Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZRSGR:2015:163

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2015:163

Datum uitspraak: 22-12-2015

Datum publicatie: 22-12-2015

Zaaknummer(s): 2014-254

Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een arts. Bij WIA-herbeoordeling onzorgvuldig en niet objectief gehandeld. (1) Geen grondig onderzoek gedaan en geen informatie ingewonnen bij de behandelende artsen. Gegrond. Onvoldoende onderzoek gedaan, niet lichamelijk onderzocht en geen contact gezocht met behandelaars. De arts had op basis van dagverhaal van klager niet tot zijn conclusie mogen komen. (2) Rapport niet deugdelijk (medisch) gemotiveerd. Gegrond: Aan de conclusie dat ondanks gemelde verslechterde gezondheidstoestand van klager diens belastbaarheid hoger diende te worden ingeschat dan bij de vorige beoordeling worden verzwaarde motiveringseisen gesteld. Daaraan heeft de arts niet voldaan. (3) Klager onheus bejegend tijdens een telefoongesprek. Ongegrond: Partijen spreken elkaar tegen. Ook geen aanwijzing dat de arts politieke motieven had voor zijn beoordeling. Waarschuwing.

Datum uitspraak: 22 december 2015

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

niet verschenen,

tegen:

C, arts,

werkzaam te D,

verweerder,

gemachtigde: E, werkzaam te F.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 10 oktober 2014

- de brief van klager d.d. 30 oktober 2014

- het verweerschrift met bijlagen

- de repliek met bijlagen

- de dupliek.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 4 november 2015. Verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, is verschenen en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht. Klager is niet verschenen.

2. De feiten

2.1 Klager, geboren in 1981, is op 25 januari 2010 wegens psychische

klachten ziek gemeld als WW-gerechtigde voor zijn werk als vestigingsassistent. Klager werd vervolgens behandeld bij een GGZ-instelling wegens een psychiatrische stoornis.

2.2 In januari 2012 is klager door een arts van het UWV onderzocht in het kader van een

WIA Einde Wachttijd beoordeling. Deze arts heeft een verzekeringsgeneeskundig rapport d.d. 20 januari 2012 en een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarbij een urenbeperking van 20 uur per week werd vastgesteld, op basis waarvan klager WIA-gerechtigd werd met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 60,27%.

2.3 Begin 2014 heeft klager aan het UWV laten weten dat zijn gezondheidssituatie was

verslechterd zowel doordat zijn psychische klachten waren verergerd als doordat bij hem HIV was vastgesteld.

2.4 Op 11 juni 2014 heeft verweerder, destijds als basisarts werkzaam bij het UWV te

D, klager gezien in het kader van een herbeoordeling in verband met de melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Verweerder heeft toen tegen klager gezegd dat er sprake was van enige toename van diens beperkingen.

2.5 Verweerder heeft vervolgens in zijn terzake opgemaakte rapport van 12 juni 2014

en verbeterde belastbaarheid in uren (30 uur per week) vastgesteld ten opzichte van de in 2012 vastgestelde belastbaarheid in uren (20 uur per week).

2.6 Na rapportage door een arbeidsdeskundige is het arbeidsongeschiktheidspercentage

van klager gesteld op minder dan 35%.

2.7 Bij brief van 2 juli 2014 heeft het UWV aan klager meegedeeld dat hij per 3

september 2014 geen WIA-uitkering meer krijgt.

3. De klacht

De klacht luidt - samengevat weergegeven - dat verweerder onzorgvuldig, niet objectief en vanuit politieke motieven heeft gehandeld bij de herbeoordeling van klager. Het gesprek op 11 juni 2014 heeft volgens klager slechts 10 minuten geduurd; er heeft geen grondig onderzoek plaatsgevonden. Verweerder heeft geen informatie ingewonnen bij de behandelende artsen van klager. Verweerder heeft voorts zijn rapport niet deugdelijk (medisch) gemotiveerd. Daarnaast verwijt klager verweerder dat deze hem onheus heeft bejegend tijdens een telefoongesprek in augustus 2014.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Volgens verweerder heeft het spreekuur 30-40 minuten geduurd. Verweerder heeft aangevoerd dat de informatie van klager in combinatie met het eigen onderzoek van verweerder voldoende gegevens opleverden om een gefundeerd oordeel te vormen over de belastbaarheid van klager. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat klager tijdens het gesprek psychisch stabiel leek, een helder verhaal had en alleen naar het gesprek kwam. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij de urenbeperking van de vorige beoordeling uit 2012 niet kende ten tijde van zijn gesprek met klager, waardoor hij op dat moment niet aan klager kon meedelen dat diens belastbaarheid hoger zou worden ingeschat. Op grond van het eigen relaas van klager over zijn dagbesteding (dagverhaal) achtte verweerder een urenbeperking met een belastbaarheid van 6 uur per dag (30 uur per week) adequaat. Verweerder stelt dat hij een en ander in een telefoongesprek met klager in augustus 2014 heeft toegelicht, en ook de reden waarom hij dit tijdens het spreekuur niet had aangegeven. Verweerder heeft erop gewezen dat zijn verslaglegging, omdat hij geen verzekeringsgeneeskundige was, is getoetst door een ervaren verzekeringsarts.

