Toespraak minister Koenders uitreiking Anne Vondelingprijs aan Tom-Jan Meeus

Toespraak van minister Koeders (BZ) bij de uitreiking van de Anne Vondelingprijs aan Tom-Jan Meeus.

Dames en heren,

Met groot genoegen heb ik de uitnodiging aangenomen om Tom-Jan Meeus de Anne Vondelingprijs uit te reiken. Vanwege allereerst natuurlijk de laureaat -over hem gaat het vanmiddag- maar ook vanwege de naamgever van de prijs.

Want Anne Vondeling was een man met wie ik, zou je kunnen zeggen, in politieke zin ben opgegroeid, toen ik nog op school zat en toen ik begon te studeren: in die jaren was hij achtereenvolgens voorzitter van de PvdA en voorzitter van de Tweede Kamer. In 1979 kwam, wat hij de bekroning van zijn

loopbaan vond: hij werd lid van het Europees Parlement na de eerste rechtstreekse verkiezingen van het EP. Helaas duurde dat geluk maar kort, want hij kwam in hetzelfde jaar om het leven bij een auto-ongeluk. Hij was geheelonthouder en niet-roker, erelid van de Club van Actieve Niet-Rokers in

een tijd dat zoiets lang niet vanzelfsprekend was, zeker niet in politiek Den Haag, zo heb ik me laten vertellen.

"Het parlement is mijn eten en drinken", was een van zijn typerende uitspraken, gedaan in zijn boek Tweede Kamer: lam of leeuw, het boek waaraan het juryrapport terecht ook refereert. Het parlementaire debat was zijn verslaving, daar ontleende hij zijn roes aan. Diezelfde verslaving, diezelfde

roes herkent de lezer terug in de stukken van Tom-Jan Meeus.

Dames en heren,

Dat is zo belangrijk omdat de noodzaak van een krachtige politieke pers absoluut is. Als het niet is om uitgesproken politiek machtsmisbruik te voorkomen, dan toch om politiek of bestuurlijk falen aan de orde te stellen. Minstens twee parlementaire enquetes in de recente geschiedenis zijn het

gevolg van perspublicaties: Vooral de Volkskrant heeft de bouwsubsidie-enquete aangezwengeld, de bouwnijverheid-enquete is door Zembla aan het rollen gebracht.

Bekender voorbeelden - en nog meer een bewijs dat een robuuste democratie alleen kan bestaan bij de gratie van een robuuste pers - zijn de Amerikaanse. Woodward en Bernstein spreken natuurlijk het meest tot de verbeelding. Maar speciaal vandaag denk ik aan een man als Ed Murrow - de grote

radio- en televisieverslaggever die in 1954 de praktijken van senator McCarthy aan de kaak stelde. George Clooney heeft tien jaar geleden een mooie film over hem gemaakt, Good night and good luck. In tegenstelling tot Vondeling was Murrow een verstokte kettingroker. Hij rookte drie pakjes per

dag en dat kostte hem op te jonge leeftijd uiteindelijk het leven. Wie de film ziet moet zelf bijna hoesten, in die tijd mocht je trouwens in de bioscoop nog gewoon roken.

Zonder in zelfgenoegzaamheid te willen vervallen, denk ik te mogen zeggen dat we ons in Nederland gelukkig mogen prijzen met het bestaan van een goed functionerende parlementaire pers, als exponent van een vrij en pluriform medialandschap, online en offline, via oude media en nieuwe media.

Het perspectief van het ministerschap van Buitenlandse Zaken stelt me ook in staat om die lof uit te spreken. Want Nederland staat nummer 4 op World Press Freedom Index 2015 van Reporters without Borders. Twee hoeraatjes voor Nederland wat mij betreft, omdat je zou willen dat we bovenaan

staan.

