De antropoloog is altijd, ook onbewust, op zoek naar verhalen

De antropoloog is altijd, ook onbewust, op zoek naar verhalen

Mario Rutten publiceert boek `Antropologische ontmoetingen'

2 november 2015

In zijn nieuwe boek `Antropologische ontmoetingen' laat Mario Rutten, UvA-hoogleraar Vergelijkende Antropologie & Sociologie van Azie, zien hoe zijn opleiding tot antropoloog zijn relatie met mensen gevormd heeft en hoe hij zelf weer van elke ontmoeting leert. `Het valt mij op dat veel huidig antropologisch onderzoek bestaat uit discours-analyses. Dat is jammer, want ons vak gaat over mensen.'

`We gaan geen Gujarati's of Patels opzoeken, hoor!', zo waarschuwt mijn vrouw Rienke me wanneer we in 2014 uit San Francisco wegrijden voor een reis langs de westkust van Amerika', zo begint het boek. Hoewel Rienke vele malen in Azie is geweest en er regelmatig vrienden uit India bij ons logeren, maakt zij er een punt van om vooral tijdens vakanties onderzoek en prive strikt gescheiden te houden. Het liefst gaat ze naar die landen op vakantie waar de kans om Indiers tegen het lijf te lopen klein is. De waarschuwing van Rienke aan het begin van onze reis is dan ook duidelijk: we zijn hier op vakantie en jij gaat niet met iedere Indiase migrant een praatje aanknopen om informatie te verzamelen!

Rutten beschrijft hoe later in Yosemite National park een ouder echtpaar vraagt of Ruttens echtgenote een foto van hen wil maken. Ze maken een praatje en Ruttens echtgenote vraagt of ze toevallig uit India komen, en zo ja, uit welke deelstaat. Ze blijken afkomstig uit Gujarat, de deelstaat waar Rutten veelvuldig onderzoek heeft gedaan. De achternaam van de vrouw is Patel, de kaste waartoe veel Gujarati's in het buitenland behoren, en die Rutten inmiddels goed kent. Van het een komt het ander, en als vanzelf belanden de antropoloog en zijn echtgenote tijdens hun vakantie bij het Amerikaans-Indiase echtpaar in hun huis in Los Angeles.

En zo ging u toch weer aan het werk als antropoloog, ook tijdens uw vakantie.

`Ja, ik denk dat die scheidslijn voor een antropoloog moeilijk te maken is. Je hebt je onderzoeksinstrument altijd bij je en je participeert in kleine groepen - precies het onderzoeksveld van de antropoloog.'

In het boek zijn de ontmoetingen gerubriceerd onder Familie, Migranten, Collega's en Diversen. Onder Familie schaart u ook een aantal inwoners van Gujarat - een van noemt u zelfs "mijn broer". Moet een wetenschapper juist niet enige distantie bewaren om goed onderzoek te kunnen doen?

`Absoluut. Maar tegelijkertijd moet je je realiseren dat het van belang is om een vertrouwensband op te bouwen als je echt iets te weten wilt komen. Bij participerende observatie blijft het toch vooral vaak bij observeren, van dat participeren komt weinig terecht. Ik probeer me juist helemaal onder te dompelen in een samenleving om goed onderzoek te kunnen doen. Je speelt natuurlijk nooit helemaal open kaart. Ook al word je opgenomen als familie, je blijft een onderzoeker, en die moet kritisch naar de dingen blijven kijken.'

Uw zoon verwoordt dat als volgt: "Een antropoloog is iemand die bij mensen in huis woont, heel aardig tegen ze doet, alles van ze krijgt, en dan achteraf kritische dingen over hen zegt en schrijft.'

`Ja, ik sputterde tegen toen hij dat zei. maar hij had wel gelijk. Andre Koebben, die als hoogleraar aan de UvA verbonden was, noemde ons werk al wel eens "vroom bedrog". Aan de andere kant: je blijft een mens, die oprecht geinteresseerd is in mensen. Ik ben ervan overtuigd dat mijn onderzoekswerk goed is doordat ik een vertrouwensband met mensen aanga.'

