Oorspronkelijke bewoners van Frans Guyana waren geen nomaden

Op archeologisch gebied is Frans Guyana nog grotendeels onontgonnen terrein. `Het werk is zwaar', zegt Martijn van den Bel, `maar alles wat je ontdekt is helemaal nieuw. Bijvoorbeeld dat er toch echt wel indianen woonden in het zogenaamd maagdelijke oerwoud.' Promotie op 2 september.

Vondsten uit nieuw tijdvak

Van den Bel richtte zich op de periode van 3000 v.Chr. tot de huidige tijd. Hij ontdekte dat Frans Guyana toen al bewoners kende en ook dat die indianen zo primitief nog niet waren. Hij en zijn collega's vonden scherven die waren te reconstrueren tot open, ronde schalen van 30 cm hoog waarbij tot poeder gemalen kwarts steen door de bakklei was gemengd. Ze zijn te dateren tot de vroegceramische tijd (2500 v.Chr.). `Daarover was nog niets bekend', aldus Van den Bel.

Opgraving bij Chemin Saint-Louis in 2009. Deze vindplaats leverde het tot nog toe oudste aardewerk van Frans Guyana op, en jonger aardewerk dat in verband is gebracht met de aanwezigheid van terra preta.

Opgraving bij Chemin Saint-Louis in 2009. Deze vindplaats leverde het tot nog toe oudste aardewerk van Frans Guyana op, en jonger aardewerk dat in verband is gebracht met de aanwezigheid van terra preta.

| Frans Guyana ligt in het noordoosten van Zuid-Amerika, gescheiden van Suriname door de Marowijnerivier. Het archeologische werk is er in alle opzichten nogal basic. Geen Inca's of Maya's die tot de verbeelding spreken en waarnaar al veel onderzoek is gedaan. Een groot deel van het gebied |

| (90%) is oerwoud: de uitloop van het Braziliaanse Amazonegebied. De bevolking van 230.000 inwoners is zeer divers en bestaat uit Creolen van Frans Guyana, Martinique, Guadeloupe en Haiti, Brazilianen, Aziaten, Europeanen (voornamelijk Fransen), Marrons (afstammelingen van ontsnapte slaven) |

| en natuurlijk nazaten van de oorspronkelijke bewoners, de indianen: 3 `a 4%. Gat in de tijdlijn

Ook ontdekten Van den Bel en zijn collega's grote klokvormige potten en kleinere dichte potten. Deze laatste hebben wel versieringen, in de vorm van rode slib en wittinten en kunnen tot de tweede fase van de vroegceramische tijd (0-400 n.Chr.) worden gerekend. Hun ouderdom is vastgesteld door middel van koolstofdatering. Van de periode tussen deze typen vondsten is echter weinig bekend. Van den Bel: `Dat kan komen omdat we gegraven hebben in gebieden die in de periode niet waren bewoond of omdat er iets aan de hand was waardoor er weinig artefacten te vinden zijn. Een tijdelijke afname van de bevolking bijvoorbeeld. We zien dit beeld ook bij de rivieren Orinoco en Amazone.

a. De oudste potvormen van Chemin Saint-Louis (2500 v.Chr.); b. De jongere potvormen van dezelfde vindplaats (0-400 n.Chr.).

a. De oudste potvormen van Chemin Saint-Louis (2500 v.Chr.); b. De jongere potvormen van dezelfde vindplaats (0-400 n.Chr.).

Zetmeelresten

Het is op grond van consistente aardewerkseries en het bestaan van dikke terra preta (Indiaanse woerdgronden, een mengsel van houtskool en aarde) dat Van den Bel durft te stellen dat de indianen geen nomaden waren maar lange tijd in nederzettingen leefden. Hij kan de vroege bewoners wel waarderen: `Ik geloof in de superkracht van de indianen. Ze beheersten het oerwoud en wisten het te benutten. In de scherven zijn ook zetmeelresten gevonden die duiden op een eetpatroon met mais, zoete aardappelen en bruine bonen.'

Voorbehoud

Met zijn onderzoek heeft Van den Bel, Leids alumnus en werkzaam voor het Franse archeologische instituut INRAP, een deel van de archeologische tijdlijn van Frans Guyana kunnen invullen. Hij benadrukt, ook in zijn proefschrift, zijn voorbehoud. Want hij wil voorzichtig zijn met conclusies op basis van relatief weinig vondsten in een gebied dat de afstand tussen Den Helder en Oostende beslaat.

Archeologisch onderzoek moet

Omdat Frans Guyana bestuurlijk onder Frankrijk valt, geldt er de Europese wet dat gebieden die bebouwd gaan worden, eerst archeologisch onderzocht moeten worden. Sinds begin deze eeuw wordt die wet ook nageleefd. Normaliter wordt eerst de bebossing gekapt ten behoeve van de bebouwing maar zo niet in Frans Guyana. `Onze taak is allereerst archeologie te herkennen in het bos', zegt Van den Bel.

Ogen de kost geven

Dat gaat zo: de archeologen doorkruisen een gebied waar een weg, nieuwbouwwijk of industrieterrein komt systematisch. Ze speuren naar artefacten die op menselijke aanwezigheid duiden. In eerste instantie gaat de aandacht vooral uit naar wortels van omgevallen bomen en naar door dieren gegraven gaten. Als de archeologen meerdere artefacten bij elkaar in de buurt aantreffen, wordt het interessant. Vervolgens worden graafmachines aangerukt en gaan de archeologen aan de slag met het graven van proefsleuven.

Foto rechts: de weg van Saint-Laurent du Maroni naar Apatou in 2006 in het achterland van de Marowijnerivier. De bouw van deze weg heeft talrijke archeologische vindplaatsen opgeleverd waarvan uiteindelijk een 6-tal is opgegraven (foto Pierre Texier).

Zes vindplaatsen

Met deze werkwijze hebben de archeologen zes vindplaatsen gedetecteerd, uit verschillende perioden: laatarchaisch, vroeg- en laatceramisch en historisch. Ze moeten het voornamelijk hebben van harde artefacten zoals steen en aardewerk want het oerwoud eet andere overblijfselen, zoals hout en bot, als het ware op. `Heel veel levert het intensieve werk alles bij elkaar niet op - de tropische bodem is te zuur', aldus Van den Bel. `Qua vondsten is Frans Guyana dus net Nederland. Maar wat we vinden, imponeert.'

(25 augustus 2015 / CH)