Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZRZWO:2016:36

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2016:36

Datum uitspraak: 04-04-2016

Datum publicatie: 04-04-2016

Zaaknummer(s): 294/2015

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Fysiotherapeut

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut betreffende behandeling van klachten na een calcaneusfractuur en rugklachten. klager verwijt verweerder dat hij haar te vroeg en zonder overleg met haar uitbehandeld heeft verklaard. Klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 4 april 2016 naar aanleiding van de op 25 september 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam ingekomen en aan het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgezonden klacht van

A, wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C, fysiotherapeut, werkzaam te B,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift;

- het dossier van klaagster.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in vooronderzoek.

2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het dossier van klaagster) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1973, is op 8 mei 2012 op verwijzing van haar huisarts bij verweerder onder behandeling gekomen vanwege de klachten die zij had ten gevolge van een calcaneusfractuur die zij had opgelopen bij een sprong uit een brandend huis in maart 2012. Het verzoek van de huisarts was : `graag onderzoek, advies en optrainen'.

Klaagster had volgens de intake bij die sprong behalve de calcaneus, twee lumbale wervels en enkele ribben gebroken. Haar beperkingen ten gevolge van de calcaneusfractuur waren volledig. Het hoofddoel van de behandeling was om in een half jaar tot een jaar een volledig herstel te bereiken. Het doel was dat klaagster pijnvrij zou zijn in sport (wandelen/hardlopen) en ADL (schoonmaken).

Bij onderzoek noteerde verweerder dat de voet dik was, en 0% belast mocht worden. Verder noteerde verweerder dat klaagster rondom de hele voet erg gevoelig was, dat er geen specifieke palpatie mogelijk was, dat de voet naar spitsstand neigde met een beperking op ongeveer 80DEG dorsale flexie en dat er een wat dystrofisch beeld was van de voet.

Verweerder noteerde dat hij 35 behandelafspraken verwachtte.

Op 16 mei 2012 noteerde verweerder dat het mobiliseren van de voet beter ging maar dat klaagster meer last had van haar rechterschouder. Klaagster had van de huisarts medicatie gekregen vanwege een bursitis. Verweerder noteerde dat klaagster te veel belastte. Op 23 mei 2012 noteerde verweerder dat klaagster bij de orthopeed was geweest en dat ze de voet volledig mocht gaan belasten.

De volgende afspraken noteerde verweerder telkens dat het beter ging.

Uit het dossier blijkt dat klaagster zo nu en dan teveel deed en dan even pas op de plaats moest maken maar het bleef in grote lijnen beter gaan. Op 26 juni 2012 was klaagster uit eigen beweging zonder krukken gaan lopen en was de voet dikker geworden daarom is die dag geen oefentherapie gegeven. Het looppatroon was een aandachtspunt. Op

28 juni 2012 was de voet weer geslonken en ging het lopen zonder krukken beter. In de maanden daarna ging het met de mobiliteit van de voet en het lopen steeds beter. Op

6 augustus 2012 noteerde verweerder dat de rugklachten steeds meer op de voorgrond kwamen. Verweerder noteerde: `deze week rug losmaken en verder trainen'. In de weken daarna heeft verweerder klaagsters rug behandeld. Op 31 augustus 2012 noteerde verweerder dat klaagster zich vooral zorgen maakte om de rugklachten. In september 2012 bleek dat de klachten die klaagster had in de voet werden veroorzaakt door botsplinters. Verweerder noteerde op 27 september 2012 dat de schroeven in de voet eventueel einde van het jaar verwijderd zouden worden. Op 18 oktober 2012 is de botsplinter, samen met de schroeven, verwijderd. De behandeling bij verweerder was in die periode vooral gericht op de functionaliteit van de rug. Op 10 december 2012 noteerde verweerder dat klaagster weinig klachten had, dat de klachten stabiel waren en dat klaagster weer kon hardlopen. Verweerder noteerde dat klaagster de volgende week nog eenmaal zou komen en dat de behandeling daarna zou worden afgesloten. Dat heeft verweerder op 17 december 2012 ook gedaan. Hij noteerde onder meer `Patienttevredenheid: zeer tevreden' en `bij weer vast zitten van de enkel neemt pt contact op'.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij haar te vroeg en zonder overleg uitbehandeld heeft verklaard en dat hij niets aan haar rugklachten heeft gedaan.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert impliciet aan dat de tegen hem ingediende klacht ongegrond is.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Zoals uit de in rubriek 2 van deze beslissing weergegeven feiten, die zijn gebaseerd op het behandeldossier van verweerder, blijkt stonden aanvankelijk bij de behandeling van klaagster de klachten van de voet op de voorgrond. Klaagster had haar voet ernstig gebroken en bij aanvang van de behandeling was klaagster daardoor erg beperkt. De voet was stijf en klaagster mocht de voet helemaal niet belasten. Al vrij snel, medio mei 2012 werd de voet wat minder stijf en ging het wat beter. Klaagster belastte de voet soms te veel, dan moest ze weer even pas op de plaats houden, en daarna ging het dan weer beter. In juni 2012 is klaagster zonder krukken gaan lopen. Het looppatroon was een aandachtspunt. Het lopen ging daarna steeds beter. Echter nu kwamen de rugklachten van klaagster meer op de voorgrond. Verweerder heeft vervolgens ook de rugklachten van klaagster, blijkens het dossier, behandeld door de rug los te maken en te trainen.

In de weken erna ging het steeds beter. Klaagster had weinig klachten en ze kon weer hardlopen. Verweerder heeft de week erna terecht de behandeling afgesloten. Verweerder heeft in het voorlaatste consult de beeindiging aangekondigd, heeft in het laatste consult laten weten dat klaagster bij klachten terug kon komen en klaagster heeft haar tevredenheid geuit. Dat klaagster daarna weer door een fysiotherapeut is behandeld doet aan het oordeel van het college niet af.

De conclusie is dan ook dat verweerder naast de voet van klaagster ook de rug van klaagster heeft behandeld en dat hij op zorgvuldige wijze naar beeindiging van de behandeling heeft toegewerkt. De klacht dient daarom te worden afgewezen.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, J.M. Uijen en S.E. Dekker, leden-fysiotherapeuten, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 4 april 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.