Raadt u uw studenten ook aan om dat te doen?

`Ik leg in elk geval uit dat het van belang is om geduld te hebben. Sommige studenten denken dat ze er wel zijn met een gesprek, of dat ze al na een dag doorhebben hoe een dorp functioneert. Ik zeg dan altijd: wacht, heb geduld. Dan gebeurt er vanzelf wel iets en vertellen mensen je spontaan dingen waar je iets aan hebt voor je onderzoek. Mannen hebben het daarbij wel makkelijker dan vrouwen. Als een vrouwelijke student mij vertelt: "de familie waar ik inwoon, ziet mij als hun dochter", dan is dat aan de ene kant prachtig, maar aan de andere kant weet ik dan wel hoe laat het is: ze wordt ook behandeld als een dochter. En die mogen 's avonds na zessen het huis niet meer uit om een interview te doen. Dat kan wel eens lastig zijn. Toch blijft die intermenselijke band essentieel. Soms verbaas ik me er wel over dat er collega's zijn die zich in Nederland heel lomp en onbehouwen gedragen tegenover andere mensen. Ik vraag me af hoe zo iemand dan goed te werk gaat in het land waar hij of zij onderzoek doet.'

Toch merkt uw dochter in het boek op dat er ook bij u wel degelijk een verschil zit tussen haar vader de antropoloog in India, die cadeautjes voor iedereen meebrengt en graag naar bruiloften en partijen gaat, en haar vader de mens in Nederland, die lang niet altijd zit te wachten op weer een familieverjaardag of trouwpartij.

(lacht) `Daar heeft ze gelijk in. In India zie ik bruiloften en verjaardagsfeestjes als een goede manier om op een ongedwongen manier informatie los te krijgen - je leert snel mensen kennen, ze vertellen je tijdens zo'n gelegenheid meer dan wanneer je hen in een meer formele setting zou treffen.'

Gujarati-jongeren

Gujarati-jongeren voor hun huis in Londen (foto: Mario Rutten)

Uw boek bevat tientallen zeer leesbare columns, interviews en levensverhalen. Wie zou `Antropologische ontmoetingen' volgens u moeten lezen?

`Het boek is bedoeld voor collega's, studenten en voor de mensen die ik heb ontmoet. Het is geen wetenschappelijk werk dat je citeert, maar meer een schets van het werk van een antropoloog. Het valt mij op dat veel huidig antropologisch onderzoek bestaat uit discours-analyses. Dat is jammer, want ons vakgebied gaat over mensen. Ik mis het diepgaand, empirisch, etnografisch onderzoek. Het wordt antropologen ook niet gemakkelijk gemaakt, aangezien de waarde van je wetenschappelijk werk wordt afgemeten aan het aantal publicaties en citaties in wetenschappelijke tijdschriften; boeken lijken steeds minder belangrijk te worden gevonden. Maar echt antropologisch onderzoek, voortkomend uit veldwerk, past vaak niet in een wetenschappelijke artikel; boeken zijn essentieel voor ons werk, net als bijvoorbeeld documentaires. Tegelijkertijd valt me op dat veel antropologen zich bedienen van volstrekt onbegrijpelijk taalgebruik in bijvoorbeeld artikelen en onderzoeksvoorstellen. We moeten ons realiseren: we worden betaald uit publieke middelen, en dus moeten onze artikelen in elk geval begrijpelijk zijn voor vakgenoten en andere sociale wetenschappers.'

U beschrijft in uw boek ook ontmoetingen en gesprekken met collega-antropologen. Waarom vindt u hun verhalen ook interessant?

`In het dorp bij mijn "broer" ben ik ondanks alles toch een beetje een vreemde eend in de bijt, tussen collega's ben ik gewoon een collega. Onder collega's ben ik vooral participant, maar als antropoloog kun je ook in die omgeving observeren; ook de verhalen van collega's bieden interessante inzichten. Als antropoloog ben je altijd, ook onbewust, op zoek naar verhalen. Of dat nu ver weg of dichtbij huis is. Zoals gezegd, de scheiding tussen prive en werk is bij ons gewoon niet zo sterk.'

Gepubliceerd door Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen