SGP
Nationale politiek OK, nog wel wensen
De SGP is positief over het plan van minister Opstelten om in Nederland
een Nationale Politie in te voeren. De SGP koppelt heeft wel een
aantal wensen. De twee belangrijkste staan in twee amendementen van
kamerlid Kees van der Staaij.
1. De gemeenteraad krijgt meer zeggenschap over de lokale prioriteiten
die in een gemeente spelen. Die doelen worden dan opgenomen in de
regionale beleidsplannen.
2. De beschikbaarheid van voldoende wijkagenten in een gemeente om die
lokale prioriteiten uit te voeren moet gegarandeerd zijn. Daardoor is
er op het platteland en voor wijken per definitie politie beschikbaar,
zonder dat burgemeesters hiervoor binnen de regio moeten âknokkenâ.
---
Wetgevingsoverleg invoering Nationale Politie
C.G. van der Staaij
28 november 2011
Het is bepaald niet voor het eerst dat er een voorstel voor een nieuwe
Politiewet ligt. De historische context is er een van plannen maken,
nieuwe plannen maken, touwtrekken tussen de rijksoverheid en de lokale
zeggenschap. Dit voorstel voegt zich moeiteloos in deze historische
rij. Er lag een voorstel van het vorige kabinet en via een Nota van
wijziging is er een heel nieuw voorstel van gemaakt.
Opvallend is de constante discussie over de landelijke
verantwoordelijkheid voor de politie en de plaatselijke betrokkenheid.
In die spanning staat ook onze visie op het wetsvoorstel. Met
instemming citeren wij minister Thorbecke die al poneerde: âBij elke
tegenstelling zijn voor beide standpunten klemmende argumenten aan te
voeren, zo klemmend en zo gegrond dat elke oplossing welke eenzijdig is
mislukking in zich moet dragen. De oplossing zal een totaal evenwicht
moeten scheppen van alle standpunten.â Een mooie taak voor déze
liberale minister.
De minister komt met een voorstel dat een koers vaart dat vooral
uitgaat van het rijk. De SGP vindt dat de lokale zeggenschap en inbreng
daarbij te veel naar de achtergrond raakt, hoezeer de minister ook
verzekert dat de lokale verankering steviger wordt. De Raad van State
legt er al de vinger bij dat dit niet echt het geval is. Treffend
spreekt Thorbecke over een âkorps van politieambtenaren, verspreid over
al de gemeenten van het Rijk, maar aan de gemeenten, aan de
plaatselijke belangen, aan de ingezetenen vreemd.â Hopelijk kunnen we
vandaag het wetsvoorstel in die zin verbeteren. De sterke centralisatie
en de grootte van de regioâs zijn voor ons de kernpunten van kritiek.
Om hier verbeteringen in aan te brengen, hebben we twee amendementen
ingediend, die voor ons belangrijk zijn voor welslagen van het
wetsvoorstel.
Er zijn argumenten voor centralisatie. Met name denken we dan aan de
grote criminaliteit. Voor de SGP is echter van groot belang dat er
juist ook de kleine, lokale criminaliteit veel aandacht nodig heeft. Er
moet dus een beter evenwicht komen, met meer nadruk op de lokale
belangen en prioriteiten. De diender op straat moet weten waar de
problemen zich mogelijk af zouden kunnen spelen. De diender en de
kwajongens van dorp of wijk moeten aan elkaar gewaagd zijn. Elkaar
kennen. Dat uitgangspunt heeft anno 2011 echt nog niets aan waarde
verloren. Een agent wordt niet van elders âingevlogenâ als er problemen
zijn, maar hij moet op tijd en preventief beschikbaar zijn.
In de nnavv meldt de minister al dat na publicatie in het Staatsblad de
invoering nog minstens twee of drie maanden op zich zal laten wachten.
De gewenste invoeringsdatum wordt dan een haastklus. Niet doen dus.
