TK Wijziging toelatingsregeling buitenlandse investeerders

Datum 8 januari 2016

Onderwerp Wijziging toelatingsregeling buitenlandse investeerders

Inleiding

In mijn brief van 30 september jl. (Handelingen II, 30 573, nr. 132) over de toelatingsregelingen voor zelfstandigen en start-ups heb ik aangegeven ook de toelatingsregeling voor buitenlandse investeerders te willen wijzigen. Hierbij doe ik u mijn voorstel tot wijziging van deze toelatingsregeling toekomen.

Evaluatie toelatingsregeling buitenlandse investeerders

Aanleiding voor het aanpassen van de regeling is het geringe aantal aanvragen om verblijfsvergunningen op basis van deze regeling. Sinds de inwerkingtreding op 1 oktober 2013 zijn er tot 1 augustus jl. tien aanvragen ingediend. Op één aanvraag, van een Zuid-Afrikaanse investeerder, heeft de IND positief beslist. Overige aanvragen zijn afgewezen omdat zij niet aan de voorwaarden voldeden of zijn buiten behandeling gesteld omdat de vereiste informatie niet is overgelegd of leges niet zijn betaald.

Ik ben nagegaan wat de reden is van de geringe belangstelling. Uit de vele gesprekken die het ministerie van Veiligheid en Justitie, de IND en RVO hebben gevoerd met betrokken bedrijven en personen (onder meer accountants, vreemdelingenadvocaten, investeerders, en vertegenwoordigers van het Chinese bedrijfsleven) blijkt dat de toelatingsregeling een aantal knelpunten kent. De twee belangrijkste zijn de duur van de eerste verblijfsvergunning (maximaal één jaar) en de vereiste accountantsverklaring.

Regelingen in andere EU-lidstaten

In mei 2015 heeft het Europees Migratie Netwerk een compilatie van soortgelijke toelatingsregelingen in andere EU-lidstaten gepubliceerd. Daaruit blijkt dat Nederland op een aantal punten aanzienlijk restrictiever is dan andere lidstaten. Het gaat daarbij om de geldigheidsduur van de eerste verblijfsvergunning, de waarborgen tegen witwassen van zwart/crimineel verkregen vermogen, de wijze waarop moet worden geïnvesteerd en de hoogte van de investering. Voor een overzicht van de belangrijkste punten uit de andere toelatingsregelingen verwijs ik u naar de tabel in de bijlage bij deze brief.

Wijziging van de toelatingsregeling

Het bovenstaande is voor mij aanleiding om de toelatingsregeling op drie punten aan te passen. Ik wil de geldigheidsduur van de eerste verblijfsvergunning wijzigen van één naar drie jaar, het vereiste van de accountantsverklaring laten vervallen en het toetsingskader aanpassen. Ook wil ik investeringen in onroerend goed voor bewoning uitsluiten van de regeling. Hieronder worden deze punten verder toegelicht. Uitgangspunt van de regeling blijft het aantrekken van buitenlandse investeerders die positief bijdragen aan de Nederlandse economie, waarbij witwassen wordt voorkomen.

a. Geldigheidsduur van de eerste verblijfsvergunning

De geldigheidsduur van de eerste verblijfsvergunning bedraagt één jaar; bij een aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning toetst de IND of nog steeds aan de toelatingsvoorwaarden wordt voldaan. Bij de buitenlandse investeerder ontstaat daardoor onzekerheid of na dat jaar het verblijf kan worden voortgezet, omdat het risico bestaat dat regelgeving en uitvoering kunnen wijzigen, waardoor zijn verblijfsvergunning niet wordt verlengd.

Uit het EMN-rapport blijkt dat veel andere lidstaten de eerste verblijfsvergunning afgeven voor drie of vijf jaar. Ik wil dan ook de geldigheidsduur van de eerste verblijfsvergunning wijzigen van één naar drie jaar. Als bij de aanvraag om verlenging niet meer aan de toelatingsvoorwaarden wordt voldaan, wordt de verblijfsvergunning niet verlengd.

b. De accountantsverklaring

Volgens de huidige regeling moet de buitenlandse investeerder een accountantsverklaring overleggen, waarin staat dat niet is gebleken dat het te investeren vermogen een malafide herkomst heeft. Daarnaast checkt de IND bij de Financial Intelligence Unit (FIU) of de buitenlandse investeerder gelinkt kan worden aan een verdachte transactie. Is dat het geval, dan zal de IND de aanvraag om de verblijfsvergunning weigeren.

