Een ree met een pruik op

Een ree met een pruik op

Capreolus Polycoros (uit: `Monstrorum historia' door Ulisse Aldrovandi, 1642)Een natuur- en cultuurhistorische column

We geven het toe: ook wij hebben wel eens de bokkenpruik op. Ontstemd en slecht gehumeurd worstelen we ons dan de dag door.

In het boek `Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden' van dr. F.A. Stoett staat uitgelegd dat de uitdrukking `de bokkenpruik op hebben' uit de pruikentijd stamt. Als je pruik niet goed zat, dus scheef en slordig, 'dan merkte men dat aan als een kenteeken van onverschilligheid, norschheid, ontevredenheid, de stemming van een bok'. Stoett overleed trouwens in 1936 in Nijmegen.

Nu lijkt het erop dat de uitdrukking al voor de pruikentijd (de 18e eeuw) bestaan zou kunnen hebben. Het schijnt namelijk dat de bok van de Nederlandse landgeit - tegenwoordig een zeldzaam huisdierras dat in de 16e eeuw al bestond - van nature een bokkenpruik heeft. Maar ook de reebok kan een `pruik' hebben.

Een zogeheten pruikengewei ontstaat door een verstoring in de hormoonhuishouding. Een reebok die gecastreerd is of door een ongeluk beschadigde testikels heeft, maakt te weinig testosteron aan, waardoor het gewei kan gaan woekeren. Slecht nieuws voor de bok. Niet alleen is hij zijn mannelijkheid kwijt: het ongeremd doorgroeien van het gewei kan leiden tot ontstekingen en zelfs de dood tot gevolg hebben.

In 1642 werd het boek `Monstrorum Historia' uitgegeven, van de hand van de Italiaan Ulisse Aldrovandi (1522-1605). In dit boek staan mythische- en fantasiewezens beschreven en afgebeeld, bijvoorbeeld saters, de chimaera, de harpij of een man met een hondenkop. Sommige beschrijvingen zijn minder aan de fantasie ontsproten, zoals Siamese tweelingen en diverse misvormingen bij mens en dier. Je vindt er ook een Capreolus Polycoros: een ree met een woekerend gewei. Een beetje fantasievol uitgebeeld, dat wel, maar hoogstwaarschijnlijk gebaseerd op een authentieke waarneming van een pruikenbok, ofwel een ree met een pruikengewei.

Aldrovandi was trouwens geen onverdienstelijk wetenschapper. Hij stichtte een botanische tuin in Bologna die nog steeds bestaat en schreef onder meer elf kloeke delen over zooelogie. Linnaeus noemde hem zelfs de vader van de natuurhistorische wetenschap.

Ulisse Aldrovandi (schilderij van Agustino Carracci, 1557-1602)In de 16e eeuw was het trouwens niet ongewoon dat wetenschap en mythologie door elkaar liepen in het onderwijs en in publicaties. Men baseerde zich vaak nog op bronnen als de Bijbel en de overgeleverde kennis uit de Griekse en Romeinse oudheid. Vaak werd wat bijvoorbeeld Aristoteles over een onderwerp geschreven had, meer serieus genomen dan wat een onderzoeker uit eigen waarneming noteerde.

Pas in de 18e eeuw is de moderne opvatting dat wetenschap gebaseerd moet zijn op eigen observatie en experiment gemeengoed geworden. Daarmee zijn we weer terug in de pruikentijd. En kijk eens goed naar het portret van Aldrovandi hiernaast. Vrolijk kijkt hij niet, dus wie weet heeft hij de bokkenpruik op, maar hij leefde duidelijk nog voor de pruikentijd.

Veel informatie over deze onderwerpen is op internet te vinden. Op www.dnbl.org vindt u informatie over Stoett. De Engelstalige Wikipedia heeft een artikel over Aldrovandi. Zijn boek `Monstrorum Historia' is door diverse universiteiten gedigitaliseerd en online gezet. De Nederlandse landgeit heeft een Wikipedia-artikel en wie meer wil weten over reeen kan niet om www.over-reeen.nl heen.

Tekst: Rik Jaspers

Foto's: afbeelding Capreolus Polycoros (uit: `Monstrorum historia' door Ulisse Aldrovandi, 1642) & schilderij van Ulisse Aldrovandi (door Agustino Carracci, 1557-1602)

Gepubliceerd op 6 april 2016