Vandaag zien we graag een goed en zorgvuldig debat, waarna we op korte
termijn komen tot een plenaire afronding. Ook de Eerste Kamer heeft dan
nog het recht op een zorgvuldig wetgevingsproces. Dat hebben ze al goed
duidelijk gemaakt.
Rijk of gemeente de basis?
Opvallend is dat het wetsvoorstel het rijk centraal stelt. De nationale
politie functioneert op grond van doelstellingen die door de minister
worden bepaald en de regionale beleidsplannen moeten daarop aansluiten.
De lokale verankering is er wel, maar in de praktijk zien we dat het
een vooral centralistische benadering is. Een groot deel van het
politiewerk betreft de opsporing van relatief kleine criminaliteit en
de handhaving van de openbare orde. Een snelle en flexibele aanpak op
lokaal niveau is daarvoor gewenst. Niet voor niets heeft de Raad van
State eerder al kritiek geuit op dit punt. De Raad van State: âHet
grootste deel van de politietaken is echter vooral van lokale
betekenis. Voor deze taken was het van belang dat de lokale
gezagsdragers over de middelen kunnen beschikken om hun gezag ook
daadwerkelijk uit te oefenen (beheer volgt gezag).â Nu schrijft de
Raad: âDe slagvaardigheid van de politie op lokaal niveau is daarbij in
het geding, omdat het lokaal gezag dreigt te worden uitgehold met
opzetten van één landelijke politie en een hiërarchisch vormgegeven
beleidsplanning.â Wij delen die opvatting.
De SGP wil dan ook graag een betere verankering van politiewerk in de
lokale democratie en ook de rol van de burgemeester verdient
verduidelijking. Nu heeft de burgemeester wel de opdracht om
gezagsdrager te zijn, maar hij moet ergens ver weg in de regio zijn om
te vragen of hij daar ook agenten voor kan krijgen. En dat terwijl we
juist in de achter ons liggende jaren meer aandacht hebben gekregen
voor het fenomeen wijkagent. Hoe is de wijkagent verankerd in het
nieuwe wettelijke systeem?
Duidelijke lokale doelen zijn van groot belang. Daarom hebben wij
hierover ook een amendement ingediend. Gemeenteraden worden volgens het
wetsvoorstel gehoord door de burgemeester bij de vorming van de
regionale beleidsplannen. In de praktijk is het aantal burgemeesters
dat betrokken is bij de regio heel groot. Tot zelfs 81 gemeenten. De
invloed van de gemeenteraad kan dus heel beperkt zijn als er alleen
sprake is van een hoorplicht. Om die reden vragen we de minister om in
de wet op te nemen dat gemeenten de lokale prioriteiten concreet
benoemen. Die kunnen dan vervolgens doorvertaald worden naar het
regionale beleidsplan. Het verzamelen van de wensen van het lokale
bestuur vraagt niet alleen âmeer inspanningâ maar is zeer lastig te
realiseren in regioâs met zoân grote schaal. Daar is de diversiteit aan
problemen te divers voor en in de praktijk zal iedere burgemeester
vooral ook kijken naar de eigen belangen.
Bovendien is het ook noodzakelijk om oog te hebben voor de stelling van
de Politie Zeeland. De beleving van eenzelfde crimineel feit heeft in
een plattelandsgebied soms een heel andere impact dan eldersâ. De
rechtsorde is in een regio als Zeeland eerder geschokt.
De minister heeft echter gekozen voor een benadering waarbij de
landelijke doelstellingen leidend zijn. Waarom heeft hij dat gedaan?
Het gevaar is groot dat dan vooral de landelijke en internationale
prioriteiten benadrukt worden, terwijl het lokale politiewerk er nog
even bij gedaan wordt. Hoe gaat de minister dit voorkomen?