Uit overleg met de accountancy-sector blijkt de accountantsverklaring op problemen te stuiten. Voor zover het al mogelijk is om het totale vermogen van de vreemdeling te traceren, is het bepalen van de herkomst ervan moeilijk, zeker wanneer die in een verder verleden ligt. Vervolgens kunnen vreemdelingen legitiem vermogen hebben opgebouwd, maar als zij daarnaast nog ander vermogen hebben, is het feitelijk niet of nauwelijks vast te stellen welk deel van het vermogen wordt aangewend voor de investering. Daarnaast wordt het onderzoek bemoeilijkt doordat dit veelal in het land van herkomst moet worden uitgevoerd (naar verwachting vooral Aziatische landen), waar financiële stromen vaak minder goed zijn geadministreerd en minder vaak verlopen via officiële financiële instellingen.

Wanneer een accountant de vereiste verklaring afgeeft, geeft dit dan ook een hoge mate van schijnzekerheid, terwijl zij wel verwachtingen schept bij zowel de overheid als het bedrijf waarin de buitenlandse investeerder wil investeren. Op het punt van het tegengaan van witwassen is Nederland in de EU het meest restrictief. Geen enkele lidstaat stelt het vereiste van een accountantsverklaring. De FIU-verklaring wordt alleen in Hongarije gevraagd. De meeste lidstaten stellen als vereiste dat de financiële instelling een due dilligence onderzoek verricht (zoals financiële instellingen in Nederland ook zijn verplicht op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terroristische organisaties (Wwft)) en/of dat de buitenlandse investeerder een Verklaring omtrent Gedrag overlegt.

Gelet op de problemen met het afgeven van de accountantsverklaring en de schijnzekerheid die deze verklaring biedt, ben ik voornemens om deze voorwaarde te laten vervallen. Ik handhaaf de FIU-toets. Dit is een belangrijk instrument tegen witwassen, ook in preventief opzicht.

c. Andere toetsing

De huidige regeling is sterk toegespitst op investeringen in innovatieve ondernemingen. De aanvraag om een verblijfsvergunning wordt getoetst aan een puntensysteem, waarbij punten kunnen worden verkregen op drie onderdelen: vergroting van innovativiteit, groei van werkgelegenheid en niet-financiële inbreng van de investeerder, zoals zijn netwerk en specifieke kennis. Het systeem is zo ingericht dat de investering altijd een innovatief element moet bevatten voordat een verblijfsvergunning kan worden verleend.

Ik ben voornemens om de toets op de investering te wijzigen en meer te richten op een bijdrage aan de economie in bredere zin. De drie bovengenoemde onderdelen blijven bestaan. Voorwaarde voor het verlenen van een verblijfsvergunning is dat de investeerder op twee van deze drie criteria scoort. Daarbij geldt voor de werkgelegenheidsgroei dat deze ten minste 10 fte’s moet bedragen. De vereiste hoogte van de investering, € 1.250.000, die overigens nauwelijks tot kritiek heeft geleid, wil ik handhaven. Tegenover de afgifte van een vergunning dient een wezenlijke bijdrage aan de Nederlandse economie te staan.

d. Onroerend goed

In de huidige toelatingsregeling is investeren in onroerend goed niet uitgesloten. In de gewijzigde toelatingsregeling wil ik het investeren in onroerend goed voor bewoning uitsluiten. Bij dit soort investeringen bestaat het risico dat de investeerder vooral investeert in zijn eigen bezit. Het doel van de toelatingsregeling is echter dat wordt geïnvesteerd in het Nederlandse bedrijfsleven, waardoor werkgelegenheid en/of innovativiteit wordt vergroot. De inwerkingtredingsdatum van de gewijzigde regeling is 1 juli 2016.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

K.H.D.M. Dijkhoff

Bijlage: Zie het origineel.

Download "TK Wijziging toelatingsregeling buitenlandse investeerders" PDF document | 4 pagina's | 372 kB

Kamerstuk | 08-01-2016

Verantwoordelijk

* Ministerie van Veiligheid en Justitie

Directoraat-Generaal Vreemdelingenzaken

Directie Migratiebeleid

Datum 8 januari 2016

Kenmerk 713814