Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZREIN:2016:4

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2016:4

Datum uitspraak: 18-01-2016

Datum publicatie: 18-01-2016

Zaaknummer(s): 14263

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: De chirurg heeft, ondanks dat in het patientendossier anders staat vermeld, overtuigend uitgelegd dat hij pas vanaf Tweede Kerstdag hoofdbehandelaar is en niet eerder bij de behandeling betrokken was. Aanvaardbaar dat hij niet eerder onderzoek heeft gedaan of heeft ingegrepen, omdat hij mede als reden voor zijn afwachtend beleid heeft aangegeven dat er mogelijk verbetering voor klaagster zou optreden. Ongegrond.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak: 18 januari 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 december 2014 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde [C] te [D]

tegen:

[E]

chirurg

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. J.S.M. Brouwer te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek;

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 2 december 2015 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende:

Op 24 december 2011 heeft klaagster zich bij de huisartsenpost gemeld met verschijnselen van een allergische reactie. Vanwege de verdenking van een anafylactische shock heeft de waarnemend huisarts spuiten adrenaline gegeven. Klaagster is hierna met een recept voor paracetamol naar huis gestuurd. Diezelfde dag heeft klaagster zich weer bij de huisartsenpost gemeld met pijn in haar benen, waarna zij naar de afdeling spoedeisende hulp van het ziekenhuis is doorverwezen voor een consult bij een collega-chirurg van verweerder. Onderzoek liet afsluitingen ter hoogte van de distale aorta en van de kniespleet beiderzijds zien. Klaagster heeft een epiduraalkatheter gekregen en werd in de operatiekamer voorbereid op de reconstructie van het slagaderstelsel (aortabifurcatieprothese), toen de collega's van verweerder zagen dat bij klaagster de benen warmer en de voeten minder wit werden. Van de aortabifurcatieprothese is toen afgezien. Op 25 december 2011 heeft een collega-chirurg van verweerder vastgesteld dat er een acceptabele doorbloeding was en dat er geen indicatie voor acute vaatheelkundige interventie was. Op 26 december 2011 is verweerder bij de behandeling van klaagster betrokken geraakt en is hij hoofdbehandelaar geworden. Verweerder heeft een goede capillary refill van de tenen vastgesteld bij afwezige pulsaties aan beide enkels. Verweerder heeft het afwachtende beleid van zijn collega's voortgezet. Op 27 december 2011 heeft verweerder een bloedvatenonderzoek (angiografie) uitgevoerd en een poging tot een embolectomie gedaan. Hierbij was de trombose op de aortabifurcatie verdwenen, maar werd beiderzijds onder de knie een bijna volledige occlusie van het arteriele vaatstelsel gezien. Herstel bleek echter niet meer mogelijk te zijn en op 1 januari 2012 is bij klaagster aan beide benen een onderbeenamputatie uitgevoerd.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

A) Klaagster verwijt verweerder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld doordat onder zijn verantwoordelijkheid op of vlak na de opname op 24 december 2011 de plaatsing van een aortabifurcatieprothese niet is uitgevoerd c.q. geen behandeling heeft plaatsgevonden. In elk geval is tussen 24 en 27 december 2011 de medische situatie van klaagster niet opnieuw beoordeeld en heeft er geen afdoende en zorgvuldige behandeling plaatsgevonden, als gevolg waarvan de amputatie van de beide onderbenen noodzakelijk was.

B) Voor klaagster is niet te begrijpen dat haar medische situatie op 24, 25 en 26 december 2011 geen reden gaf om in te grijpen en op 27 december 2011 ineens wel. Klaagster begrijpt niet waarom verweerder het bloedvatenonderzoek van 27 december 2011 niet op 26 december 2011 uitgevoerd heeft.

C) Klaagster is van mening dat de amputatie van haar beide onderbenen vermeden had kunnen worden als er op 24 december 2011 een succesvolle reconstructie van het slagaderstelsel had plaatsgevonden.