Wereldwijd gaat het niet goed met de vrijheid van meningsuiting en niet met de vrije nieuwsgaring. Onderzoek van Freedom House - de belangrijke NGO die wereldwijd werkt aan de bevordering van democratie, politieke vrijheid en mensenrechten - toont aan dat vrije pers een heel schaars goed is.

Het zijn treurige statistische feiten. De wereldwijde persvrijheid daalde in 2014 tot zijn laagste punt in meer dan 10 jaar. Slechts een op de zeven mensen woont in een land waar de vrije pers gemeengoed is. Wie denkt dat het internet oude barrieres voor persvrijheid heeft weggenomen, helpt

Freedom House ook uit de droom.

In ruim 60 landen ter wereld is er sprake van online censuur. En dat probleem groeit.

Het aantal crisisgebieden in de wereld neemt toe. Ze vullen mijn dagelijkse agenda. En ik heb zelf van nabij gezien welke risico's journalisten lopen in crisisgebieden, toen twee jaar terug terroristen in Mali de Franse journalisten Claude Verlon en Ghislaine Dupont vermoordden. En zij zijn

niet de enigen: volgens Reporters without borders zijn er in het afgelopen jaar alleen al 69 journalisten, 11 media-assistenten en 19 bloggers, burger-journalisten en vergelijkbare personen vermoord. Zij voegen zich bij de meer dan 1.100 journalisten en andere mediawerkers die sinds 1992

gedood zijn (volgens cijfers van de Committee to Protect Journalists).

De nijpende situatie van de pers is een symptoom van een veel breder verschijnsel: de state of freedom wereldwijd stond verleden jaar op zijn laagste punt, aldus Freedom House in zijn rapport Freedom in the World 2015. Het wijst op factoren als de invasie van Rusland in Oekraine, het

terugdraaien van de winsten van de Arabische lente, de recente incidenten met Nederlandse journalisten in Turkije en de verdere centralisatie van het gezag in steeds meer autocratische landen. Een paar factoren hebben een bijzondere invloed gehad:

1) het gebruik van restrictieve wetten tegen de pers - vaak met de nationale veiligheid als argument - en

2) de onmogelijkheid van journalisten (lokaal en buitenlands) om het land in te gaan en van daaruit vrij te rapporteren. In tijden waar door middel van het internet er schijnbaar onbeperkte toegang tot informatie is, worden meer en meer gebieden in de wereld vrijwel ontoegankelijk voor

journalisten.

Dit alles zijn de zichtbare gevolgen van dieper liggende tendensen. Tendensen die in de eerste plaats worden beheerst door de veranderingen in de internationale veiligheidsomgeving van de afgelopen vijf `a tien jaar en die diep doorwerken in de omstandigheden waaronder journalisten moeten

werken. Ik zie dat in de opkomst van hybride oorlogvoering, waar het gebruik van onorthodoxe strijdmethodes toeneemt, in een tijdperk waarin het aantal conflicten wereldwijd weer toeneemt. Denk aan het gelikte gebruik van internet door radicale groepen, denk aan de inzet van betaalde bloggers

en - bij gebrek aan een beter woord - reaguurders om meningsvorming op internet te beinvloeden, via sociale media of anderszins. Denk aan het slimme - om niet te zeggen sluwe - gebruik door autoritair ingestelde politici van massamedia om de burger met goed nieuws en eendimensionale informatie

te bombarderen. Infotainment komt zo in de plaats van gedegen onderzoeksjournalistiek, klapvee in de plaats van kritische kijkers.

Ik zou een paar dingen willen noemen die Nederland probeert in zijn streven om de statistieken weer de goede kant op te bewegen. De focus van onze politiek ligt op de veiligheid van journalisten en bloggers, op het bevorderen van de mediadiversiteit en -kwaliteit en op het versterken van de

verbinding tussen traditionele media met nieuwe media. We vragen internationaal aandacht voor veiligheid van journalisten in individuele gevallen. Multilateraal en bilateraal en als prioriteit, zoals recentelijk bijvoorbeeld in Turkije, Pakistan, de Filipijnen en Guatemala. In het verlengde

daarvan zou ik willen pleiten voor aanhoudende solidariteit van Nederlandse journalisten met hun buitenlandse collega's die in de knel zitten. Bijvoorbeeld door over hun lastige situatie te blijven schrijven en zo aandacht te genereren.

