Kerstoverweging door burgemeester Roolvink bij concert Stadskoor Gra..


"En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in de kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg." (Lukas hoofdstuk 2, vers 7)".

Dames en heren, eind september heb ik samen met de heer Siebers van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de eerste steen gelegd voor de nieuwbouw van het asielzoekerscentrum Grave. Ik wilde toen in mijn speech niet ingaan op het hedendaagse vluchtelingenvraagstuk. Simpelweg omdat daar al
meer dan genoeg over gezegd wordt. Ik had niet de indruk dat ik daar op dat moment nog nieuwe perspectieven in zou kunnen aanbrengen.

Vandaag, bij deze kerstoverweging, ligt dat anders. In deze donkere dagen, bij uitstek de tijd van reflectie en verinnerlijking, moet ik, als ik aan de talloze vluchtelingen denk die bij ons om hulp aankloppen, vaak aan die zin denken: .... "omdat er voor hen geen plaats is in de herberg". De
vraag is waarom er geen plaats is.

Dames en heren, begrijp me goed. Ik pleit hier niet voor een ongelimiteerd "opengrenzenbeleid". En ook zeker zie ik wel dat er voor de "gelukszoekers" waarschijnlijk geen plaats kan zijn in onze samenleving. Mettertijd zullen zij terug moeten naar het land van herkomst of hun geluk elders
moeten beproeven. Zijn wij overigens niet allemaal op zoek naar een sprankje geluk?

Wat mij wel verbaast en misschien ook wel irriteert is de "tone of voice" van het debat zoals die door bepaalde groepen in onze samenleving wordt gebruikt. De overheid worstelt zichtbaar met het vluchtelingenvraagstuk maar doet desondanks geweldig haar best om het probleem het hoofd te bieden.
Om de vluchtelingen die daadwerkelijk onderdak behoeven dat ook te bieden. En nog gaat dat. Maar de wijze waarop er in ons land door bepaalde groepen gesproken wordt over vluchtelingen gaat alle perken te buiten. Er worden daarbij weinig vriendelijke en meelevende woorden gebruikt voor hen die
hun land ontvluchten voor de dreiging van oorlog en geweld.

Waar komt die boosheid toch vandaan? In het Brabants Dagblad van 28 november jl., stond een lezenswaardig interview met hoogleraar Maatschappelijke Bestuurskunde Gabriel van den Brink. Van den Brink, socioloog, neemt afscheid van de Tilburg University en dat was voor de interviewer aanleiding
om te vragen naar zijn visie op de stand van het land.

Van den Brink merkt op dat het beeld over de stand van het land zich sterk afzet tegen de realiteit. Hij komt met eenvoudige voorbeelden. Ik citeer: "Als ik hoor dat zich bij iemand thuis een heftige ruzie heeft afgespeeld, dan wordt mijn verbeelding aan het werk gezet. Ik stel me een
levendige scene voor waarbij de man zich misdraagt en zijn kinderen en vrouw te lijf gaat. Zoiets vertel je door. Dat is heel menselijk. Maar het gaat om een beeld van de werkelijkheid en niet om de werkelijkheid zelf." Einde citaat.

Van den Brink meent dat `enkel in onze verbeelding de hoeveelheid ellende explodeert'. En voegt daaraan toe dat die verbeelding iets heel anders is dan de realiteit, waarin het geweld reuze meevalt. Om vervolgens te constateren dat het goed gaat met ons land.

Naar mijn mening lijkt het zo ook te gaan met de komst van vluchtelingen. Incidenten worden opgeblazen, niet in de laatste plaats omdat elk incident als nieuwsfeit door de diverse media wordt opgepikt en zo meermalen per dag voorbijkomt. Dat schept een enorme verbeelding en dat voedt de angst
en de onzekerheid. Beelden ontstaan van vreemdelingen die uit zijn op ons bezit en onze vrouwen. Maar, om enigszins vrij naar Van den Brink te spreken, "Hoe vaak maakt u zelf nou een incident mee met een vluchteling?"

Dames en heren, het gaat goed met ons land, de economie trekt aan, Nederland is nog steeds een van de meest welvarende landen ter wereld. Ja, er is nog te veel armoede maar niemand gaat hier dood van de honger of moet leven op straat. En bovenal, niemand hoeft te vluchten voor oorlogsgeweld of
onderdrukking. Ook de onderlinge verhoudingen tussen bevolkingsgroepen gaat steeds beter, is in ieder geval minder erg dan in de verbeelding leeft. De onderlinge solidariteit is hoog. Om een voorbeeld te geven: bijna de helft van de Nederlanders zet zich op de een of andere manier met
vrijwilligerswerk in voor de medemens.

De vraag is nu of wij de nieuwkomers, waarvan er ongetwijfeld velen voorgoed in ons land zullen blijven, gaan omarmen en hen een volwaardige plaats in ons midden geven. Of gaan we, zoals bepaalde groepen in onze samenleving zouden willen, beelden creeren die niets van doen hebben met de
werkelijkheid en sturen we daarmee aan op een land waarin bevolkingsgroepen tegenover elkaar komen te staan en waarbij onze samenleving onherroepelijk uiteen valt. Uiteindelijk is dus de kernvraag, wijzen wij hen de deur, wat op den duur zal leiden tot tweedracht, of is er plaats voor hen in
onze herberg?

Ik wil u dit als kerstoverweging meegeven.

Dank u wel.