Nieuwjaarsspeech burgemeester Niederer


Maandagavond 4 januari, tijdens de Nieuwjaarsreceptie, sprak burgemeester zijn Nieuwjaarsspeech uit voor de stad met de titel: De goede snelle voortgang.

Burgemeester Jacques Niederer:

Dames en heren,

Van harte welkom in de Sint Jan op de jaarlijkse nieuwjaarsreceptie van onze gemeente. Graag wens ik u, mede namens het gemeentebestuur en de gemeenteraad, een gelukkig en voorspoedig 2016. Dat 2016 u voorspoed mag brengen, zowel prive als zakelijk.
Voorspoed. Een mooi woord. Een oud woord ook. Al in de dertiende eeuw werd het woord gebruikt en betekende toen: goede snelle voortgang.
Ik wens u allen goede snelle voortgang toe. En dat wens ik ook onze gemeenschap, de stad Roosendaal en de dorpen Heerle, Nispen, Moerstraten, Wouw en Wouwse Plantage.
Hoe goed en snel is de voortgang van onze gemeente? Waar staan we? Gaan we snel en goed genoeg?
Het is altijd moeilijk om precies te bepalen waar je staat in het hier en nu. Dat veronderstelt immers, dat je tegelijkertijd achter- en vooruit kunt kijken en een volledig perspectief hebt.
Toch zie ik een beweging die kansrijk is en iets zegt over de kracht van onze samenleving. Een samenleving die zich voor de taak gesteld ziet om te ontdekken hoe ze goede snelle voortgang realiseert in een veranderend samenwerkingsspel.

Wat ik zie en ervaar, is dat onze gemeente horizontaliseert. Ik bedoel daarmee dat ze platter wordt in de zin van minder hierarchisch.
Er ontstaan in dit proces ook veel nieuwe en onverwachte verbindingen. Mensen bewegen zich steeds meer en steeds vaker in allerlei verschillende netwerken. Dat kan ook vanwege de sociale media. Mensen spreken met elkaar en delen op datzelfde moment ook nog met derden wat ze met elkaar
bespreken. Verstuurde of geposte berichten worden pijlsnel opgepakt en doorgegeven. En voordat je het weet, is er een samenwerking ontstaan of een nieuw initiatief geboren. Zonder dat er iets van bovenop is opgelegd. Dit gebeurt gewoon. Dat werkt niet alleen prive zo, maar ook zakelijk. En
het gebeurt ook door elkaar heen.

Mensen willen nu eenmaal graag dingen met elkaar delen. Uit enthousiasme of uit overtuiging. Aftasten of iets werkt of op steun kan rekenen. En door de sociale media kunnen ideeen, initiatieven als bijvoorbeeld crowdfunding of een ander soort samenwerking snel en horizontaal tot stand komen.
Juist vanwege de verbindende factor van het doel zelf.

Dit zegt ons dat maatschappelijke oplossingen allang niet meer door de overheid of een sector alleen worden bedacht. Maar dat burgers zelfstandig en met elkaar tot dingen komen. Zonder dat de overheid daar bemoeienis mee heeft. Die bemoeienis hoeft ook niet per definitie plaats te vinden en
die zoekt de overheid ook niet per definitie op. Maar zelfs als de overheid die bewegingen van onderop niet zou wensen, dan nog ontstaan ze.

Nu zou je kunnen zeggen. Dat is mooi, dat komt de overheid goed uit. Die trekt zich terug en laat het steeds vaker en graag aan de burgers zelf over. En als de overheid zich terugtrekt, ontstaat er ruimte. En waarom zouden burgers, instellingen of organisaties niet zorgvuldig en zelfstandig
met die ruimte kunnen omgaan?

Zeker kan dat. Kijk maar naar het programma Vitale Wijken en Dorpen. Daar werkt de gemeente samen met partnerorganisaties, instellingen,
bewoners en andere partijen om de leefbaarheid in de buurten te vergroten. Bewoners wordt ook gevraagd zelf actief zaken te regelen en mee te doen. Zo krijgen burgers meer zeggenschap over inrichting, beheer en onderhoud van de openbare ruimte en over welzijnsactiviteiten. Per wijk of dorp
ontstaat maatwerk en wordt de energie daarop gericht waar die wenselijk of nodig is.

Een actueel voorbeeld is hoe Nispen de Dorpen Derby-winnaar 2015 werd. Met 125 vrijwilligers is een prachtig cultureel initiatief ontwikkeld, voor en door Nispenaren dat op veel draagvlak in het dorp kan rekenen. Juist omdat het van onderop is bedacht en uitgevoerd.

Maar er zit ook een keerzijde aan al deze mogelijkheden. Of misschien beter gezegd: een begrenzing aan dit zichzelf veranderende speelveld. Want er kan ook onbalans ontstaan. Bijvoorbeeld als er ruimte wordt gegeven, die wordt ingenomen door degene die het hardst roept. Dat `het recht van de
hardste roeper gaat gelden'. Dan ontstaat er een situatie die van onderop wordt gestart en van bovenaf binnen dezelfde groep wordt gesmoord.

Ik noem het voorbeeld van een samenleving die vluchtelingen wil opvangen, zich daarvoor wil inzetten, maar door schreeuwers en herrieschoppers lijkt te worden gegijzeld. We hebben het onlangs nog in den lande zien gebeuren.

Ruimte geven en ruimte laten innemen, betekent dus ook dat je als overheid een beeld moet hebben van de ruimte die je geeft en de spelers die vervolgens het veld op gaan. Dat je monitort of de gegeven ruimte letterlijk ruimte aan iedereen laat. Of dat de grootste schreeuwer iedereen
wegspeelt totdat hij het hele veld voor zichzelf alleen heeft. Dat laatste willen we uiteraard niet. Want het recht van de sterkste is niet wat de uitkomst van horizontalisering mag zijn.

Toch zullen we als overheid bepaalde onderwerpen meer los moeten laten, om ze een kans te geven daar waar dat mogelijk is. Of omdat het succes ervan niet van de overheid afhangt, maar van de energie en het handelen van burgers zelf.

Een succesvol voorbeeld in onze gemeente zien we bij de buurtpreventieteams. Daarin zijn nu zo'n 500 Roosendalers actief, verdeeld over bijna 30 teams. Die teams ontstaan uit eigen initiatief. Wat de gemeente doet, is monitoren of er voldoende draagvlak is en iedereen op een lijn zit. Dat
aan de ronde tafel een evenwichtige en realistische vertegenwoordiging van de buurt is aangeschoven. Mensen die zich door politie en brandweer over hun rol laten instrueren, waardoor de ruimte uiteindelijk wordt ingevuld vanuit het algemeen belang.

Dat niet de hele gemeente Roosendaal zich zo heeft georganiseerd, is begrijpelijk. Immers, of een initiatief als buurtpreventie van de grond komt, heeft te maken met de sociale verbindingen in de buurt: of mensen elkaar kennen, elkaar opzoeken en het met elkaar aandurven. Het lukt dus ook
niet overal. Of, het lukt nog niet. En dat hoeft ook niet. Want initiatieven als deze mogen ook geen blauwdruk zijn. Initiatieven ontstaan immers, als mensen er aan toe zijn. Niet omdat de overheid ze wil of oplegt.

Ik juich de verschillen dan ook toe. De hoogste vorm van gelijkheid is immers de ongelijkheid door zelfverkozen verschillen. Dat is ook democratie.

Nu lijkt het er op, alsof er voor iedereen aan deze ronde tafel een natuurlijke plek is. Dat is theoretisch ook zo, maar durft iedereen die plek ook in te nemen? Zien alle burgers de ruimte die er ontstaat ? Weten ze dat er onbezette stoelen zijn? En zijn ze in staat of voornemens om op een
lege stoel te gaan zitten? Naast hun buurvrouw, de winkelier, de advocaat?

Horizontalisering gaat uit van de kracht van de samenleving. Maar de samenleving is niet altijd krachtig. Kan de samenleving ook haar zwaktes opvangen? Doet iedereen vanzelfsprekend mee? En werkt dat ook zo?

Ik constateer dat de verwachtingen richting de overheid achterlopen bij de nieuwe rollen van diezelfde overheid. De nieuwe overheid die zegt: neem plaats aan die ronde tafel. Ga met elkaar in gesprek. Doe waarvan je vindt dat het voor jouw wijk of buurt belangrijk is. En klop bij ons aan als
je de overheid nodig hebt om een plan verder te brengen. Dan kunnen we ondersteunen of meedenken waar de ruimte geboden kan worden. Of kunnen we regelgeving aanpassen? Maar niet voor iedereen is dit een logische stap.

Decennialang zijn we door de staat verzorgd met het bekende "van-de- wieg-tot-het-graf"-principe. Generaties zijn met deze gedachte en verwachtingen grootgebracht. En dat heeft tot een zekere verwencultuur geleid. De overheid die nog te vaak als een verzekering wordt gezien, de overheid
waarop je altijd een beroep kunt doen.