Projecten die we steunen zijn onder meer gericht op

- training van cyberdissidenten en bloggers in het omzeilen van censuur en van beveiligingsmechanismen,

- de training van (online) journalisten als onpartijdige nieuwsbron en

- het beschikbaar stellen van proxyservers voor geblokkeerde sites.

En Nederland is medeoprichter en aanjager van de Freedom Online Coalitie, die stelselmatig het belang van een open en vrij internet voor iedereen benadrukt en tegenwicht biedt aan landen die online vrijheden proberen te beperken.

Sommigen zullen dat symptoombestrijding noemen. Persvrijheid sec zou onvoldoende zijn om een vrije samenleving te creeren. Dat geloof ik niet: de vrije pers is de zuurstof van de democratie en de rechtsstaat.

Daarmee is niet gezegd dat het de enige voorwaarde is voor een bloeiend bestaan ervan.

Want een vrij internet, vrije nieuwsgaring en een vrije pers is geen garantie voor correcte informatievoorziening. De eerder genoemde Ed Murrow had in de jaren 50 er al voor gewaarschuwd dat betere communicatiemiddelen ook zullen leiden tot bredere verspreiding van onware informatie. En de

huidige veiligheidsomgeving die ik zojuist beschreven heb, die geeft hem gelijk.

En een bredere informatieverstrekking leidt ook niet per se tot een plezieriger debat. De beroemde global village die Marshal McLuhan in de jaren zestig zag ontstaan als gevolg van de nieuwe elektronische interdependentie, was in zijn optiek ook geen ideale, harmonieuze samenleving, waar vrije

mannen en vrouwen op het dorpsplein democratische debatten organiseerden.

The global village is a place of very arduous interfaces and very abrasive situations.

Een plek vol moeilijke contacten en schurende ontmoetingen, in McLuhans eigen woorden.

Ook dat beeld dat McLuhan al in 1962 heeft geschetst is onderdeel van de werkelijkheid geworden, een element van de nieuwe hybride oorlogvoering, waar orthodoxe en niet-orthodoxe methodes hand in hand gaan. Waar niet alleen gevochten wordt met moderne wapens, maar ook met beulsmessen. Waar de

troll factories van tegenwoordig teruggrijpen om de methodes van Agitprop uit de jaren 20 van de vorige eeuw: agitatie gericht op bewegen van emoties, propaganda gericht op het veranderen van het denken.

Onvrijheid in derde landen komt zo via een omweg bij ons binnen. De vrije meningsvorming van de burgers kan daardoor beinvloed worden op een manier die de eigen onvrijheid in de hand werkt. Hier ligt naar mijn gevoel de opdracht van de moderne journalistiek in Nederland. Een moeilijke opdracht

in tijden van grotere concurrentie om advertentie-gelden. Waar traditionele media en nieuwe media een moeilijke mix vormen, maar toch ook een prachtige kans hebben om samen nieuw publiek aan te boren. Waar journalistiek kan bijdragen aan verheldering van de publieke opinie zonder simplistische

beeldvorming. Waar onafhankelijke redacties willen bijdragen aan openbare meningsvorming, waarbij zij kunnen plukken uit een keur van aangeboden informatie uit binnen- en buitenland, op basis van eigen kwaliteitsafwegingen.