In de memorie van toelichting stelt de minister dat er âsubstantiële
ruimteâ blijft voor de realisatie van de lokale afspraken over de inzet
van de politie. Het antwoord is ons nog niet duidelijk genoeg: âEr
blijft voldoende ruimte.â Graag ontvangen wij van de minister een
preciezere duiding van de âvrije ruimteâ voor de plaatselijke
gezagsdragers. Moeten we dan denken aan 30%, 50% of 80% van de totale
beschikbare tijd? Als de minister daar geen duidelijke uitspraken over
doet, dan kunnen we hem later ook nergens op aanspreken, terwijl dat
toch door hem zelf als een mogelijkheid wordt benoemd.
Ook al stemmen de landelijke en lokale prioriteiten voor een deel
overeen, dan moet er nog ruimte zijn voor de lokale inkleuring. Het zou
dan ook de voorkeur verdienen wanneer een deel van het budget dat
beschikbaar is voor de politie ook daadwerkelijk toegekend wordt aan de
lokale taken, zodat gemeenten ook zelf hierin hun verantwoordelijkheid
kunnen nemen. Wij vinden het daarom belangrijk dat iedere gemeente al
bij voorbaat recht heeft op agenten overeenkomstig een nog nader vast
te stellen norm.
Politiesterkte en betrokkenheid medewerkers
De minster stelt dat de politie gewoon zijn werk kan blijven doen. Hij
schrijft: âVoor de werkvloer heeft de vorming van de nationale politie,
in elk geval in de beginfase, veel minder consequenties, anders
overigens dan de reorganisatie van 1993.â Waarop is deze stelling
gebaseerd? Graag ontvangen wij hierop een nadere toelichting. Ook zijn
we erg benieuwd wat voor consequenties er precies zijn op de wat
langere termijn.
Bij de Begroting heb ik een motie ingediend met als verzoek na te gaan
âwelke groei de politiesterkte op termijn nodig zou hebben om te
waarborgen dat onafhankelijk van landelijke prioriteiten per 5000
inwoners ten minste een wijkagent voor minimaal 80% van de tijd
beschikbaar isâ. Het is jammer dat dit thema niet echt aan bod komt in
de stukken. FNV en de Nationale Politie Bond vragen hier wel aandacht
voor. Zij constateren dat vooral de snelheid van het proces centraal
staat, maar dat aan het probleem van de te grote werklast voor de
beschikbare capaciteit niets wordt gedaan. Deze onrust onder de
betrokken beroepsgroepen mogen we niet naast ons neer leggen. Wat gaat
de minister hiermee doen?
We hebben begrepen dat de landelijk kwartiermaker de heer Bouman heeft
erkend dat tot nu toe de vorming van de Nationale Politie een te hoge
top-down-benadering heeft gekend. Pijnlijk. Laten we de professionele
krachten die het politiewerk moeten doen de ruimte geven en ook
daadwerkelijk goed betrekken bij de invoering van het nieuwe bestel.
Aantal en formaat politieregioâs
De minister spreekt over de vorming van âtien robuuste regionale
eenheden, waarmee een stevige basis voor de specialistische
politietaken ontstaat, hetgeen de kwaliteit van de politiezorg op die
specialismen ten goede zal komenâ. Voor de specialismen is dat
inderdaad wel goed voor te stellen. Een bepaalde schaalgrootte voor
taken die specialistische kennis vereisen is noodzakelijk.
Tegelijkertijd geeft de minister impliciet als aan dat het dus vooral
voor die taken van belang is. Voor het eenvoudiger, maar minstens zo
belangrijke gewone politiewerk is het dus beter om dichter bij de
burger te zitten. Dat dilemma blijft de SGP houden bij de forse
schaalvergroting die de minister voorstelt.