Die zorgvuldig opgebouwde verwachtingen kunnen we als overheid niet meer waarmaken. Het is niet zo, dat wat we in tientallen jaren hebben opgebouwd, in hoog tempo zullen afbreken. Maar we zullen de verzorging op onderdelen moeten gaan reduceren. En dat betekent dat er ruimte ontstaat. En we
verwachten in deze nieuwe realiteit, dat burgers meer zelf gaan bijdragen en meer zelf gaan doen.

Voor de generatie die met digitalisering is opgegroeid, is het misschien gemakkelijker om een plek aan de ronde tafel van de horizontalisering in te nemen. Zij hebben de verzorgingsstaat niet gekend en weten zogezegd niet beter. Maar er zullen ook mensen zijn voor wie dat genuanceerder ligt.
Die daarom gehinderd worden in het meedoen.

Als burgemeester ben ik de burgemeester van iedereen, van alle generaties. Het is mijn, maar ook onze gezamenlijke, dure opdracht om de kloof tussen de generaties te overbruggen.

De overheid komt meer op afstand te staan en moet haar eigen rol en positie herzien. In de wetenschap ook, dat sommige rollen zeer hard nodig blijven en niet alles met horizontalisering kan worden opgelost of aangestuurd.
Waar moet de aandacht, de invloed van de overheid dan in zitten? Waar moet ze acteren en naar voren treden of waar juist niet?
Ik las een mooie passage in het boekwerk Overheidsparticipatie in een energieke samenleving. Daarin staat, ik citeer: "Het beeld van de actieve en assertieve samenleving betekent dat de overheid er vaker als partij tussen of naast staat, hoewel altijd met heel specifieke bevoegdheden, zoals
wetgeving, handhaven van de publieke orde, het geweldsmonopolie, sanctietoepassing en belastingheffing. En met bijzondere verantwoordelijkheden. De overheid blijft ook in een energieke samenleving de hoeder van het algemeen belang. Bijvoorbeeld via het bepalen van publieke doelen. De
overheid is nooit een partij als alle anderen, maar is voor het bereiken van haar doelen wel steeds meer afhankelijk van wat anderen doen." Einde citaat.
Ik noem dit de vierkante tafel. De tafel die verticaal optreedt, top-down als dat nodig is. De tafel die burgers via hun stemrecht aan andere burgers - politici en bestuurders - hebben uitbesteed die vervolgens verantwoording afleggen over hun handelen. Een plek met specifieke bevoegdheden,
zoals wetgeving, handhaven van de publieke orde, het geweldsmonopolie, sanctietoepassing en belastingheffing. De tafel die de lead neemt en waarvan het tafelhoofd iets kan zeggen namens en over anderen.

Deze vierkante tafel is de natuurlijke plek van de overheid, waar geen horizontalisering aan te pas komt - die immers verticaal is -, maar die zich wel moet blijven verhouden tot de tendens van horizontalisering. En juist daarom, in de context van een veranderend speelveld waar
horizontalisering haar intrede doet - naast verticalisering -, heeft de overheid de dure plicht om over die rol transparant te zijn. Te blijven vertellen wat ze doet en waarom. Om steeds en altijd uit te leggen waarom ze corrigerend en normbevestigend optreedt. En om duidelijk te maken waar
ze aan burgers de gevraagde of ongevraagde zekerheid kan blijven bieden. Omdat wie niet aan de vierkante tafel zit, dit moet kunnen weten en begrijpen.
En tegelijkertijd stapt de overheid in die andere gedaantes, doet minder dan vroeger of doet het anders. Minder formeel, soms onderhandelend, faciliterend of van een afstand toekijkend. Dat kan verwarrend zijn en kansrijk tegelijk.
Terugkomend op de vraag die ik aan het begin stelde. Gaan we goed en snel genoeg? Houdt de verticale overheid de horizontale wereld in voldoende mate bij? Zijn we voldoende betrokken als overheid, maar ook bescheiden als dat kan. Zijn we voldoende zichtbaar zonder per definitie op de
voorgrond te treden?
We zitten midden in het proces van horizontalisering. De toekomst kunnen we niet zien. En daarom is het perspectief ook incompleet. Maar de kern is dat de samenleving zo gaat functioneren en dat je de trend niet kunt tegenhouden. Het is dus niet de vraag of we het zo willen, maar hoe we het
zo goed mogelijk met elkaar kunnen organiseren en doen.
Laten we elkaar in het belang van Roosendaal vooral blijven prikkelen. En laten we de dialoog opzoeken daar waar die nodig is om goede snelle voortgang te boeken. Een dialoog, niet voor een dag, maar voor elke dag in het jaar. Dat wens ik u en ons toe.

Dank u wel.