Zestig jaar terug - ten tijde van McCarthy - zag je in extremis waartoe een kramp in de publieke opinie aanleiding kon geven. Hoe een betrekkelijk juniore senator gebruikmakend van al dan niet gerechtvaardigde angsten onder het publiek, de publieke opinie bespeelde en reputaties van

onschuldige mensen vernietigde. En het was Ed Murrow die de gevaren daarvan op de TV heeft blootgelegd. Een zin uit zijn betoog is mij vooral bijgebleven, omdat hij ook op ons, op andere landen in de vrije wereld betrekking heeft:

"We proclaim ourselves, as indeed we are, the defenders of freedom, wherever it continues to exist in the world, but we cannot defend freedom abroad by deserting it at home."

Ik noem het Amerikaanse voorbeeld hier omdat ik weet dat Tom-Jan Meeus een aandachtig beschouwer is geweest van de Amerikaanse politiek in de tijd van zijn correspondentschap in Washington. En dat hij zich terecht tegelijkertijd gewaarschuwd voelt en geinspireerd kan weten door het voorbeeld

van Amerikaanse politici en journalisten.

De parlementaire journalistiek die wij in Tom-Jans persoon huldigen is een onmisbaar deel van de tegenmacht. Als het niet is om misbruik van de politieke macht aan de kaak te stellen, dan toch in ieder geval om het goede gebruik van politieke taal te bevorderen. Tegenwoordig hoor je wel eens

de roep om betere narratives, die politieke keuzes en beslissingen moeten verhelderen. Het gebruik van dat Engelse woord zou niet op Vondelings goedkeuring gerekend hebben. Kiezers wachten niet op narratives, ze willen tekst en uitleg! Tekst en uitleg, het juryrapport refereert er ook aan. En

als ze die uitleg niet van politici krijgen, dan zal moet de pers die geven. Tom-Jan Meeus geeft die uitleg, met een eigen narrative erbij.

(Hier is misschien een goed moment om de hand in eigen borst te steken: BZ blijkt de hoofdschuldige te zijn aan het gebruik van het woord narrative, zo blijkt als je op internet de Handelingen van de Tweede Kamer doorzoekt op dit woord.)

De Amerikaanse methodes - de goede wel te verstaan! - schuwt Tom-Jan niet. En wat mij aanspreekt is zijn gewoonte om het hoge met het lage te verbinden. Voor de Amerikaanse politiek is Peoria, Illinois een bekend referentiekader: "Does it play in Peoria?" is een leidende vraag die politici en

marketeers zich stellen. Zo gaat Tom-Jan regelmatig naar Woerden, onder het motto "What's the matter with Woerden?" Hoe raakt Haagse politiek de Nederlandse werkelijkheid?

(Waarom hij speciaal voor Woerden heeft gekozen weet ik niet. Stiekem hoop ik vanwege het gedicht van Kees Stip over een woerd die erover klaagt dat Den Haag niet per trein bereikbaar is vanuit Utrecht: 'Den Haag', zo sprak een woerd, 'is blijkbaar / per trein uit Utrecht onbereikbaar. / Want

telkens als ik het probeer / begint een goudgebiesde heer / zijn longen vol met lucht te happen / en roept dan: 'Woerden overstappen!')

Tom-Jans analyses wekken daarbij de indruk van een zeker onbehagen dat de Nederlandse politiek de Amerikaanse kant opgaat - waar de bevolking zo'n diep gevoelde afkeer van politici heeft, dat het als politicus lonend is om je als outsider te presenteren. Leid je politieke nederlagen, dan

bewijs je in feite beter te zijn dan de winnaar. Om iets te bereiken moet je eerst mislukken.

Het zijn misschien pekelzondes in vergelijking met het politieke wangedrag van een McCarthy. Dat neemt niet weg dat de instrumentele rol van de parlementaire pers niet gemist kan worden. Of de Tweede Kamer lam of leeuw is, dat is misschien nog steeds de vraag. Maar het doet er niet toe of de

parlementaire pers schaapsherder of leeuwentemmer is. In beide rollen is zij onmisbaar en wij prijzen haar vandaag in de persoon van Tom-Jan Meeus - de verdiende prijswinnaar van de Anne Vondelingprijs 2015.

Waarvan acte.