Tuchtrecht | Onvoldoende informatie | ECLI:NL:TGZCTG:2016:83

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:83

Datum uitspraak: 11-02-2016

Datum publicatie: 11-02-2016

Zaaknummer(s): c2015.241

Onderwerp: Onvoldoende informatie

Beroepsgroep: Tandarts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen orthodontist. De orthodontist heeft vanwege een diepe beet bij klager een vaste beugel geplaatst. Na twee jaar is de beugel verwijderd. Klager klaagt erover dat verweerder onvoldoende informatie heeft gegeven over de duur van de behandeling en niet heeft verteld dat hij naast de spalk ook een nachtbeugel zou moeten gebruiken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.241 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., orthodontist, werkzaam te D.,

verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 3 oktober 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van 26 mei 2015, onder nummer 14/327T heeft dat College de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

Verweerder heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 december 2015. Klager is verschenen. Verweerder heeft op de dag van de terechtzitting aan de gerechtsbode doorgegeven dat hij verlaat was, waarna het Centraal Tuchtcollege de behandeling van de zaak in afwachting van zijn komst enige tijd heeft aangehouden. Toen verweerder aanzienlijke tijd later nog steeds niet was verschenen, is het Centraal Tuchtcollege met de behandeling van de zaak gestart, waarna verweerder na enkele minuten eveneens ter zitting is verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Klager is in november 2012 door zijn tandarts doorverwezen naar verweerder in verband met het loslaten van zijn spalk.

2.2 Klager heeft een zogenaamde diepe beet. Verweerder heeft op 25 november 2012 een behandelplan opgesteld en met klager besproken. Het behandelplan hield onder meer in de plaatsing van een vaste beugel.

2.3 Verweerder heeft klager aanvankelijk meegedeeld dat de gehele behandeling ongeveer twaalf maanden zou duren. Na ongeveer tien maanden heeft verweerder tegen klager gezegd dat de behandeling ongeveer zes maanden langer zou duren.

2.4 Uiteindelijk is de beugel op 28 november 2014 verwijderd.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

- onvoldoende informatie heeft gegeven over de duur van de behandeling;

- klager niet heeft verteld dat hij naast de spalk ook een nachtbeugel zou moeten gebruiken.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

5.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 Uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, is het college gebleken dat verweerder in overleg met klager heeft gekozen voor een meer uitgebreide behandeling van de orthodontische afwijkingen van klager dan de ter terechtzitting gehoorde deskundige mogelijk had toegepast. Verweerder heeft de keuze voor en de inhoud van het uitgebreide behandelplan, zoals klager ter terechtzitting heeft erkend, evenwel met klager besproken. De omstandigheid dat voor uitgebreide behandeling is geopteerd, komt het college niet onzorgvuldig voor.

Verweerder heeft ter terechtzitting toegelicht dat het behandeltraject langer heeft geduurd dan voorzien. Er was sprake van technische problemen; de beugel ging een aantal malen stuk en moest dan worden gerepareerd en dit geldt ook voor de keramische brackets, waarvoor, in overleg met klager, was gekozen en waarbij hem was verteld dat deze in het algemeen vrij kwetsbaar zijn. Verweerder heeft voorts toegelicht dat hij de duur van de behandeling achteraf bezien te optimistisch heeft ingeschat. Verweerder heeft verder erkend dat de communicatie over de langere duur van de behandeling beter had gekund. Wat betreft de nachtbeugel heeft verweerder ter terechtzitting meegedeeld dat sprake was van voortschrijdend inzicht in die zin dat tijdens de behandeling duidelijk werd dat naast de spalken het gebruik van een nachtbeugel viel aan te bevelen.

Het college is van oordeel dat de communicatie over de langere duur van de behandeling beter, duidelijker en meer pro actief had gekund. Verweerder had in zijn contact met klager op eigen initiatief informatie over de omstandigheid dat het behandeltraject langer zou gaan duren dan was voorzien en over de oorzaken daarvan dienen te verstrekken. De communicatie over de langere duur is evenwel niet zo gebrekkig geweest dat verweerder tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. Het college betrekt daarbij dat verweerder ter terechtzitting verantwoordelijkheid en inzicht in zijn handelen heeft getoond. De communicatie die verweerder aan klager heeft verstrekt over het gebruik van de nachtbeugel is niet onzorgvuldig of onjuist gebleken. Het college acht aannemelijk dat pas gedurende de behandeling duidelijk werd dat - naast spalken - het gebruik van een nachtbeugel door klager viel aan te bevelen. Dat verweerder op dit punt een verwijt treft, is niet gebleken.

