediging worden geschonden. In de onderhavige zaak merkt het Hof op dat het niet uitgesloten is dat Solvay in de zoekgeraakte subdossiers materiaal had kunnen aantreffen dat van andere ondernemingen afkomstig was, op grond waarvan zij een andere uitlegging aan de feiten kon geven dan die waarvan de Commissie is uitgegaan, hetgeen dienstig had kunnen zijn voor haar verweer. Het Hof verduidelijkt dat het in de onderhavige zaak niet gaat om enkele ontbrekende documenten waarvan de inhoud met behulp van andere bronnen had kunnen worden gereconstrueerd, maar om hele subdossiers die essentiële stukken hadden kunnen bevatten voor de voor de Commissie gevoerde procedure en die ook relevant hadden kunnen zijn voor Solvays verdediging. Het Hof komt dan ook tot de conclusie dat het Gerecht het recht heeft geschonden door te oordelen dat door het feit dat Solvay geen toegang had gehad tot alle documenten in het dossier, geen rechten van de verdediging waren geschonden. Wat het horen van de onderneming voorafgaand aan de vaststelling van een beschikking van de Commissie betreft, herinnert het Hof eraan dat dit onderdeel uitmaakt van de rechten van de verdediging en dat dit aan de hand van de specifieke omstandigheden van elk geval moet worden onderzocht. Het Hof verduidelijkt dat wanneer de Commissie - na de nietigverklaring van een beschikking wegens een procedureel gebrek dat alleen betrekking heeft op de wijze waarop het college van Commissieleden haar definitief heeft vastgesteld - een nieuwe beschikking vaststelt die in wezen een identieke inhoud heeft en gebaseerd is op dezelfde bezwaren, niet verplicht is om de betrokken onderneming opnieuw te horen. Het Hof oordeelt echter dat in de onderhavige zaak de kwestie van het horen van Solvay niet los kan worden gezien van de toegang tot het dossier. Het Hof merkt in dat verband op dat de Commissie Solvay in de loop van de administratieve procedure voorafgaand aan de eerste beschikkingen van 1990, niet alle documenten in haar dossier had verstrekt. Desondanks en niettegenstaande het belang dat in de rechtspraak van het Hof en het Gerecht aan de toegang tot het dossier wordt gehecht, heeft de Commissie eensluidende beschikkingen vastgesteld aan die welke nietig waren verklaard wegens een gebrekkige authentisatie, zonder een nieuwe administratieve procedure in te leiden in het kader waarvan zij Solvay had kunnen horen na haar toegang tot het dossier te hebben verleend. Het Hof komt tot de conclusie dat het Gerecht het recht heeft geschonden door te oordelen dat het voor de vaststelling van de nieuwe beschikkingen niet nodig was om Solvay te horen. Bijgevolg vernietigt het Hof de arresten van het Gerecht en verklaart het de beschikkingen van de Commissie in zijn uitspraak ten gronde nietig.

www.curia.europa.eu



Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170

www.curia.europa.eu