5. De beoordeling

5.1 Het College is van oordeel dat de klacht op een aantal onderdelen gegrond is.

5.2 Aan de conclusie van verweerder dat, ondanks de gemelde verslechterde gezondheidstoestand van klager (HIV-positief en toegenomen psychische klachten), diens belastbaarheid hoger diende te worden ingeschat dan bij de vorige beoordeling in 2012, worden verzwaarde motiveringseisen gesteld. Aan die motiveringseisen heeft verweerder in het door hem opgemaakte rapport niet voldaan. Het rapport bevat slechts een summiere beschrijving van onderzoeksbevindingen, recente gegevens uit de behandelend sector zijn niet opgenomen, terwijl niet helder en inzichtelijk is gemotiveerd waarom verweerder tot een betere belastbaarheid besluit.

5.3 De conclusie van verweerder is ook inhoudelijk ongegrond. Verweerder heeft in de gegeven omstandigheden onvoldoende onderzoek bij klager verricht. Verweerder heeft klager niet lichamelijk onderzocht en geen contact gezocht met de behandelaars van klager. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij op basis van het dagverhaal van klager heeft geconcludeerd dat de belastbaarheid van klager beter was dan in de FML uit 2012 was vastgesteld. Het College is van oordeel dat verweerder enkel op basis van het dagverhaal van klager niet tot deze conclusie had mogen komen. Daarbij overweegt het College dat klager leed aan een psychiatrische aandoening, waarvoor kenmerkend is dat die een wisselend beloop kan hebben en waarvoor klager weer onder intensieve behandeling was gekomen. Daarnaast was bij klager HIV vastgesteld waarvoor klager onder behandeling was van een internist, hetgeen de lichamelijke belastbaarheid van klager zou kunnen beinvloeden, terwijl klager zelf ook een verminderde lichamelijke belastbaarheid aangaf.

5.4 Het College is verder van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om, toen hij na afloop van het gesprek met klager in zijn rapport concludeerde tot een verbeterde belastbaarheid ten opzichte van 2012, op eigen initiatief contact op te nemen met klager om hem dit mee te delen. Klager had zich immers tot het UWV gewend in verband met een verslechtering van zijn gezondheid en verweerder had klager tijdens het gesprek in juni 2014 ook meegedeeld dat diens arbeidsbeperking was toegenomen en daardoor mogelijk het arbeidsongeschiktheidspercentage licht zou stijgen. Klager had dus geen reden om te verwachten dat zijn belastbaarheid juist hoger zou worden vastgesteld.

5.5 Het verwijt dat klager door verweerder onheus is bejegend tijdens het telefoongesprek van augustus 2014 is niet komen vast te staan, nu partijen elkaar op dit punt tegenspreken. Evenmin is er een aanwijzing dat politieke motieven verweerder tot zijn beoordeling hebben gebracht.

5.6. Bij al het voorgaande overweegt het College nog dat het feit dat verweerder als basisarts onder supervisie van een verzekeringsarts werkt, hem niet ontslaat van zijn eigen verantwoordelijkheden.

5.6 De conclusie is dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij ten opzichte van klager behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht is dan ook op vrijwel alle onderdelen gegrond.

5.7 Het College acht de maatregel van een waarschuwing passend en zal een verdergaande maatregel achterwege laten, omdat verweerder onervaren was en onder supervisie werkte ten tijde van de verweten handelwijze.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

legt op de maatregel van waarschuwing.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. H.M. Wattendorff, lid-jurist, M. Keus, prof. dr. A.M. van Hemert, dr. B. van Ek, leden-artsen, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2015.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.