Tuchtrecht | Schending beroepsgeheim | ECLI:NL:TGZRZWO:2015:100

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2015:100

Datum uitspraak: 27-11-2015

Datum publicatie: 27-11-2015

Zaaknummer(s): 048-2015

Onderwerp: Schending beroepsgeheim

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klacht tegen bedrijfsarts. Deze meldt klaagster tegen haar wil ziek. Zij wil zich niet door verweerder naar huis laten brengen. Deze belt hierop vanwege suiciderisico de crisisdienst, waarna klaagster met een IBS wordt opgenomen. Klacht over bellen crisisdienst, de informatie-uitwisseling met de huisarts en de werkgever en de gevolgen van het een en ander voor klaagster (ontslag). Klacht kennelijk ongegrond met publicatie.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 27 november 2015 naar aanleiding van de op 9 maart 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C, bedrijfsarts, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door O.L. Nunes, advocaat te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlage;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek;

- het proces-verbaal van het op 15 september 2015 gehouden mondeling vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het bedrijfsgeneeskundig dossier met betrekking tot klaagster) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1963, was woonachtig bij haar bejaarde moeder en werkte 36 uur per week bij een bank. Verweerder is als bedrijfsarts werkzaam bij de Arbodienst van deze bank.

In een eerste memo vermeldde verweerder op 15 maart 2011 onder meer met betrekking tot klaagster:

"uitval in dec met flauwvallen. Prima mdw., woont bij moeder, veel verantwoordelijkheid jegens familie. Kan bij moeder niets goed doen, slecht zelf beeld. Leeft niet gezond"

In een memo van 5 oktober 2012 noteerde verweerder:

"lang gewerkt bij deze bank. Naar andere bank gegaan. Toen teruggekomen. Gaat heel slecht met haar. Verschuift dag en nacht ritme. Doet nu studie. Moet van teamleider verzekeren gaan doen. , ligt niet haar hart. Heeft hulp nodig, gaat zo verkeerd. Psychotherapie.?"

Op 8 oktober 2012 noteerde verweerder:

"Bekend met woede aanvallen auto mutilatie , denkt dat zij het niet goed doet. Slecht zelfbeeld. Woont bij moeder 80 jaar, Moeder heeft vorig jaar mi gehad. En gebroken heup (...) Is heel moe, heeft geen grip meer Concl: ongediff somatoforme st. Loopt op tenen. Heel hoog arbeidsethios."

Verweerder maakte op 15 oktober 2012 melding over het contact met klaagster in het kader van het telefonisch verzuimgerelateerd spreekuur en noteerde scores van de eerder door klaagster ingevulde UBOS-vragenlijst. Op 19 oktober 2012 had verweerder spreekuurcontact met klaagster, waarna hij haar en de werkgeefster adviseerde de belasting te verlagen naar bijvoorbeeld 3 uur per dag, geen tijd- en tempodruk, niet-complexe taken en regelruimte en frequent inlassen van herstelmomenten. Verder adviseerde hij de belastbaarheid te verhogen door inschakeling van een psycholoog.

Verweerder en klaagster hadden contact via de e-mail, waarna verweerder op 29 oktober 2012 naar aanleiding van een spreekuurcontact onder meer noteerde:

"Voelt zich niets: suicidaal wel gedachten maar niet concreet. (...) Afweging geen accuut gevaar. Hulp op korte termijn."

Op 31 oktober 2012 schreef de leidinggevende van klaagster onder meer aan verweerder:

"Maar waar ik mij ernstig zorgen over maak is dat E laatst bij haar kwam kijken en zij op haar PC tevoorschijn toverde met de woorden "zo voel ik mij vandaag": IK BEN NIETS. (...) Maar wij zijn toch wel bang dat ze misschien suicidaal is en we weten niet zo goed hoe we hier mee om moeten gaan. Graag jouw advies hier nog over."

Op 5 november 2012 noteerde verweerder onder meer:

"D: depressie met automutilatie (straffen niets waard zijn.) TS gedachten niet concreet. Gaat niet goed, ziet het niet meer zitten. Slaat zich zelf. Gaat achteruit. Gevraagd naar TS gedachten, heeft ze wel maar deze zijn niet concreet. Daarnaast wil zij samen met haar moeder dood en die wil niet. Overwegen wel of niet crises dienst in te schakelen. (...) mi nog geen direct gevaar. Wel moeilijke beslissing gezien risico daarom ook overleg met collega F en G. HA informeren mag ik niet, heeft geen vertrouwen in die man. Afspraak gemaakt mij bellen als zij het niet meer ziet zitten."

Op 9 november 2012 berichtte de psycholoog aan verweerder onder meer;

"Zij slaat zichzelf omdat zij vindt dat zij straf verdient.(...) Ik begrijp van cliente dat zij blauwe plekken heeft laten zien als een kreet van wanhoop. Van, stuur mij niet naar huis, dat kan ik echt niet aan."

Op 13 november 2012 meldde de psycholoog aan verweerder onder meer dat er sprake was bij klaagster van een matig ernstige depressie.

De leidinggevende van klaagster meldde intussen meermalen aan verweerder dat klaagster (nieuwe) collega's belastte met haar `verhaal' en dat dit moest stoppen. Zowel jegens haar collega's als jegens verweerder uitte klaagster zich suicidaal.

Op 27 november 2012 noteerde verweerder:

"Manager belt dat mw niet te handhaven is. Nu weer gesproken over pers. Problematiek. Suicidaal uitgelaten Mensen gaan zich zorgen maken kan zo niet doorgaan. Onrust op het werk. Afgesproken Woensdag naar bank 9.00 uur. Dan met mw. Bespreken dat ze naar huis gaat om te herstellen. (...) Collega F situatie voorgelegd. , risico suicide besproken. Deelt visie. Zorgen voor vangnet, naar huisbrengen, moeder heeft slecht hart. HA inschakelen zo nodig. Lukt dat niet crisesdienst achter de hand."

en

"HA gevraagd of hij morgen beschikbaar is. Geeft aan dat collega er is., die kan ik bereiken als het nodig is. Zal / proberen met mevrouw samen naar de huisarts te komen of te bellen".

