Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2015:356

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:356

Datum uitspraak: 03-12-2015

Datum publicatie: 04-12-2015

Zaaknummer(s): c2015.086

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij op een rechtszitting onjuiste informatie heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

--------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.086 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

K., psychiater, werkzaam te L., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. W.R. Kastelein, advocaat te Zwolle.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 26 juni 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen K. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 2 februari 2015, onder nummer 117/2014 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Van de zijde van de psychiater is een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.037, C2015.064, C2015.066, C2015.067, C2015.087, C2015.088, C2015.089, C2015.090, C2015.091, C2015.092, C2015.110, C2015.112 en C2015.113 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 oktober 2015, waar namens de psychiater zijn gemachtigde mr. Kastelein is verschenen. Klager is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. FEITEN

De klacht tegen verweerder betreft hetgeen verweerder over klager heeft gezegd op een rechtszitting op 29 november 2012.

Klager, geboren in 1988, is bekend met schizofrenie van het paranoide type. Tevens is sprake van alcohol- en cannabisafhankelijkheid. Klager gebruikt sinds 2011 geen antipsychotica meer. Hij heeft geen ziektebesef en -inzicht. Hij is in zijn ogen niet ziek en medicatie is naar zijn mening niet nodig.

In 2010 is klager opgenomen met een IBS en later een RM wegens psychose met toenemend agressief gedrag. Sindsdien is klager in psychiatrische zorg.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij op de rechtszitting van 29 november 2012 onjuiste informatie zou hebben verstrekt en klager, die niet schizofreen is, in een psychiatrische inrichting wilde hebben.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- samen met de thans mede aangeklaagde behandelaren aan dat dit de derde tuchtprocedure is die klager bij het tuchtcollege aanspant tegen een groot aantal, deels dezelfde, behandelaren met in grote lijnen, steeds dezelfde verwijten. Verweerders kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat iedere keer dat zij verweer voeren en daarbij relevante dossierstukken overleggen klager reageert met nieuwe klachten tegen verweerders en tegen nieuwe artsen die hij in het dossier tegen komt.

Verweerders raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat dit niet het doel kan zijn van tuchtrecht. Zij stelt zich op het standpunt dat klager misbruik maakt van zijn recht om te klagen en verzoekt het college om klager niet ontvankelijk te verklaren in de door hem ingediende klachten.

Verder stelt verweerder zich met betrekking tot de onderhavige klacht op het standpunt dat de tegen hem ingediende klacht niet ontvankelijk is omdat hij op de bedoelde rechtszitting niet aanwezig was.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Met betrekking tot het niet-ontvankelijkheidsverweer overweegt het college het volgende. Dit verweer slaagt niet.

Artikel 51 Wet BIG (ne bis in idem) verhindert al deels dat misbruik wordt gemaakt van het recht tot klagen.

Het klaagschrift, samen met de aanvullingen daarop voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit te stellen eisen. Bijzondere, de onderhavige verweerder betreffende omstandigheden die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat in deze zaak het recht tot klagen wordt misbruikt zijn gesteld noch gebleken. Dus dient de klacht door het college in behandeling genomen te worden.

5.2

Met betrekking tot de gegrondheid van de klacht wijst het college er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

De klacht tegen verweerder betreft uitlatingen die hij zou hebben gedaan op een rechtszitting op 29 november 2012. Verweerder voert aan dat hij bij deze rechtszitting niet aanwezig is geweest. Nu klager zijn verwijt tegen verweerder niet nader heeft onderbouwd dient verweerder in zijn stelling gevolgd te worden. Dat brengt met zich dat de klacht tegen verweerder wegens gebrek aan feitelijke grondslag als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager, zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege, zijn klacht herhaald.

4.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn hoger beroep en subsidiair tot verwerping van het hoger beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn hoger beroep nu hij zijn klacht, althans zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege het beroepschrift van klager, opnieuw en in volle omvang aan de orde stelt in hoger beroep. Voor het overige is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat, nu klager ook in hoger beroep zijn klacht niet nader heeft onderbouwd, de psychiater in zijn stelling moet worden gevolgd dat hij niet aanwezig is geweest op de rechtszitting gehouden op 29 november 2012.

4.4 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voorts geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. W.P. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof. dr. P.P.G. Hodiamont, leden- beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

3 december 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.