Adfiz
De Jager creëert nog geen gelijk speelveld
14-12-2011 Tags: Beloning, LPF, Transparantie> Print
Minister De Jager heeft gisteren in een brief de Tweede Kamer
geïnformeerd over de verdere uitwerking van de regelgeving samenhangend
met het provisieverbod voor complexe en impactvolle producten. Adfiz
constateert dat er enige vooruitgang is geboekt bij de invulling van de
voorwaarden, die ervoor moeten zorgen dat een provisieverbod ook
werkelijk in het belang van de klant uit kan pakken. Helaas durft de
minister het niet aan om daadwerkelijk de benodigde stappen te zetten
om te komen tot een gelijk speelveld tussen adviseurs en aanbieders. De
maatregelen die getroffen worden zijn wat dat betreft onvoldoende.
De brief van de minister geeft goed invulling aan een aantal
belangrijke randvoorwaarden die Adfiz bepleit heeft. De volledige
eerbiedigende werking, de wens te komen tot een goede
herstelkostenvergoeding, het behoud van het portefeuillerecht, de
toezegging om de informatievoorziening door de aanbieder aan de
adviseur goed te regelen en de vrijstelling bij service-abonnementen
stemmen vooralsnog tevreden. De effectiviteit van de regeling om het
gebruik van execution-only te beperken zal zich in de praktijk moeten
bewijzen. Ook valt of staat er veel met de wijze waarop het DVD
daadwerkelijk wordt vormgegeven.
Gelijk speelveld
De minister stelt dat het speelveld tussen het intermediaire en het
directe kanaal niet mag worden verstoord ten nadele van de
adviseurs/bemiddelaars. Vervolgens stelt hij onvoldoende maatregelen
voor om die verstoring tegen te gaan.
Een klant moet bij zijn keuze voor een dienstverlener exact kunnen
weten welke dienstverlening hij tegen welke prijs mag verwachten. Een
gemiddelde, nominale transparantie van de advies- en distributiekosten
in de DVD van de aanbieder is daarvoor niet genoeg. Die DVD wordt
slecht gelezen en uiteindelijk versleutelen aanbieders de kosten in de
premie of de rente. Het beeld blijft bestaan dat de dienstverlening van
de aanbieder gratis is.
Volledige transparantie ontstaat alleen wanneer de kosten van het
product en de kosten van advies- en distributie gescheiden worden. Het
product ligt met een netto kostprijs in de markt, en banken,
verzekeraars, gebonden agenten en onafhankelijk adviseurs kunnen ieder
hun eigen prijs voor hun dienstverlening aan de klant in rekening
brengen. Deze wenselijke situatie ontstaat wanneer het directe kanaal
haar advies- en distributiekosten transparant en apart factureert.
Bovendien zal alleen op deze wijze duidelijk controleerbaar zijn of er
sprake is van zuivere nettoprijsvorming.
Gespreide betaling
Het valt ook tegen dat de minister geen oplossing biedt voor de
gespreide betaling van de advieskosten. Het is niet in het belang van
de minder draagkrachtige consument dat zij nu moet kiezen tussen het
risicovolle doe-het-zelf-kanaal, een aanbieder "die enkel adviseert
over en ten behoeve van de verkoop van eigen producten" of voor het
financieren van zijn advieskosten met een kostbaar consumptief krediet.
Het zou mooi zijn als de minister zou regelen dat de consument gespreid
zijn fee kan betalen zonder dat de financieel adviseur daarvoor een
bankvergunning nodig heeft.
Uitvaart
De AFM heeft onderzoek gedaan naar de uitvaartverzekeringen en daarbij
gekeken naar de directe aanbieders. Het is zeer kwalijk dat de minister
zich in zijn uitspraken over deze markt niet beperkt tot de feiten.
Zonder enige onderbouwing doet hij de suggestie dat het klantbelang ook
in het intermediaire kanaal niet centraal zou staan bij de advisering
van uitvaartverzekeringen.
Adfiz is voorstander van een provisieverbod voor uitvaartverzekeringen.
Tegelijk hebben wij begrip voor de zorg dat zo'n verbod de toegang tot
advies over een uitvaartverzekering voor consumenten met een lager
inkomen beperkt. Het AFM-onderzoek constateert problemen primair bij
natura-verzekeringen. Het is dan ook te overwegen het provisieverbod
alleen van toepassing te verklaren voor deze
natura-uitvaartverzekering.
Conclusie
Met de nu gegeven beleidsvoornemens zijn we op de goede weg. We kunnen
echter niet stellen dat de minimale randvoorwaarden voor een goede
werking van het "zuivere marktmodel" hiermee zijn gecreëerd.