De politieregioâs worden wel erg groot. Zeker de regio Overijssel en
Gelderland vormt een zeer uitgestrekt gebied. De SGP vindt dit een
zwak punt voor de effectiviteit van de organisatie. De minister
benadrukt steeds dat de grotere eenheid binnen de politie zal zorgen
voor een âmeer professionele, efficiënter en effectiever opererende
politie die meer tijd kan besteden aan haar operationele taken en
daarmee een betere politiezorg realiseert.â Maar wat betekent die
bijvoorbeeld voor de politie-inzet in de nachten? Nu is er binnen de
bestaande regioâs al nauwelijks een politieauto beschikbaar voor de
regio. We zijn er nog niet van overtuigd dat in de veel grotere regioâs
het aantal beschikbare autoâs en mensen ineens groter zal zijn. Graag
dus een toelichting hoe ook in de uitgestrekte landelijke gebieden 7
maal 24 uur politie beschikbaar is.
We vragen de minister om serieus te overwegen deze regio te splitsen.
De minister verwees in een eerdere discussie terecht naar een motie van
de Kamer die het aantal gebieden van elf naar tien heeft teruggebracht.
Maar als ik de motie goed lees, dan is er vooral oog voor de
congruentie van de regioâs voor de verschillende disciplines. Dat is
een belangrijk uitgangspunt, maar niet voldoende. Wanneer we nu zien
dat zulke grote regioâs bestuurlijke problemen oproepen en bovendien op
grote lokale weerstand stuiten, dan hoeft die motie niet in de weg te
staan aan een opsplitsing. Bovendien zorgt zoân grote regio op zichzelf
ook weer voor versterking van de bestuurlijke drukte en veel
overlegcircuits.
Ook de opsplitsing van Brabant en de vraag of Zeeland niet beter bij
Rotterdam-Rijnmond gevoegd kan worden, vragen om serieuze aandacht.
Veiligheidsregioâs
Daar komt nog iets bij. Graag horen wij de reactie van de minister op
de conclusie van de Raad van State dat de aansluiting bij de
gerechtelijke kaart betekent dat de strafvorderlijke taken van de
politie belangrijker worden gevonden dan de andere taken. Klopt die
conclusie?
Daarom vragen we de aandacht van de minister voor de relatie met de
veiligheidsregioâs. Wat is er nu werkelijk op tegen om juist nu er
gekozen wordt voor een centrale sturing de regio-indeling aan te laten
sluiten bij de veiligheidsregioâs. Daar wijst ook de Raad van State
op. Aansluiting daarbij zou ook prima mogelijk zijn, terwijl toch de
centrale regie bij de Minister van Veiligheid en Justitie blijft
liggen. Het doet dan ook wat gekunsteld aan dat de minister zegt dat de
âveiligheid in Nederland gediend is met 25 veiligheidsregioâsâ ,
terwijl dezelfde veiligheid bij de politietaken ineens gediend zou zijn
met tien regioâs. Hetzelfde argument dat de grenzen van de âgestapelde
veiligheidsregioâsâ en de politieregioâs overeen moeten stemmen, kan
ook andersom gebruikt worden. Kleinere âgestapelde politieregioâsâ
zouden prima passen binnen de grenzen van de gerechtelijke kaart. Wat
maakt de relatie tussen de politieregio en de gerechtelijke kaart nu
wezenlijk dringender dan de relatie tussen de politieregioâs en de
veiligheidsregioâs?
Regioburgemeester
De regioburgemeester krijgt een belangrijke rol. De SGP blijft het niet
logisch vinden om daar automatisch de burgemeester van de grootste
gemeente voor te nemen. Dit komt de duidelijkheid natuurlijk wel ten
goede, maar het is zeer goed voorstelbaar dat bijvoorbeeld landelijke
gemeenten een vertegenwoordiger die hun belangen begrijpt prefereren
boven de burgemeester van een grote stad.
