OM eist handhaving veroordelingen Zes van Breda in herzieningsproces


7 september 2015 - Ressortsparket

Advocaat-generaal Winfried Korver heeft in Den Haag handhaving gevorderd van de veroordeling van de zes verdachten in de zaak die inmiddels bekend is geworden onder de noemer 'de Zes van Breda'. Volgens de advocaat-generaal hebben de drie mannelijke verdachten in de nacht van 3 op 4 juli 1993
de 56-jarige mevrouw Mok gedood door ernstig geweld op haar toe te passen en haar beroofd van enkele sieraden. In juridische termen wordt deze dodelijke overval aangeduid als gekwalificeerde doodslag. De drie vrouwelijke verdachten zijn volgens het OM schuldig aan medeplichtigheid hieraan.

De mannen kregen destijds 10 jaar cel opgelegd, de vrouwen straffen van 15 maanden (waarvan 3 maanden voorwaardelijk) tot 2 jaar (waarvan 3 maanden voorwaardelijk). De veroordelingen zijn in 1994 en 1995 door de rechter uitgesproken. De zes verdachten hebben de opgelegde straffen destijds
uitgezeten.

De zaak rond de Zes van Breda kent een lange geschiedenis. Voor het verloop daarvan wordt hier verwezen naar het eerder gepubliceerde feitenoverzicht. Het huidige proces bij het gerechtshof in Den Haag betreft de herziening van de zaak, waartoe de Hoge Raad het bevel heeft gegeven, na een
vordering hiertoe van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad.

Scenario

In het onderzoek naar de moord dan wel doodslag op mevrouw Mok is uitgebreid onderzoek verricht. Het politieonderzoek leidde tot de strafzaak tegen de zes verdachten. De zaak is in de aanloop naar de herziening opnieuw grondig tegen het licht gehouden. In het kader van de herziening heeft de
raadsheer-commissaris (een onderzoeksrechter/raadsheer) zo'n veertig getuigen gehoord. In zijn zeer uitvoerige requisitoir gaf advocaat-generaal (AG) Korver aan dat hij in de herzieningsprocedure gaandeweg overtuigd is geraakt van het "schuldscenario" ten aanzien van alle verdachten en dat hij
dat tot het zijne heeft gemaakt. Het is een bewijsbaar scenario, aldus de AG, dat grotendeels is gebaseerd op de bekennende verklaringen van de vrouwelijke verdachten, ook al blijven in deze verklaringen op onderdelen tegenstrijdigheden bestaan, waardoor nooit helemaal duidelijk zal worden wat
zich precies heeft afgespeeld op en om de plaats delict.

Het scenario ziet er in grote lijnen als volgt uit:

In de bewuste nacht hebben de drie vrouwelijke verdachten het slachtoffer onder valse voorwendselen opgehaald van het (Bredase) adres waar zij die nacht verbleef. Het slachtoffer, mevrouw Mok, is ertoe bewogen dan wel gedwongen in de auto van de drie mannelijke verdachten te stappen.
Vervolgens is zij naar het Chinese restaurant Peacock vervoerd en daar naar binnen gebracht, onder dreiging dan wel met toepassing van geweld. In of bij het restaurant is mevrouw Mok door de mannelijke verdachten ernstig mishandeld, waardoor zij is overleden. Het slachtoffer is van enkele
sieraden beroofd.

Het stoffelijk overschot van het slachtoffer is in de ochtend van 4 juli 1993 op de plaats van het misdrijf aangetroffen.

De gokkast in het restaurant was opengebroken. Volgens advocaat-generaal Korver staat niet vast dat de verdachten dit hebben gedaan; hij vroeg het hof de verdachten op dit punt vrij te spreken.

Novum

De Hoge Raad heeft herziening van de zaak bevolen op basis van een door de advocaat-generaal bij de Hoge Raad aangedragen novum (zie ook hiervoor het feitenoverzicht, onder het kopje Herziening). Het gaat om de zogeheten 'bushokjesgetuigen': twee getuigen wier verklaringen destijds wel in het
politiedossier maar niet in het justitiedossier (dat de rechter onder ogen krijgt) zijn beland. De beide getuigen hebben destijds hun verklaringen telefonisch afgelegd. De verklaringen komen er samengevat op neer dat de twee getuigen in de bewuste nacht in de directe nabijheid van het Chinese
restaurant waren, in een bushokje, op het moment waarop - volgens de verklaringen van de vrouwelijke verdachten - de verdachten met het slachtoffer bij en vervolgens in het restaurant waren. De twee getuigen hebben verklaard dat hen niets bijzonders is opgevallen. Volgens de advocaat-generaal
staat niet onomstotelijk vast dat de betrokken getuigen over de nacht van 3 op 4 juli hebben verklaard; mogelijk hebben zij zich vergist. Als hun verklaringen wel betrekking hebben op die bewuste nacht, waren zij al weg bij het bushokje toen de verdachten daar met het slachtoffer, mevrouw Mok,
aankwamen en het restaurant binnengingen. Dat zou verklaren waarom deze getuigen niet bijzonders hebben waargenomen.
De AG vindt dat het hof het novum om deze redenen niet moet aanvaarden.

