Verklaring Geert Wilders voor Raadkamer Rechtbank Den Haag bij behandeling bezwaarschrift, 25 november 2015 om 15.00 uur

Geschreven: 25 november 2015

Meneer de President, leden van de raadkamer,

Ik heb recht op een eerlijk proces. Daarom sta ik hier. Niet om u te vragen om een gunst. Maar om u datgene te vragen waar ik recht op heb. Een eerlijk proces. En het recht om mij te verdedigen. Volwaardig. Als u mij die kans niet geeft dan is dit proces een farce.

Bij de eerste regie-bijeenkomst zei de rechter-commissaris tegen mij: `U moet een eerlijke kans hebben, de wet zal ruim geinterpreteerd worden'. Maar het tegendeel is gebeurd. Alle 39 verzoeken van mij, van de verdediging zijn afgewezen. Blijkbaar mag ik mij niet verdedigen.

De rechter-commissaris loopt kritiekloos het Openbaar Ministerie achterna. Deze raadkamer was het met haar eens als het gaat om de eerste twaalf afgewezen verzoeken. Hopelijk is dat niet ook het geval voor de 27 afwijzingen waarover u nu moet oordelen. Want als alle redelijke verzoeken worden afgewezen, dan kan ik mij niet verdedigen en moet ik blijkbaar koste wat kost veroordeeld worden.

Ik word voor de rechter gebracht om mijn woorden. Terwijl ik niets verkeerds heb gezegd. Minder Marokkanen, minder Syriers, minder Mexicanen, minder Russen, ik zie niet in wat daar strafbaar aan is. Maar als Turkse parlementariers mij een tumor noemen die bestreden moet worden en mij vergelijken met Hitler dan is er geen consternatie, geen massale aangiftes met voorgedrukte formulieren, geen minister-president die er schande van spreekt en geen OM dat in actie komt. In wat voor land leven wij.

Maar ik spreek namens miljoenen Nederlanders. En ik zal dat blijven doen. Dat is mijn plicht als volksvertegenwoordiger. En dat is mijn recht. Het is een gotspe dat ik hier vandaag voor u sta.

Ik heb niets verkeerd gedaan. Ik wil mij op zijn minst voor de rechtbank kunnen verdedigen. Ik wil getuigen en deskundigen horen zodat ik mij kan verdedigen.

De rechter-commissaris beloofde mij een eerlijke kans, maar gaf ze me niet. Ik richt me nu tot u: Geef mij de kans om me te verdedigen. Geef mij de kans op een eerlijk proces.