Die rol van de regioburgemeester is vooral ook cruciaal op het moment
waarop er géén regionaal beleidsplan tot stand komt. Hij is immers
ook belanghebbende. De Minister vertrouwt erop dat de
regioburgemeester, evenals de overige burgemeesters, een professionele
taakopvatting heeft en dat hij geen misbruik zal maken van zijn latere
bevoegdheid om het gebrek aan unanimiteit te repareren door zijn eigen
plan te maken. Meestal zal dat vertrouwen terecht zijn, maar juist in
conflictsituaties is moeilijk te voorspellen of elke burgemeester zijn
professionaliteit op dit punt weet te bewaren. Dat kan bovendien bij
conflicterende verzoeken om bijstand nog extra oplopen. Is de minister
niet bang dat hij steeds weer verzoeken krijgt om conflicten op te
lossen in de regioâs? Is zijn optimisme over de onderlinge verhoudingen
wel reëel, nu er hoe dan ook sprake is van schaarste aan beschikbare
agenten en veel moeilijke zaken die de aandacht vragen?
Territoriale eenheden
Onduidelijk is hoe groot de territoriale onderdelen zijn. Hun bestaan
wordt verondersteld in onder meer artikel 13, maar hun precieze
betekenis wordt niet duidelijk. Dat kan beter. Collega Van Raak heeft
hierover een sympathiek amendement ingediend, waarmee hij aansluit bij
het advies van de Raad van State. Elke gemeente als territoriaal
onderdeel is een goed uitgangspunt. Het geeft gemeenten â in combinatie
met onze eigen amendementen - een basis voor de mogelijkheid om eigen
agenten binnen de gemeentegrenzen te hebben. We zijn dan ook benieuwd
naar de reactie van de minister op dit amendement. De minister wijst in
de stukken op de mogelijkheid dat de noodhulp dan niet voldoende
gewaarborgd zou zijn in kleine gemeenten. Maar als zij ook eventueel
samen kunnen werken, dan is daar toch gewoon een garantie voor?
Verantwoordelijkheid minister
De Minister stelt in de beantwoording van onze vragen zijn rol
bescheiden voor. Hij stelt niet aangesproken te kunnen worden op de
uitoefening van het gezag door de burgemeester. Als uitgangspunt snapt
de SGP dat wel. Maar in de praktijk kan het eventuele slechte
functioneren van de plaatselijke burgemeester wel degelijk een gevolg
zijn van te weinig mogelijkheden voor de lokale prioriteiten. De Tweede
Kamer kan dus in de praktijk wel degelijk de minister op zijn
verantwoordelijkheid aanspreken door de vorming van de nationale
politie. Als dat niet zo zou zijn, dan zouden burgemeester en minister
naar elkaar blijven wijzen als de verantwoordelijke voor de
problematiek. Als de minister meer ruimte zou laten voor
prioriteitstelling van onderop, is het risico minder groot.
Financiering
In de achterliggende jaren hebben we uitgebreid discussie gevoerd over
de herziening van het budgetverdeelsysteem. Bij de vorming van de
Nationale Politie is dat weer van belang. Worden de onevenwichtigheden
die in het BVS zaten ook onder het nieuwe systeem aangepakt? Wat is het
uitgangspunt bij de verdeling van het budget en de beschikbare agenten:
de oude verdeling over de regioâs of de herziene versie? Wij vinden het
onverantwoord als er geen herschikking van het geld over de regionale
eenheden plaatsvindt. Met name de landelijke gebieden beginnen anders
met een achterstand.
Huisvesting
Tenslotte nog een enkel punt over de huisvesting. Er vindt concentratie
van ondersteunende diensten plaats in het politiedienstencentrum, maar
vervolgens is nog niet duidelijk waar en in hoeveel locaties dit
dienstencentrum wordt gevestigd. Wij doen de aanbeveling om hierbij
vooral te kijken naar de dunnerbevolkte regioâs, zoals Zeeland of het
Noorden. Die gebieden kunnen de extra lokale werkgelegenheid goed
gebruiken. Wil de minister bij de huisvesting ook kijken naar die
gebieden die de lokale werkgelegenheid goed kunnen gebruiken.
Bijvoorbeeld Zeeland. Daarbij kan ook heel goed de bestaande
huisvesting gebruikt worden om de kosten van de hele operatie te
drukken.