Overige nova

De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft nog acht andere nova aangedragen. Daarover heeft de Hoge Raad zich niet uitgelaten. AG Korver heeft ze in zijn requisitoir wel uitvoerig besproken, omdat het gerechtshof de zaak in volle omvang moet beoordelen.

Deze nova betreffen onder meer de bekennende verklaringen van de vrouwelijke verdachten, die mogelijk vals zouden zijn. Deskundigen hebben hiernaar onderzoek gedaan, maar volgens het OM is daarin niet aangetoond dat de bekentenissen ook inderdaad vals zijn. De verklaringen blijven daarom
bruikbaar als bewijs.

Ongeoorloofd hoge politiedruk tijdens verhoren van de vrouwen is volgens de AG "op geen enkele wijze komen vast te staan". Evenmin is gebleken dat de manier van verhoren van doorslaggevende invloed is geweest op de totstandkoming van de (bekennende) verklaringen of dat deze de inhoudelijke
juistheid heeft beinvloed. De bekennende verklaringen zijn van cruciaal belang voor de beoordeling van de zaken tegen de zes verdachten.

Ook is nieuw onderzoek gedaan naar bloedsporen die in de keuken van het restaurant zijn aangetroffen, een bloeddruppel en een bloedveeg. Vastgesteld is dat de verdachten deze sporen niet kunnen hebben achtergelaten. Uit met nieuwe technieken uitgevoerd DNA-onderzoek is gebleken dat de sporen
afkomstig zijn van een man van Zuid-Aziatische of Oceanische origine. De verdachten hebben een dergelijke afkomst niet. De afkomst van de donor is in de ogen van het OM echter irrelevant voor de beoordeling van de zaak van de Zes van Breda. Er is geen direct verband vastgesteld tussen de
aanwezigheid van het bloed en de doodslag op mevrouw Mok; volgens de AG is het zelfs veel waarschijnlijker dat het bloed enkele uren na de levensberoving is achtergelaten. Er is evenmin een relatie komen vast te staan tussen de opengebroken gokkast en de achtergebleven bloedsporen. Er is ook
geen relatie aangetoond tussen het gewelddadig overlijden van mevrouw Mok en het openbreken van de gokkast; niet uitgesloten kan worden dat dit op zichzelf staande (en dus door afzonderlijk van elkaar opererende personen gepleegde) misdrijven zijn.

Nieuw bewijsmateriaal

Als gezegd is voorafgaand aan het huidige herzieningsproces uitvoerig onderzoek gedaan. Hieruit is nieuwe informatie naar voren gekomen die, aldus AG Korver, de drie vrouwelijke verdachten betrekt bij het ophalen en naar het restaurant brengen van mevrouw Mok en de mannelijke verdachten in de
bewuste nacht plaatst op de plaats delict, het restaurant Peacock. De informatie is afkomstig uit verklaringen van een reeks getuigen, alsmede enkele brieven van twee vrouwelijke verdachten.

Bayesiaanse analyse

Het OM heeft de deskundige Frans Alkemade een zogeheten Bayesiaanse analyse laten maken op de zaak. Het Bayesiaans redeneren is genoemd naar de Britse wiskundige en geestelijke Thomas Bayes (1702-1761). Het behelst een kansberekeningsmethode. Dr. Alkemade heeft verschillende scenario's
onderzocht en kwam tot de volgende conclusie: het daderscenario is minimaal zo'n 500 keer waarschijnlijker dan het onschuldscenario. De kans op onschuld schat de deskundige op 0,2 procent. In een op verzoek van de raadslieden van de verdachten gehouden contra-expertise worden deze bevindingen
bekritiseerd.

De analyse en eindconclusie zijn louter bedoeld als aanvulling op van de bewijsmiddelen, aldus AG Korver.

Het politieonderzoek

Er is in de loop der jaren veel kritiek geweest op de kwaliteit van het politieonderzoek, dat destijds heeft geresulteerd in de strafrechtelijke vervolging en de daaruit voortkomende veroordelingen van de zes verdachten. Het OM sluit de ogen niet voor deze kritiek en stelt vast dat op de
kwaliteit en professionaliteit van de twee onderzoeken (in 1993 en 1994) het nodige valt af te dingen, ook naar de toen geldende maatstaven. De uiteindelijke uitkomst van het tweede politieonderzoek, waarin de zes verdachten in beeld kwamen, is evenwel onaangetast gebleven. De
advocaat-generaal: "Een matig onderzoek betekent niet per definitie dat de uitkomst en conclusies matig of onjuist zijn. Het maant slechts tot voorzichtigheid in het beoordelen van het bewijsmateriaal."

De integriteit van de betrokken politiemensen is op geen enkele wijze in het geding, aldus de AG.

Uitspraak hof

Het gerechtshof in Den Haag doet uitspraak op 14 oktober.

Deel dit op

*