Uitspraak 201500451/1/R6
Tegen: de raad van de gemeente Rijswijk
Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Zuid-Holland
201500451/1/R6.
Datum uitspraak: 1 juli 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Sportaccommodatie Rijswijksche Hockeyclub (hierna: SSRHC), gevestigd te Rijswijk,
appellante,
en
de raad van de gemeente Rijswijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Sion - 't Haantje, eerste herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft SSRHC beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
SSRHC heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 mei 2015, waar SSRHC, vertegenwoordigd door [twee gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door J. de Oude, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. W.J.E. van der Werf, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1. SSRHC is eigenaar van een sportcomplex aan de Lange Kleiweg te Rijswijk. De hoofdgebruiker van dit complex is de Rijswijkse Hockeyclub. Het sportcomplex ligt op korte afstand van de vestiging van TNO te Rijswijk. SSRHC beschikt op dit moment over drie kunstgrasvelden en een clubgebouw. Zij wil haar sportcomplex op korte termijn uitbreiden met een nieuw sportveld en een uitbouw van het bestaande clubgebouw realiseren.
2. Het plan bevat een actueel juridisch-planologisch kader voor het gebied RijswijkBuiten, waarbinnen het sportcomplex van SSRHC is gelegen.
3. Volgens de verbeelding zijn ter plaatse van het perceel van SSRHC de bestemming "Sport" en de aanduiding "veiligheidszone - munitie" toegekend.
Ingevolge artikel 9, lid 9.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Sport" aangewezen gronden bestemd voor sport en recreatie, niet zijnde verblijfsrecreatie.
Ingevolge artikel 27, lid 27.5, mogen ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - munitie", tot 1 januari 2021, geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
4. De Afdeling stelt voorop dat zij ingevolge artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak doet op grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. Het beroep van SSRHC is - zoals is bevestigd in haar nadere stuk en ter zitting - uitsluitend gericht tegen het plan, voor zover dat niet voorziet in de gewenste uitbreiding voor 1 januari 2021. De Afdeling komt daarom niet toe aan de bespreking van hetgeen is aangevoerd over de veiligheidsrisico's op het bestaande terrein.
5. SSRHC betoogt dat nu de raad het aanvaardbaar acht om de bestaande velden en het bestaande gebouw als zodanig te bestemmen, niet valt in te zien waarom de door haar gewenste uitbreiding niet mogelijk kan worden gemaakt. In dit kader wijst SSRHC erop dat niet alleen de gewenste uitbreidingslocatie, maar ook de sinds lange tijd bestaande velden en het gebouw zijn gesitueerd binnen de veiligheidszone die ligt rondom TNO Rijswijk.
Voorts voert SSRHC aan dat de raad ten onrechte een aantal omstandigheden niet in zijn besluitvorming heeft betrokken. Zij wijst erop dat zij in het verleden vergunningen heeft gekregen voor het uitbreiden van haar complex met onder meer een videotoren, een garagebox en wateropslagtanken. Nu deze vergunningen zijn verleend, is onduidelijk waarom de thans gewenste uitbreiding niet kan worden toegestaan, aldus SSRHC. Zij wijst er verder op dat de onderzoeksactiviteiten van TNO op het gebied van explosieven en munitie in Rijswijk uiterlijk op 1 januari 2021 moeten worden verplaatst naar de locatie van TNO in Ypenburg. De veiligheidszone die ligt rondom TNO Rijswijk vormt volgens SSRHC dan ook geen belemmering voor de door haar gewenste uitbreidingsmogelijkheden. Voorts wijst SSRHC erop dat er thans een groot aantal kinderen op de wachtlijst staat en dat de huidige facilitaire ruimten van het clubgebouw tekort schieten.
Ten slotte voert SSRHC aan dat het ontwerpplan van 20 juni 2013 nog wel voorzag in de gewenste uitbreiding.
