"Verliezen is niet mijn ding"


18 juni 2015

"Verliezen is niet mijn ding"

Nieuws > "Verliezen is niet mijn ding"

Voor zijn omgeving lijkt het soms alsof tijd geen invloed heeft op prof. dr. Rob Reneman. In augustus, als de geboren Amsterdammer tachtig jaar wordt, werkt hij waarschijnlijk nog steeds drie dagen per week aan de Universiteit Maastricht. De grondlegger van het cardiovasculair
onderzoeksinstituut CARIM, oud-president van de KNAW, is bezig met zijn laatste publicaties. "Maar als dat 'hoogstandje' klaar is, dan stop ik. Want de tijd heeft wel degelijk grip op mij. Fysiek wordt het minder, vroeg opstaan wordt steeds moeilijker en nu ik het minder druk heb, komen er
vaker moeilijke herinneringen bovendrijven. Maar elke dag dat mijn hersenen nog goed werken, beschouw ik als een cadeautje."

Zijn kennis en karakter worden geroemd, evenals zijn vermogen om dwarsverbanden te zien en te initieren tussen verschillende onderzoeksdisciplines. Hij schreef geen enkele sollicitatiebrief, maar bouwde wel een imposant CV op. Er werd gevraagd of hij interesse had om Minister van Onderwijs te
worden, 'maar daar ben ik volslagen ongeschikt voor, omdat ik zeg wat ik denk', en of hij rector magnificus van de UM wilde worden, 'maar daar had ik geen tijd voor, want ik moest leiding geven aan CARIM'. Wel nam hij zitting in allerlei gremia, zoals de Nederlandse Hartstichting, NWO, het
dagelijks bestuur van de KNAW en later de Raad van Toezicht van de Universiteit Leiden. "Ik besefte dat het voor een kleine, jonge universiteit en voor CARIM heel belangrijk was een goed netwerk te hebben. Zo heb ik CARIM mede op de kaart kunnen zetten."

Stopwatch
Daarnaast was het natuurlijk vooral het excellente onderzoek dat het instituut wereldwijd op de kaart zette. En dat was weer mogelijk omdat er in die jaren in de wetenschap nog voldoende tijd was om nieuwe initiatieven vorm te geven. "Er stond niemand met een stopwatch te wachten op de
volgende publicatie. We kregen een paar jaar de tijd om een goede infrastructuur op te bouwen en geld om uitstekende mensen aan te trekken die zich wilden verbinden aan een gezamenlijk onderzoeksprogramma." De huidige universitaire focus op rendement, ook van wetenschappelijk onderzoek, vindt
hij een symptoom van een doorgeschoten bedrijfsmodel waarin universiteiten in Nederland zijn terechtgekomen. "Ik denk niet dat een universiteit zich leent voor een valorisatiemodel. Als je kijkt naar grote wetenschappelijke doorbraken, dan is de tijd tussen de vinding en de toepassing erg
groot. De ontdekking van bloedgroepen door Landsteiner in 1901, kreeg pas in de Tweede Wereldoorlog waarde, toen bloedtransfusies nodig waren. In dit licht is ook maatschappelijke relevantie van onderzoek niet te meten."

Machtspelletjes
De roep om meer democratie aan universiteiten heeft hij al in verschillende vormen zien passeren. "Na de invoering van de universiteits- en faculteitsraden in de jaren zeventig heb ik jarenlang samen met andere hoogleraren in de faculteitsraad gezeten. Achteraf vraag ik me af wat nu echt de
inspraak is geweest. Studenten en staf lieten hun verantwoordelijkheden lelijk liggen. Er ontstonden machtspelletjes: het werd meer politiek dan logica. Toen de universiteiten in de jaren negentig meer eigen beslissingsbevoegdheid kregen, werd in feite gekozen voor een bedrijfsmodel met meer
professionele bestuurders, raden van toezicht en diverse managementlagen. Dat leidt nu tot onvrede, omdat het contact tussen de werkvloer en het bestuur minimaal is geworden." Volgens Reneman is vooral het gebrek aan informatie op de werkvloer een belangrijke reden voor onvrede. "De uitleg
waarom bepaalde besluiten worden genomen, ontbreekt; krimpende financien voor onderzoek en onderwijs, zonder zicht op de bestedingen aan management en onroerende goed." Bij zijn afscheid als president van de KNAW werd zijn vermogen geroemd om een open discussie te voeren over zijn voornemens,
waarna toch zijn visie werd uitgevoerd. "Ik ben op een vriendelijke manier sturend. Je moet besluiten nemen op basis van overleg en overtuiging. En ik was niet te beroerd om mijn visie bij te stellen als anderen een punt hadden."
Prof. dr. Rob RenemanProf. dr. Rob Reneman

