Uitspraak 201500625/1/R4

Tegen: de raad van de gemeente Ridderkerk

Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Zuid-Holland

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:1948

201500625/1/R4.

Datum uitspraak: 24 juni 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Ridderkerk,

en

1. de raad van de gemeente Ridderkerk

2. het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Huisartspost Rijsoord" vastgesteld.

Bij besluit van 5 december 2014 heeft het college aan [vergunninghouder] op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een huisartspraktijk.

Tegen deze besluiten hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2015, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant], bijgestaan door M.T. Buikema, en de raad en het college, vertegenwoordigd door M.W. Rienks en mr. K. van Geldrop, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder] als partij gehoord.

Overwegingen

1. De bestreden besluiten zijn gecooerdineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro).

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. De bestreden besluiten voorzien in het oprichten van een huisartspraktijk aan de Vlasstraat, ten westen van de t-splitsing met de Dominee Sleeswijk Visserstraat te Rijsoord. Het betreft de locatie naast nummer [locatie 1], ter plaatse van de speelweide.

4. [appellant] en anderen wonen aan de Vlasstraat en de Dominee Sleeswijk Visserstraat in de directe nabijheid van het plangebied.

5. [appellant] en anderen betogen dat de besluitvorming omtrent het plan en de omgevingsvergunning onzorgvuldig is verlopen. Zij wijzen erop dat de raad niet met de bewoners uit de directe omgeving heeft gecommuniceerd over de locatiekeuze en ook niet van tevoren aan de bewoners bekend heeft gemaakt dat het mogelijk was om tijdens de informatiebijeenkomst op 13 januari 2014 ideeen naar voren te brengen over het plan. Evenmin zijn zij over de latere aanpassing van de grootte en situering van het gebouw alsmede de uitbreiding van het aantal functies door de raad geinformeerd.

5.1. De raad en het college stellen dat het besluitvormingstraject zorgvuldig is verlopen en voldoet aan de wettelijke vereisten.

5.2. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. De bestemmingsplanprocedure vangt pas aan met de terinzagelegging van een ontwerpplan waartegen zienswijzen kunnen worden ingediend. Voor zover [appellant] en anderen betogen dat zij hun bezwaren over de gewijzigde situering en grootte van de huisartspraktijk onvoldoende naar voren hebben kunnen brengen, overweegt de Afdeling dat de omvang en de situering van het gebouw op de betrokken locatie in het vastgestelde plan niet verschilt van de omvang en situering van het gebouw in het ontwerpplan en dat zij in hun zienswijze bezwaren hierover naar voren hebben gebracht. Ook hebben [appellant] en anderen in dat kader bezwaren naar voren gebracht tegen de ontwerpomgevingsvergunning. Gelet daarop faalt het betoog.

6. Ter zitting is gebleken dat [appellant] en anderen geen bezwaren hebben tegen de komst van de huisartspraktijk op de betrokken locatie, maar dat zij zich niet kunnen verenigen met de in het plan voorziene situering van het gebouw waarin de huisartspraktijk zal worden gerealiseerd. De Afdeling leidt hieruit af dat hetgeen in het beroepschrift en ter zitting namens [appellant] en anderen is betoogd over het locatieonderzoek geen bespreking meer behoeft.

7. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met de in het plan voorziene situering van het gebouw waarin de huisartspraktijk is voorzien. Zij willen dat gekozen wordt voor de oorspronkelijke grootte en situering van het gebouw, waarbij het gebouw een kwartslag was gedraaid en gesitueerd aan de noordwestzijde van het plangebied en 17 m^2 kleiner was dan het thans voorziene gebouw. Zij voeren aan dat door de huidige situering hun uitzicht op onaanvaardbare wijze wordt belemmerd en dat met deze situering het uitzicht van meerdere bewoners wordt verstoord, terwijl de oorspronkelijke situering van het gebouw het uitzicht van slechts een bewoner belemmerde. Ook leidt de thans voorziene situering van het gebouw tot aantasting van de open ruimte van de speelweide. Nu het gebouw groter wordt, zal dit leiden tot meer verkeersbewegingen, wat ten koste gaat van de verkeersveiligheid, aldus [appellant] en anderen.

7.1. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat met de in het plan voorziene situering de speelweide zoveel mogelijk wordt behouden en dat daarom geen van de op deze speelweide aanwezige speeltoestellen verwijderd hoeft te worden. Verder is de in het plan voorziene situering van het gebouw vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijker, omdat sprake is van een logisch gevelbeeld. Bij een keuze voor de oorspronkelijke situering van het gebouw zal het uitzicht van [appellant] en anderen weliswaar verbeteren, maar dit zal eveneens leiden tot een onaanvaardbare belemmering van het uitzicht van de bewoners van de woning aan de [locatie 2], aldus de raad.

7.2. De Afdeling acht de door de raad genoemde uitgangspunten om te kiezen voor de in het plan voorziene situering niet onredelijk.

Wat betreft het betoog van [appellant] en anderen dat de gewijzigde grootte en situering van het gebouw leidt tot verkeersonveiligheid, overweegt de Afdeling het volgende. In het plan bedraagt de maximale bouwhoogte van de bestemming "Maatschappelijk", bestemd voor de realisering van de huisartspraktijk, ingevolge artikel 3, lid 3.2.1, aanhef en onder b, van de planregels, bezien in samenhang met de verbeelding, 4 meter. Het bouwvlak van het betrokken perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 230 m^2. Gezien de omvang van de voorziene huisartspraktijk, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet te verwachten valt dat door de komst van de huisartspraktijk sprake zal zijn van een substantiele toename van het verkeer. Verder is door de raad ter zitting toegelicht dat de huisartspraktijk een voorziening is die verdeeld over de dag een beperkt aantal bezoekers trekt, waardoor op de nabij gelegen wegen geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare toename van de verkeersdruk in de omgeving. De Afdeling acht dit standpunt niet onredelijk. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat door de huisartspraktijk de verkeersveiligheid in de omgeving niet onaanvaardbaar wordt aangetast.

Ten aanzien van het betoog dat de in het plan voorziene situering en grootte van het gebouw leidt tot een onaanvaardbare belemmering van het uitzicht, stelt de Afdeling voorop dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Van appellanten hebben alleen de bewoners aan de Dominee Sleeswijk Visserstraat en de bewoners aan de [locatie 3] zicht op de huisartspraktijk. Uit de verbeelding blijkt dat de afstand tussen de [locatie 3] en de huisartspraktijk ongeveer 21 m bedraagt. De afstand tussen de dichtstbij gelegen woning aan de Dominee Sleeswijk Visserstraat en de huisartspraktijk bedraagt ongeveer 26 m. Gelet op deze afstanden en de maximale bouwhoogte van de huisartspraktijk van 4 m, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht van de bewoners van deze woningen. Het betoog faalt.

8. Het beroep is ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, griffier.

w.g. Helder w.g. Klein Nulent

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2015

472-817.