6. De raad heeft aan zijn besluit het volgende wettelijke kader ten grondslag gelegd.
7. Ingevolge artikel 2.6.2, twaalfde lid, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro) worden als inrichting voor activiteiten met explosieven aangewezen de in de ministeriele regeling van Onze Minister genoemde inrichtingen waarvan de geometrische plaatsbepaling is vervat in het daarachter genoemde GML-bestand bij dit besluit en is verbeeld op de daarachter genoemde kaart.
Ingevolge artikel 2.6.6, eerste lid, wordt bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een inrichting voor activiteiten met explosieven voor die gronden de bestemming "Maatschappelijk - Explosieven en munitie" opgenomen en worden geen bestemmingen opgenomen die een belemmering kunnen vormen voor de functionele bruikbaarheid van de inrichting.
Ingevolge het tweede lid worden bij regeling van Onze Minister voor elke inrichting voor activiteiten met explosieven drie veiligheidszones aangewezen, aan te duiden als A-zone, B-zone en C-zone, waarbij de A-zone de kleinste afstand tot de inrichting voor activiteiten met explosieven heeft en de C-zone de grootste afstand.
Ingevolge artikel 2.6.7, derde lid, worden bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen begrenzing van de B-zone geen bestemmingen opgenomen die het oprichten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toestaan.
7.1. Ingevolge artikel 2.3 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: de Rarro) worden als civiele inrichtingen voor activiteiten met explosieven, bedoeld in artikel 2.6.2, twaalfde lid, van het besluit, en bijbehorende veiligheidszones, bedoeld in artikel 2.6.6 van het besluit aangewezen de in bijlage 14 vermelde begrenzingen en de in bijlage 15 vermelde veiligheidszones, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand bij deze regeling en waarvan in voornoemde bijlage de kaarten waarop die plaatsbepalingen zijn verbeeld, zijn opgenomen.
In bijlage 14 is het complex van TNO te Rijswijk, zoals verbeeld op de bijbehorende kaart 14.1, aangewezen als civiele inrichting voor activiteiten met explosieven.
In bijlage 15 wordt voor de veiligheidszones bij het complex van TNO Rijswijk verwezen naar de kaart 14.1.
7.2. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, sub e, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn sportterreinen beperkt kwetsbare objecten.
8. Ter zitting is komen vast te staan dat de gronden waarop SSRHC wil uitbreiden liggen in veiligheidszone B, zoals aangewezen op kaart 14.1 die hoort bij bijlage 15 bij de Rarro. Voorts is niet in geschil dat de door SSRHC gewenste uitbreiding de uitbreiding van een sportterrein betreft.
8.1. Met het als zodanig bestemmen van de door SSRHC gewenste uitbreiding zou de oprichting van een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Bevi, te weten een sportterrein, worden toegestaan binnen de begrenzing van de B-zone. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat artikel 2.6.7, derde lid, van het Barro daarvoor een belemmering vormt.
De raad had voorts geen ruimte om af te wijken van artikel 2.6.7, derde lid, van het Barro. Hij heeft daarom terecht geen gewicht toegekend aan hetgeen door SSRHC is aangevoerd over de omstandigheid dat de bestaande velden en het bestaande gebouw wel als zodanig zijn bestemd. Dit geldt eveneens voor het aangevoerde over de verplaatsing van TNO, over de vergunningen die zijn verleend voor het oprichten van andere gebouwen en bouwwerken ter plaatse en over de noodzaak van de gewenste uitbreiding, onder meer vanwege wachtlijsten.
Ten slotte overweegt de Afdeling dat de omstandigheid dat het ontwerpplan uit 2013 wel in de gewenste uitbreiding voorzag niet tot een ander oordeel kan leiden, reeds omdat dat ontwerpplan nooit tot een vastgesteld plan heeft geleid.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de raad op goede gronden heeft besloten de door SSRHC gewenste uitbreiding niet als zodanig te bestemmen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2015
545-786.