Rode inkt
Toen hij in 2000 met emeritaat ging, kreeg hij van zijn oud-promovendi een zelfgemaakt boek. Velen hadden een pagina bijgesloten uit een van hun publicaties, die ze ooit van de professor terugkregen, voorzien van een zee van rode inkt. Tot in de late uurtjes keek hij hun werk minutieus na;
niets werd aan het toeval overgelaten bij de interpretatie en weergave van data. "Maar tijdens het onderzoek moet je wel open staan voor het onverwachte. Vertrouw op je intuitie en denk niet als er een onverwacht resultaat opdoemt: dat past er niet in, maar zoek uit waarom het zo is."
Gevraagd naar een onderzoeksprestatie waarop hij het meest trots is, noemt hij een hele serie namen van collega's die de programma's die hij startte in Maastricht tot bloei hebben gebracht. "Zij hebben ervoor gezorgd dat wij internationaal toonaangevend zijn geworden op het gebied van het
vetzuurmetabolisme van het hart, de hartspiermechanica en het stromingsgedrag van bloedcellen in de microcirculatie, oftewel de kleinste vaatjes. Ik ben zo arrogant om te zeggen dat ik al dat onderzoek op de rails heb gezeten en er richting aan heb gegeven." Persoonlijk is hij trots op wat
samen met Arnold Hoeks bereikt is op het terrein van vasculair ultrageluid. De door hen ontwikkelde apparatuur maakte het voor het eerst mogelijk om de eigenschappen van de arteriewand niet-invasief te bepalen bij patienten en proefpersonen. "Dit was baanbrekend. In vele studies in Maastricht
en in samenwerking met nationale en internationale centra hebben wij de betekenis van verstijving van de arteriewand voor patienten kunnen vaststellen, evenals de consequentie ervan voor de functie van het hart. Ook de rol van het stromingsgedrag in arterien bij het ontstaan van atherosclerose
konden we verduidelijken." Reneman is een regelneef en een teamspeler, onder andere omdat hij niet het geduld heeft om zich heel zijn leven te wijden aan een onderwerp of discipline. "Dat kan ik niet opbrengen. Ik stimuleer graag anderen die een specialist zijn op het gebied". Ook is hij er
trots op dat onderzoekers binnen CARIM hebben kunnen excelleren op een onderwerp, zoals boezemfibrilleren en trombine generatie.

Walhalla
Eind jaren zestig, toen hij als cardio-anesthesist werkte in Utrecht, stond hij zich soms te vervelen, als een operatie, uitgevoerd door assistenten, urenlang duurde. Toen hij in 1970 naar de VS kon voor een postdoc in Seattle, het walhalla op het gebied van ultrageluidonderzoek in die jaren,
besefte hij dat hij niet terug wilde naar de kliniek. "Ik werkte hard in de VS, maar was in het weekend vrij en door de week rond etenstijd thuis. Dat was ik anders gewend! Het was de mooiste tijd in ons gezinsleven." Hij werd gevraagd om de afdeling Life Sciences van Janssen Farmaceutica in
Belgie te leiden. Als zijn lab met zestig medewerkers de productontwikkeling op orde had, was er alle ruimte voor basaal onderzoek. Hij had het er zeer naar zijn zin, ook nog toen in 1974 de Universiteit Maastricht hem uitnodigde voor een gesprek. "De uitdaging van iets geheel nieuws opzetten
heeft me altijd zeer aangesproken. Bovendien kon ik bij het bedrijf mijn fascinatie voor de ontwikkeling en toepassing van vasculair ultrageluid niet ontplooien. In de jaren zestig was ik de eerste die daarmee in Nederland begon, dat laat je niet zo snel los."

Grote eer
Hij werd hoogleraar Fysiologie in Maastricht, richtte samen met vele anderen CARIM op en in 1999 werd hij gevraagd als KNAW-president. " Een grote eer". In zijn presidentiele termijn werden de taken van de Akademie wettelijk vastgelegd, vestigden internationale academische organisaties zich in
Amsterdam en zette hij het programma Akademie hoogleraar op. Toen hij in 2002 terugkeerde naar Maastricht was hij 67 en kon hij met een emeritusaanstelling verder met wat hij zijn hobby noemt: wetenschappelijk onderzoek.
Hoewel zijn vrouw Wijnanda de kinderen grotendeels alleen opvoedde, heeft hij met allemaal een prima band en wordt hij door mensen die hem goed kennen een 'familieman' genoemd. Zowel voor zijn thuisfront, als voor zijn collega's. Zelf noemt hij zich een zondagskind, ondanks het feit dat hun
eerste dochter overleed na twee dagen en hun tweede zoon op 31-jarige leeftijd. "Nu ik het minder druk heb, lig ik daar vaker wakker van. Dat vind ik een van de grote nadelen van ouder worden. Maar ik denk tegelijkertijd: als ons eerste kind was blijven leven, hadden we onze jongere dochters
mogelijk nooit gekend. Hen hadden wij voor geen goud willen missen. Ik zet verlies om in winst, omdat ik niet wil verliezen. In een conflict met een telefoonaanbieder kan ik er enorm de schurft in krijgen, omdat ik er geen grip op krijg en te maken heb met mensen die niet erkennen dat ze niet
competent zijn. Ik ben nooit te beroerd geweest om het te zeggen als ik ergens geen verstand van had."

Basketbal
Ook in de sport was verliezen niet zijn ding. Tot aan zijn coschappen speelde Reneman ruim vijf jaar basketbal in de hoofdklasse en later nog tot zijn vijftigste bij een team in Maastricht. "Je gaat voor de winst en probeert te leren van je fouten. Een fout die me nu, op mijn oude dag, soms
plaagt is een patient die op de intensive care overleed onder mijn verantwoordelijkheid als anesthesist, omdat ik een nieuwe werkwijze toepaste waarover een gerenommeerd instituut had gepubliceerd. Ik leerde ervan nooit blind te vertrouwen op de literatuur."
Maar doorgaans kijkt hij tevreden terug op de wetenschappelijke resultaten en de waardering die hij ervoor kreeg. "Als je gevraagd wordt als lid van drie buitenlandse wetenschappelijke academies, waarbij de Academia Europaea me zelfs een jaar eerder vroeg dan de Nederlandse, weet je: het is
blijkbaar toch opgemerkt wat ik doe."

Rob Reneman (1935) is emeritus hoogleraar Fysiologie en de grondlegger van CARIM. Zijn wetenschappelijke en bestuurlijke CV is immens en omvat vele onderscheidingen.

Bron: UM Webmagazine