D) Klaagster is tevens van mening dat het weekend en de feestdagen bijgedragen hebben aan het onzorgvuldig handelen van verweerder en zijn collega's.

4. Het standpunt van verweerder

A) Pas op 26 december 2011 is verweerder betrokken bij de behandeling van klaagster en is hij hoofdbehandelaar geworden. In het patientendossier van klaagster staat dit helaas onjuist vermeld. Verweerder kan niet aansprakelijk gehouden worden voor handelen van zijn collega's voorafgaand aan deze datum.

B) Verweerder heeft op 26 december 2011 de diagnose, aanvullend onderzoek, overwegingen en ingestelde behandeling van zijn collega's overgedragen gekregen. Hij heeft het weloverwogen beleid van zijn collega's voortgezet, omdat zijn eigen bevindingen niet anders waren dan van zijn collega's. Er was geen reden tot acuut operatief ingrijpen, omdat er geen bedreiging van de benen bestond: er was een goede capillary refill van de tenen bij afwezige pulsaties aan beide enkels. Verweerder hoopte op verdere spontane verbetering. Toen er op 27 december 2011 nog steeds geen verandering was opgetreden, was dat reden om te besluiten om een angiografie te laten maken. De nieuwe bevindingen maakten dat verweerder besloot tot een operatieve interventie, aangezien verder afwachten in deze fase geen verbetering zou hebben opgeleverd.

C) Gezien de angiografie van 27 december 2011 was de reconstructie van het slagaderstelsel op 24 december 2011 zinloos geweest, aangezien de aorta op 27 december 2011 volledig open was en de situatie onveranderd was. Een dergelijke operatie was risicovol en had complicaties kunnen geven.

D) Verweerder heeft aangegeven dat het voor de behandeling niet uitmaakt welke dag het is, of dat het een nacht, weekend of feestdag betreft. Er is altijd een vaatchirurg als achterwacht en er kan ook onderzoek, zoals een angiografie of CT-scan, gedaan worden.

5. De overwegingen van het college

Ad A) Verweerder heeft, ondanks dat in klaagsters patientendossier anders staat vermeld, overtuigend uitgelegd dat hij pas vanaf 26 december 2011 hoofdbehandelaar is en niet eerder bij de behandeling betrokken was. Ter zitting is gebleken dat ook bij klaagster hierover geen twijfel bestaat. Het college is daarom van oordeel dat verweerder niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de behandeling van klaagster op 24 en 25 december 2011.

Ad B) Over de stelling van klaagster dat zij niet begrijpt waarom verweerder niet eerder onderzoek heeft gedaan of heeft ingegrepen, merkt het college het volgende op. Het college is van oordeel dat het niet onzorgvuldig van verweerder is geweest om op 26 december 2011 het afwachtende beleid van zijn collega's voort te zetten, nu er geen reden tot acuut operatief ingrijpen was en het beleid weloverwogen was. De tuchtrechter toetst of een hulpverlener, in dit geval de arts, bij het handelen waarover wordt geklaagd is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Het college acht deze beslissing aanvaardbaar, temeer nu verweerder mede als reden voor zijn afwachtend beleid heeft aangegeven dat er mogelijk verbetering voor klaagster zou optreden.

Ad C) Of het uiterst trieste beloop, de amputatie van klaagsters beide onderbenen, anders was geweest wanneer er direct een aortabifurcatie prothese was geplaatst is niet ter beoordeling van het college. Zij toetst slechts het handelen van verweerder in de gegeven omstandigheden.

Ad D) Nu niet is komen vast te staan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld, behoeft dit onderdeel van de klacht geen verdere behandeling.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr.A.H.M.J.F. Pietteals voorzitter, mr.H.P.H. van Griensvenals

lid-jurist,dr. W.F.R.M. Koch,dr. A.N.H. Weelendr. J.H. Wijsmanals leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K.Hoebers-Provoostals secretaris en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016 in aanwezigheid van de secretaris.