5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt".

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet althans onvoldoende gemotiveerd is bestreden. Klager heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Regionaal Tuchtcollege in de beslissing in eerste aanleg de feiten onvolledig heeft weergeven en heeft het Centraal Tuchtcollege verzocht deze aan te passen.

Het Centraal Tuchtcollege heeft in hoger beroep aanvullend de volgende feiten vastgesteld.

Op 29 september 2014 heeft een controleafspraak plaatsgevonden. Verweerder heeft toen aangegeven dat hij niet wist wanneer de beugel eruit zou mogen. Klager heeft op 13 oktober 2014 een klacht ingediendbij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam. Op 28 november 2014 is de beugel verwijderd.

De overige door klager voorgestelde aanvullingen zijn interpretaties of voor de beoordeling niet relevante toevoegingen en worden om deze reden door het Centraal Tuchtcollege niet overgenomen.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager beoogt met zijn beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Klager heeft daartoe (opnieuw) aangevoerd dat verweerder hem niet heeft gewezen op een alternatief (goedkoper) plan dat zich zou beperken tot het probleem waarvoor hij naar verweerder was verwezen, dat verweerder geen duidelijkheid heeft verschaft over (de gevolgen van) het afbreken van de brackets en dat verweerder hem niet tijdig heeft geinformeerd dat de behandeling langer zou gaan duren of dat een nachtbeugel noodzakelijk zou zijn. Het beroep strekt er (impliciet) toe dat de oorspronkelijke klacht op beide onderdelen alsnog gegrond worden verklaard.

4.2 Verweerder heeft in hoger beroep verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van de stukken en de behandeling ter zitting in beroep tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder `5. De overwegingen van het college'van de beslissing in eerste aanleg heeft overwogen, hier over.In aanvulling daarop overweegt het Centraal Tuchtcollege dat verweerder klager op 25 november 2012 een behandelplan voor een vaste beugel met brackets heeft voorgelegd, waarbij verweerder heeft uitgelegd dat keramische brackets weliswaar `mooier' zijn, maar gemakkelijker afbreken en ook duurder zijn dan de sterkere, maar meer zichtbare, metalen brackets. Klager is met het voorgestelde behandelplan akkoord gegaan, waarbij hij bewust voor keramische brackets heeft gekozen en klager is daarop gedurende de behandeling - ook toen de keramische brackets (inderdaad) bij herhaling afbraken - niet uitdrukkelijk teruggekomen. Daar komt nog bij dat de tussentijds afgebroken keramische brackets steeds kosteloos door verweerder zijn vervangen.

4.4 Wat er verder ook zij van verweerders opmerkingen over klagers persoonlijkheid en verdiencapaciteit en voor zover deze opmerkingen al moeten worden opgevat als verweer tegen klagers klacht over de informatieverstrekking, over de duur van de behandeling, dan wel over de communicatie over de nachtbeugel, het Centraal Tuchtcollege komt aan een verdere inhoudelijke boordeling hiervan niet toe, nu de opmerkingen door klager zijn weersproken en door verweerder onvoldoende met feiten en omstandigheden zijn onderbouwd.

4.5 Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de communicatie over de langere duur niet zo gebrekkig is geweest dat verweerder daarvan een tuchtechtelijk verwijt kan worden gemaakt en dat verweerders communicatie over het gebruik van de nachtbeugel niet onzorgvuldig of onjuist is gebleken.Van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid is naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege dan ook geen sprake.

4.6 Dit betekent dat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mr. drs. R. Prakke- Nieuwenhuizen en mr. M. Wigleven, leden-juristen en

drs. H.J. van Iterson en prof. dr. A. Vissink, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2016.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.