Op 30 november 2012 noteerde verweerder met betrekking tot hetgeen op 28 november 2012 was voorgevallen:

"gesprek met [naam leidinggevende] en mw. Aangegeven dat ik haar volledig ziek ga melden omdat de mensen op het werk onrustig werden van de suicide dreiging die zij met hun deelde. Dat dat ondanks de gesprekken en afspraken hierover gewoon is doorgegaan. (zowel ik als manager hebben meerdere keren hierover met haar gesproken). Ik geef aan dat ik haar met mgr/teamleider naar huis wil brengen (zal haar dan aan de huisarts overdragen)). Wil dat niet. Mw. Wordt heel boos, slaat hard tegen de ruiten. Aangegeven of naar huis brengen of naar crises dienst inschakelen. Wil niet naar huis gebracht. Gezien houding crises dienst ingeschakeld:

- mw. Heeft zich langere tijd al suicidaal uitgelaten

heeft de psycholoog afgezegd

- heeft mij niet geinformeerd

- erg overprikkeld, kijkt onrustig uit haar ogen

- mogelijk wanen (rand psychotisch) ik kan in haar hoofd kijken

- beperkt sociaal systeem.

- Overleg psy zien dit ook als potentieel risico.

Suicide risico mi te groot. Na overleg met mdw crises dienst psychiater die ook komt wordt mw. Door politie meegenomen naar het ziekenhuis H. Krijgt IBS

Contact huisarts: geinformeerd over opname/inschakelen crises dienst (zorg moeder)"

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:

- de manier waarop alles is gegaan rondom de opname bij H, hij had contact moeten opnemen met de familie van klaagster, haar schoonzuster was onderweg om haar op te halen van het werk;

- de schending van haar privacy, het contact met de huisarts en de informatie-uitwisseling met de werkgever;

- dat er geen juiste informatie aan haar is verstrekt over de contacten met de bedrijfsarts en de werkgever;

- dat vanaf de consulten met verweerder haar geestelijke en lichamelijke gezondheid er steeds meer op achteruit ging.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat de beslissing om de crisisdienst in te schakelen weloverwogen is geweest. Het besluit om klaagster met een IBS op te nemen was niet het zijne. Verder wijst hij erop dat hij intercollegiaal overleg heeft gehad. Met de huisarts heeft hij geen medisch-inhoudelijke informatie gedeeld, hij heeft deze er alleen op voorbereid dat klaagster zo nodig moest worden opgevangen. Dat hij informatie met de werkgever heeft gedeeld die hij uit privacyoverwegingen niet mocht delen is niet gebleken en wordt door hem ontkend. Verweerder was niet op de hoogte van het bestaan van een broer of schoonzus van klaagster, alleen dat zij een moeder op hoge leeftijd had.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college stelt ver voorop dat dit een voor een bedrijfsarts bijzondere situatie betrof. Het is alleszins voor te stellen dat verweerder zich ernstig zorgen maakte over de veiligheid van klaagster. Hij heeft er goed aan gedaan collega's te raadplegen en uitgebreid notities te maken in het dossier. Terecht heeft hij zich tevoren afgevraagd hoe, in het licht van de uitingen van klaagster dat zij het niet aankon als zij naar huis moest gaan, de zorg voor klaagster moest worden vormgegeven nadat zij te horen zou krijgen dat ze toch naar huis moest. Het is ongelukkig verlopen dat kennelijk ook een broer als contactpersoon was genoemd in het personeelsdossier van klaagster en dat zij op enig moment haar schoonzus had gebeld. Het staat echter niet vast dat verweerder dat wist en het lag ook op de weg van de werkgever om verweerder erover te informeren dat er ook een broer bekend was als contactpersoon. Derhalve voert het te ver om verweerder dienaangaande een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het getuigt van goede zorg dat verweerder in een situatie waarin er een conflict van plichten was, de huisarts heeft gebeld om de zorg voor klaagster, als zij naar huis zou komen, te regelen. Dat hij daarbij zijn geheimhoudingsplicht verder heeft geschonden dan noodzakelijk, is niet komen vast te staan. Gesteld voor de situatie dat klaagster niet naar huis wilde, heeft verweerder gezien het door hem als reeel in te schatten suiciderisico er goed aan gedaan de psychiater van de crisisdienst te bellen. Klaagster is onderzocht door eerst een spv-er en toen een psychiater en uiteindelijk is het diens beslissing geweest de procedure ter verkrijging van een IBS in gang te zetten. Dat ondersteunt verweerders inschatting dat er een reeel risico van gevaar voor klaagster was, hetgeen verder nog wordt onderbouwd door het gegeven dat klaagster tot 15 december 2012 opgenomen is geweest. Ten slotte kan het zo zijn zoals klaagster stelt dat vanaf de consulten met verweerder de geestelijke en lichamelijke gezondheid van klaagster er steeds op is achteruitgegaan, maar dat betekent nog niet dat dit aan verweerder is te wijten.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist. Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing worden gepubliceerd.

6. DE BESLISSING

Het college:

- wijst de klacht af.

- bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften `Medisch Contact', `Tijdschrift voor Gezondheidsrecht' en `Gezondheidszorg Jurisprudentie' en `Tijdschrift voor bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde'.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, dr. A.N.H. Weel en C.A.W.M. Hertog, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 27 november 2015 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.